ECLI:NL:RBNHO:2016:2847

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
6 april 2016
Publicatiedatum
11 april 2016
Zaaknummer
3731456 CV EXPL 15-4
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
  • P.G. Vroom
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van facturen en reconventionele vordering tot schadevergoeding in een overeenkomst van opdracht

In deze zaak heeft eiser [X] een vordering ingesteld tegen gedaagde [Y] tot betaling van openstaande facturen voor werkzaamheden aan de woning van [Y]. De werkzaamheden zijn uitgevoerd in opdracht van [Y], die een bedrag van ongeveer € 30.000,- heeft voldaan, maar een aantal facturen ter waarde van € 6.430,- heeft betwist. [Y] heeft aangevoerd dat er geen getekende offerte was voor bepaalde werkzaamheden en dat de kwaliteit van het geleverde werk niet aan de verwachtingen voldeed. Na een comparitie van partijen heeft de kantonrechter de zaak beoordeeld.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat er sprake is van een overeenkomst van opdracht en dat [X] in beginsel recht heeft op betaling voor de geleverde diensten. De rechter heeft de vordering in conventie toegewezen tot een bedrag van € 3.690,-, waarbij de proceskosten zijn gecompenseerd. In reconventie heeft [Y] een vordering ingesteld tot schadevergoeding, maar deze vordering is deels afgewezen. De kantonrechter heeft geoordeeld dat [Y] niet voldoende onderbouwd heeft aangetoond dat de overeenkomst buitengerechtelijk was ontbonden en dat [X] aansprakelijk was voor de schade. De vordering tot schadevergoeding voor schilderkosten van € 998,52 is wel toegewezen. De uitspraak is gedaan door mr. P.G. Vroom op 6 april 2016.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Afdeling Privaatrecht
Sectie Kanton - locatie Alkmaar
zaak/rolnr.: 3731456 CV Expl 15-4
Uitspraakdatum: 6 april 2016
Vonnis in de zaak van:
[naam] , H.O.D.N. [naam x]
wonende en zaakdoende te [plaats]
eisende partij in conventie
verwerende partij in reconventie
verder ook te noemen: [X]
gemachtigde: mr. R.H. Kuiper, advocaat te Zoetermeer
tegen
[Naam]
wonende te [woonplaats]
gedaagde partij in conventie
eisende partij in reconventie
verder ook te noemen: [Y]
gemachtigde: mr. J.J. Kunst, advocaat te Hoorn.

1.Het procesverloop

[X] heeft in conventie een vordering ingesteld, zoals omschreven in de dagvaarding d.d. 24 december 2014.
[Y] heeft bij antwoord verweer gevoerd en een reconventionele vordering ingesteld.
Na beraad heeft de kantonrechter een comparitie gelast, die is gehouden op 23 september 2015, in aanwezigheid van partijen en hun gemachtigden.
Van deze comparitie heeft de griffier aantekeningen gehouden.
De inhoud van de processtukken geldt als hier ingelast.
Ten slotte is uitspraak bepaald en nader vastgesteld op heden.

