ECLI:NL:RBNHO:2016:255

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
14 januari 2016
Publicatiedatum
14 januari 2016
Zaaknummer
C/15/236353/FA RK 15-7593
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging van voorlopige voorzieningen in een familiezakenprocedure met betrekking tot partnerbijdrage en kinderbijdrage

In deze zaak heeft de rechtbank Noord-Holland op 14 januari 2016 een beschikking gegeven in een familiezakenprocedure, waarin de man verzocht om wijziging van de eerdere beschikking van 19 november 2015 met betrekking tot de partnerbijdrage en kinderbijdrage. De man stelde dat zijn netto besteedbaar inkomen (NBI) lager was dan door de rechtbank was vastgesteld en dat de vrouw, die een WAZO-uitkering ontving, geen behoefte had aan de partnerbijdrage. De rechtbank heeft de zaak behandeld op 7 januari 2016, waarbij de man niet aanwezig was, maar zijn advocaat wel. Na de mondelinge behandeling heeft de man op 13 januari 2016 nadere stukken ingediend.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de vrouw per 14 december 2015 een WAZO-uitkering ontvangt, wat een wijziging van omstandigheden betekent. De rechtbank heeft de partnerbijdrage herberekend op basis van het huidige inkomen van de vrouw, wat resulteert in een resterende behoefte aan een bijdrage van € 318,00 netto per maand, gebruteerd € 501,00 per maand. De rechtbank heeft de man verplicht om dit bedrag te betalen, met ingang van 14 december 2015. De eerdere beschikking van 19 november 2015 blijft voor het overige in stand. De rechtbank heeft het meer of anders verzochte afgewezen en verklaarde dat tegen deze beschikking geen rechtsmiddel openstaat.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Sectie Familie & Jeugd
locatie Alkmaar
wijziging voorlopige voorzieningen
zaak-/rekestnr.: C/15/236353 / FA RK 15-7593
beschikking van de enkelvoudige kamer voor familiezaken van 14 januari 2016
in de zaak van:
[naam man],
wonende te Rotterdam,
hierna mede te noemen: de man,
advocaat: mr. H.F.A. Notenboom, kantoorhoudende te Rotterdam,
-- tegen --
[naam vrouw],
wonende te Abbekerk, gemeente Medemblik,
hierna mede te noemen: de vrouw,
advocaat: mr. A.I. Lunshof, kantoorhoudende te Zwaag.

1.Verloop van de procedure

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift, met bijlagen, van de man, ingekomen op 15 december 2015;
-de berichten, met bijlagen, van de advocaat van de vrouw, ingekomen op 12 november 2015, 5 januari 2016 en 6 januari 2016;
- de berichten, met bijlagen van de advocaat van de man, ingekomen op 29 december 2015, 30 december 2015, 6 januari 2016 en 7 januari 2016.
1.2
De behandeling van de zaak heeft plaatsgevonden op de zitting van 7 januari 2016 in aanwezigheid van mr. H.F.A. Notenboom namens de man en de vrouw, bijgestaan door mr. A.I. Lunshof. De man is niet verschenen.
1.3
Na de mondelinge behandeling heeft de man op 13 januari 2016 nadere stukken ingediend.

2.Verzoek

2.1
De man verzoekt wijziging van de beschikking van deze rechtbank van 19 november 2015 (C/15/232408/FA RK 15-5689) voor zover deze betrekking heeft op de kinderbijdrage en de partnerbijdrage. In die procedure betreffende voorlopige voorzieningen is de kinderbijdrage bepaald op € 250,00 per maand en de partnerbijdrage op € 935,00 per maand.
2.2 De man voert daartoe aan dat de omstandigheden na de dagtekening van de beschikking waarvan wijziging wordt verzocht in zodanige mate zijn gewijzigd en dat de rechtbank bij het geven van de beschikking in zodanige mate van onjuiste of onvolledige gegevens is uitgegaan dat deze beschikking niet in stand kan blijven.
Daartoe heeft de man gesteld dat de rechtbank ten onrechte is uitgegaan van een netto besteedbaar inkomen (NBI) van de man van € 2.716,35 per maand. De rechtbank heeft dit op grond van overgelegde loonstroken van juli, augustus en september 2015 vastgesteld. De man heeft in die periode echter incidentele toeslagen ontvangen waar geen rekening mee had mogen worden gehouden. Het betreffen namelijk geen permanente inkomsten. De man komt zelf uit op een NBI van € 2.507,83. Ten aanzien van de kinder- en partnerbijdrage heeft de man dezelfde stelling ingenomen als tijdens de voorlopige voorzieningen. Kort en goed komt dat voor wat betreft de partnerbijdrage er op neer dat de vrouw geen behoefte heeft, omdat zij zowel voor als tijdens het huwelijk heeft gewerkt. Zij kan daarom in staat geacht worden in haar eigen levensonderhoud te voorzien. De rechtbank heeft ten onrechte gesteld dat de vrouw vanaf haar zwangerschapsverlof geen inkomen heeft. De vrouw heeft recht op een WAZO-uitkering. Dat de vrouw die niet heeft aangevraagd, dient voor haar eigen rekening en risico te komen. De resterende behoefte van de vrouw bedraagt dan maximaal € 291,00 per maand. Voorts dient te worden aangesloten bij de daadwerkelijke behoefte van de vrouw.