2.De vaststaande feiten

In conventie en in reconventie
2.1. [X] heeft in opdracht van [Y] werkzaamheden verricht aan de woning van [Y] gelegen aan de [adres] .
2.2.Voor de werkzaamheden heeft [X] aan [Y] facturen gezonden. [Y] heeft een bedrag van ongeveer € 30.000,- voldaan.
2.3.Een vijftal facturen heeft [Y] niet voldaan. Hert gaat hierbij om de volgende facturen:
1.1 juni 2014, factuur F-2014-515, € 250,-, betreft keukenkasten;
2.19 juni 2014, factuur F-2014-518, € 1.190,-, betreft keukenlades;
3.19 juni 2014, factuur F-2014-519, € 150,-, betreft ladegeleiders badkamer;
4.30 juli 2014, factuur F-2014-526, € 1.250,00, betreft ombouwkast;
5.30 juli 2014, factuur F-2014-527, € 3.590,00, betreft keuken.
In totaal gaat het om een bedrag van € 6.430,00.
2.4.Bij e-mail bericht van 7 augustus 2014 heeft [Y] aan [X] laten weten de facturen te betwisten. Onder meer stelt [Y] in dat bericht dat er geen getekende offerte aanwezig is voor de ombouw van de koelkast in de keuken. Verder is [Y] niet tevreden over het resultaat wegens gaten in de muur en de gebruikte houtsoorten. Ook over de keukenfronten die door [X] zijn aangebracht stelt [Y] zich op het standpunt dat daarvoor nooit een offerte is ontvangen. Daarnaast meent [Y] dat [X] tijdens de werkzaamheden schade heeft veroorzaakt aan het interieur van de woning.
2.5.Bij brief van 25 augustus 2014 heeft [X] de argumenten van [Y] weersproken en op betaling aangedrongen.
2.6.Op 31 augustus 2014 heeft [Y] nogmaals laten weten de facturen te betwisten.
2.7.Nadat partijen nog reacties over en weer hebben gezonden heeft [Y] bij brief van zijn gemachtigde van 15 september 2014 aan [X] gemeld dat hij de overeenkomst als ontbonden beschouwt.
2.8.In een later stadium heeft [Y] zich beroepen op ondeugdelijk werk en door [X] veroorzaakte schade aan de woning van [Y] .
2.9.Betaling van de hiervoor bedoelde door [X] gezonden facturen is, ook nadat partijen al dan niet via hun gemachtigden hebben gecorrespondeerd, uitgebleven.

3.Het geschil

In conventie.
3.1. [X] vordert bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, veroordeling van [Y] tot betaling van een bedrag ad € 7.126,50, zijnde de hoofdsom ad € 6.430,00 vermeerderd met buitengerechtelijke kosten ad € 696,50,00, en vermeerderd met wettelijke rente, met veroordeling van [Y] in de kosten van de procedure.
3.2.Volgens [X] heeft [Y] voor alle door [X] uitgevoerde werkzaamheden, in ieder geval mondeling, opdracht gegeven, zijn de werkzaamheden naar behoren uitgevoerd en heeft [X] geen schade veroorzaakt die voor haar rekening komt.
3.3. [Y] heeft de vordering bestreden. Volgens hem ontbreken opdrachten voor in ieder geval een deel van de werkzaamheden, zijn werkzaamheden niet goed uitgevoerd en heeft [X] schade aan de woning veroorzaakt.
In reconventie.
3.4. [Y] stelt een reconventionele vordering in. Hij stelt zich op het standpunt dat de overeenkomst met [X] inmiddels buitengerechtelijk is ontbonden, welke omstandigheid hem, in ieder geval voor een gedeelte, van zijn betalingsverplichting ontslaat.
3.5. [Y] vordert, samengevat,
verklaring voor recht dat de overeenkomst met [X] gedeeltelijk, wat betreft de werkzaamheden aan de keuken, de vloeren, de traptreden en de voordeur, buitengerechtelijk is ontbonden en dat [X] aansprakelijk is voor de schade die [Y] ter zake heeft gelden (I en II);
Veroordeling van [X] tot vergoeding van schade aan [Y] (III);
Veroordeling van [X] tot betaling aan [Y] van een bedrag van € 998,52 ter zake van schilderkosten; (IV)
Veroordeling van [X] tot betaling aan [Y] van een bedrag van € 1.698.30 ter zake van traptreden; (V)
Veroordeling van [X] tot betaling aan [Y] van een bedrag van € 1.7737,50 ter zake van de witte vloeren; (VI)
Veroordeling van [X] tot betaling aan [Y] van een bedrag van € 220,00 ter zake van de voordeur; (VII);
Veroordeling van [X] tot betaling van herstelkosten; (VIII).
De vorderingen V tot en met VIII ingevolge een ongedaanmakingsverplichting aan de zijde van [X] in verband met de (gedeeltelijke) buitengerechtelijke ontbinding van de overeenkomst.
3.6.Op zijn beurt heeft [X] de vordering in reconventie bestreden.
3.7.De wederzijdse standpunten van partijen zullen hierna worden besproken en gewogen.