3.Verweer

De vrouw heeft ter zitting verweer gevoerd en gesteld dat de man niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in zijn verzoek, omdat de grondslag voor het verzoek ontbreekt.

4.Beoordeling4.1 Op grond van artikel 824 lid 2 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) kan op verzoek van de echtgenoten of van één van hen een beschikking worden gewijzigd of ingetrokken, indien de omstandigheden na de dagtekening van de beschikking in zodanige mate zijn gewijzigd of indien bij het geven van de beschikking in zodanige mate van onjuiste of onvolledige gegevens is uitgegaan, dat, alle betrokken belangen in aanmerking genomen, de voorziening niet in stand kan blijven.

4.2
De rechtbank stelt voorop dat niet bij elke onjuistheid of onvolledigheid wijziging van de voorziening mogelijk is. Uit de wetsgeschiedenis blijkt dat het daarbij moet gaan om evidente, zeer sprekende gevallen en dat de wetgever een eventuele wijzigingsmogelijkheid aan een streng criterium heeft willen binden. Zou dit anders zijn, dan zou een verzoek tot wijziging van voorlopige voorzieningen kunnen worden gebruikt om een verzuim te herstellen of zou een verkapt hoger beroep mogelijk zijn.
4.3
De vraag die thans ter beantwoording voorligt, is of sprake is van een situatie als bedoeld in artikel 824 lid 2 Rv.
4.4
De man heeft in de stukken aangevoerd dat sprake is van gewijzigde omstandigheden. Hij heeft echter nagelaten deze stelling te onderbouwen.
4.5
De man heeft voorts gesteld dat de rechtbank bij het geven van de voorlopig voorzieningen is uitgegaan van onjuiste of onvolledige gegevens. De rechtbank is van oordeel dat de door de man daartoe aangevoerde punten alsmede de overgelegde stukken reeds bekend waren dan wel geen wijziging opleveren als bedoeld in voornoemd artikel. Op deze grond kan hetgeen de man heeft aangevoerd dan ook niet leiden tot het door hem verzochte.
4.6
De rechtbank stelt evenwel het volgende vast.
In de beschikking van de rechtbank van 19 november 2015 is de rechtbank er op grond van de door de vrouw verstrekte informatie vanuit gegaan dat zij vanaf 6 december 2016 geen inkomsten uit arbeid meer zou hebben. De rechtbank heeft daarom in die procedure de behoefte gelijkgesteld aan de behoeftigheid.
Tijdens de zitting in deze procedure zijn de stukken besproken die zijdens de vrouw de dag voor de zitting aan de rechtbank zijn toegestuurd. Daaruit blijkt dat de vrouw met ingang van 14 december 2015 een WAZO-uitkering ontvangt. Blijkens de overgelegde brief van het UWV en de bijbehorende uitkeringsspecificatie ontvangt de vrouw in dat kader een dagloon van € 51,28 bruto. Gelet op het gemiddelde aantal werkbare dagen per maand (21,75) bedraagt het bruto maandinkomen van de vrouw € 1.115,00 bruto per maand, oftewel
€ 894,00 netto per maand. Hierdoor beschikt de vrouw dus per 14 december 2015 over eigen inkomsten. Deze wijziging is naar het oordeel van de rechtbank een wijziging als bedoeld in artikel 824 lid 2 Rv.
De rechtbank zal de partnerbijdrage daarom herberekenen, in die zin, dat in de berekening van de beschikking van 19 november 2015 rekening zal worden gehouden met het huidige inkomen van de vrouw. De behoefte van de vrouw bedraagt zoals vastgesteld € 1.212,00 netto per maand. Hierop dient het huidige inkomen van de vrouw in mindering te worden gebracht. De resterende behoefte aan een bijdrage bedraagt derhalve (€ 1.212,00 minus
€ 894,00=) € 318,00 netto per maand, gebruteerd € 501,00 per maand. Gezien de beschikking van 19 november 2015, die voor het overige in stand zal worden gelaten, is de man in staat dit bedrag te betalen.
4.7
Nu de vrouw met ingang van 14 december 2015 een WAZO-uitkering ontvangt, zal de rechtbank de ingangsdatum op 14 december 2015 bepalen.

5.Beslissing

De rechtbank:
5.1
Bepaalt, met dienovereenkomstige wijziging van de beschikking van deze rechtbank van 19 november 2015, de door de man met ingang van 14 december 2015 te betalen bijdrage in het levensonderhoud van de vrouw op € 501,00 per maand, bij vooruitbetaling te voldoen.
5.2
Wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. M.E. Allegro, rechter, in tegenwoordigheid van H.M. Zonneveld, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 14 januari 2016.
Tegen deze beschikking staat geen rechtsmiddel open.