4.De beoordeling

In conventie en in reconventie.
4.1.Partijen zijn tijdens de comparitie overeengekomen dat gelet op de gecompliceerdheid van de zaak en de gerede kans dat ter zake van de over en weer ingestelde vorderingen uitvoerige bewijsvoering noodzakelijk zal zijn, terwijl aan de andere kant het belang betrekkelijk gering is, de kantonrechter op grond van artikel 96 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering zal oordelen, waarbij partijen zich het recht van hoger beroep voorbehouden.
4.2.Uit de feiten moet worden afgeleid dat ter zake sprake is van een overeenkomst van opdracht tussen partijen.
Die overeenkomst is, voor zover hier in geding, kennelijk in regie uitgevoerd door [X] .
Daarmee hebben partijen een, juridisch gezien, onzeker pad betreden, wanneer dat wordt afgezet tegen een overeenkomst van aanneming van werk tegen een vaste aanneemsom gebaseerd op een voldoende geconcretiseerd bestek, eventueel met stelposten en meerwerkbriefjes.
Bij de beoordeling van het onderhavige geschil dient tevens in het oog te worden gehouden dat de werkzaamheden (voor een deel) hebben bestaan uit renovatie van een verouderde bestaande inrichting, waarbij gaandeweg en bij voortschrijdend inzicht de handelwijze ten aanzien van de aangetroffen situatie mede de contractuele relatie van partijen beheerste.
Tegen die achtergrond zal hierna worden overgegaan tot beoordeling van de verschillende onderdelen van de over en weer ingestelde vorderingen.
In conventie.
4.3.
1.De keukenkasten.
[Y] heeft aan [X] laten weten “geen goed gevoel” te hebben bij de werkzaamheden ten aanzien van de keukenkasten. Dit is onvoldoende om niet tot betaling over te moeten gaan. (+ € 250,00)
2.De keukenlades.
[Y] heeft erkend (bij brief van 31 augustus 2014, dat deze post nog open stond en deze moet dus worden betaald. (+ 1.190,00). Zie wel hierna onder 5. “De keuken.”
3.Ladegeleiders badkamer.
Volgens [Y] functioneren de geleiders niet naar behoren en horen de werkzaamheden bij het opknappen van de badkamermeubels, waarvoor al betaald is.
Dat standpunt is niet onredelijk. Indien opdracht wordt gegeven voor het opknappen van badkamermeubels ligt het voor de hand dat de ladegeleiders daarin begrepen zijn. (- € 150,00).
4.De ombouwkast.
Volgens [Y] heeft hij hiertoe geen uitdrukkelijke opdracht gegeven.
Zoals hiervoor echter al overwogen wordt de contractuele verhouding van partijen mede bepaald door hetgeen ter plekke tijdens de renovatie wordt aangetroffen. Een ombouw van een koelkast in een bestaande keuken komt niet ongewoon voor. Indien [Y] het niet eens was met het resultaat had hij [X] de uitdrukkelijke gelegenheid moeten geven voor herstel, waarvan niet is gebleken. (+ € 1.250,00).
5.De keuken.
Niet in geding is dat wat betreft de keuken het gebruikte hout is gaan werken, respectievelijk krom gaan trekken. Volgens [X] heeft zij overeenkomstig hout gebruikt aan het reeds bestaande en dat eventuele werking is te wijten aan vocht, respectievelijk lekkages. Dat laatste gaat niet op. Van een keuken mag worden verwacht dat zij tot op redelijke hoogte bestand is tegen vocht. Nu het hout wel aanmerkelijk is gaan werken moet ervan worden uitgegaan dat er ondeugdelijke materialen zijn gebruikt. Uiteraard zullen er ook onderdelen zijn waaraan geen onvolkomenheden kleven. Die laatsten worden in alle redelijkheid begroot op € 1.000,00. (+ € 1.000,00).
4.4.Vorenstaande komt erop neer dat de vordering in conventie zal worden toegewezen tot een bedrag van € 3.690,00 (€ 250,00 + € 1.190,00 + € 1.250,00 + € 1.000,00).
4.5.Nu partijen over en weer in het gelijk en ongelijk worden gesteld zullen de proceskosten worden gecompenseerd, op de wijze als hierna gemeld. Dat laatste geldt ook voor de door [X] gevorderde buitengerechtelijke kosten.
In reconventie.
4.6.Volgens [Y] is de overeenkomst tussen partijen reeds bij brief van 14 september 2014 ontbonden en is hij daardoor ontslagen van zijn betalingsverplichtingen jegens [X] en dient [X] bovendien is de vorm van een ongedaanmakingsverplichting diverse reeds door [Y] betaalde bedragen terug te betalen en voorts dient [X] de schade van [Y] te vergoeden.
4.7.Wat betreft de gepretendeerde ontbinding gaat het standpunt van [Y] niet op.
Artikel 6:265 BW bepaalt dat iedere tekortkoming van een partij in de nakoming van een van haar verbintenissen aan de wederpartij de bevoegdheid geeft om de overeenkomst geheel of gedeeltelijk te ontbinden. Overigens mag de tekortkoming niet te gering zijn en moet als zodanig de ontbinding wel kunnen rechtvaardigen. Bovendien moet de nakoming blijvend of tijdelijk onmogelijk zijn of moet de wederpartij ‘in verzuim’ zijn. Van verzuim is sprake wanneer de wederpartij in gebreke is gesteld en niet binnen redelijke termijn alsnog nakomt, de wederpartij zelf aangeeft niet (juist of tijdig) na te zullen komen of fatale termijnen zijn overschreden.
4.8.Vast staat dat partijen hebben gecorrespondeerd omtrent de kwaliteit van het door [X] verrichte werk. Maar het had op de weg van [Y] gelegen [X] uitdrukkelijk in gebreke te stellen, haar een termijn van herstel te gunnen en verzuim aan te kondigen. Van dat alles is niet gebleken. De vorderingen waar het betreft de ongedaanmakingsverplichtingen (V tot en met VIII) stranden op dit gegeven, hetgeen in het verlengde daarvan mede geldt voor de vorderingen onder I en II.
4.9.De vordering onder III strandt op het feit dat deze onvoldoende is onderbouwd.
4.10.Blijft over de vordering onder IV, € 998,52 ter zake van schilderkosten.
Deze vordering zal worden toegewezen. Niet in geschil is dat er vlekken en/of andere schadeposten zijn aan het interieur van de woning van [Y] ten gevolge van de werkzaamheden van [X] . Partijen wijzen naar elkaar(s) verzekeraar, maar vast staat dat [X] de aansprakelijke partij is. Of zij de schade kan verhalen bij haar verzekeraar is een omstandigheid waar [Y] buiten staat. (+ € 998,52).
4.11.Ook hier geldt:
nu partijen over en weer in het gelijk en ongelijk worden gesteld zullen de proceskosten worden gecompenseerd, op de wijze als hierna gemeld.

5.De beslissing

De kantonrechter:
Onder voorbehoud van beide partijen tot het instellen van hoger beroep.
In conventie.
Veroordeelt [Y] om aan [X] tegen kwijting te betalen € 3.690,00, te vermeerderen met de wettelijk rente vanaf de dag der dagvaarding zijnde 22 december 2014 tot de dag van betaling.
Verklaart deze veroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Wijst af hetgeen meer of anders is gevorderd.
Compenseert de kosten van het geding in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
In reconventie.
Veroordeelt [X] om aan [Y] tegen kwijting te betalen € 998,52.
Verklaart deze veroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Wijst af hetgeen meer of anders is gevorderd.
Compenseert de kosten van het geding in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.G. Vroom, kantonrechter, bijgestaan door de griffier en op 6 april 2016 in het openbaar uitgesproken.
De griffier
De kantonrechter