6.2.Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sanctie die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich tweemaal schuldig gemaakt aan diefstal en daarnaast aan een diefstal in vereniging met verbreking. Dat zijn ergerlijke feiten, waarbij de slachtoffers naast het feit dat zij schade lijden, ook tijd kwijt zijn voor het doen van aangifte en kosten moeten maken.
Voorts heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan meerdere bedreigingen van verschillende personen te weten zijn moeder, haar vriend, een familielid en hulpverlener. Zijn moeder heeft hij ook mishandeld. Tenslotte is een politieambtenaar beledigd.
Bedreiging levert voor slachtoffers een angstige situatie op. Uit het dossier blijkt dat de moeder van verdachte bang voor hem is.
Mishandeling vormt een inbreuk op de lichamelijke integriteit van de persoon en is extra verwijtbaar wanneer het slachtoffer een direct familielid is, in dit geval de moeder van verdachte. Het is een ernstig feit dat bij slachtoffers gevoelens van onveiligheid en vaak ook emotionele schade teweegbrengt.
Met de belediging van een ambtenaar in functie heeft verdachte inbreuk gemaakt op de integriteit van een politieambtenaar. Zijn handelen getuigt eveneens van een gebrek aan respect voor de politie.
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op het op naam van de verdachte staand Uittreksel Justitiële Documentatie, gedateerd 29 februari 2016, waaruit blijkt dat de verdachte reeds eerder ter zake van vermogens- en geweldsmisdrijven is veroordeeld.
Dit heeft de verdachte er kennelijk niet van kunnen weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen.
Voorts bevinden zich in het strafdossier diverse reclasseringsrapportages waaronder ook afloopberichten inzake voortijdige beëindiging van het toezicht. Veelal is het toezicht niet van de grond gekomen. De rechtbank zal in dit verband enkele rapportages aanhalen.
Het psychologisch rapport gedateerd 23 september 2015, opgesteld door [naam] , GZ-psycholoog, houdt onder meer het volgende in:
De psycholoog constateert een zorgelijk beeld en een zorgelijke ontwikkeling. Betrokkene maakt een boze en wat onverschillige indruk, daaronder lijkt een kwetsbare, meer angstige jongen die zich een houding aan heeft gemeten waarvan hij denkt dat die hem het beste beschermt. De huidige instabiele en weinig begrenzende situatie van betrokkene maakt het vermoedelijk lastig voor hem om zich aan de gemaakte onderzoek afspraken te houden.
Het over verdachte uitgebrachte voorlichtingsrapport, gedateerd 2 november 2015, opgesteld door [naam] , verbonden aan GGZ Palier Haarlem, houdt onder meer het volgende in.
Betrokkene heeft een problematische jeugd gehad en in diverse instellingen verbleven (o.a. via OTS en MUHP), heeft een beperkt werk- en denkniveau en er is sprake van ernstige psychische problematiek die nader onderzocht moet worden. Verder is sprake van een slechte sociale integratie. Betrokkene is beïnvloedbaar en wordt volgens moeder en hemzelf regelmatig misbruikt door andere jongeren om delicten te plegen. Betrokkene loopt op vrijwel alle vlakken vast en is zeer wisselend in zijn emoties.
Geadviseerd wordt het adolescentenstrafrecht toe te passen, verdachte een deels voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen met bijzondere voorwaarden (meldplicht, behandelverplichting, opname in een instelling voor begeleid wonen of maatschappelijk opvang, andere voorwaarden het gedrag van veroordeelde betreffende zoals verdiepingsdiagnostiek, dagbesteding en materieel juridische dienstverlening) en het vonnis dadelijk uitvoerbaar te verklaren.
Gezien het gevaarsrisico en de hoge kans op recidive, acht de reclassering het van belang dat er direct gestart wordt met de uitvoering van toezicht op de bijzondere voorwaarden en wordt de rechtbank verzocht deze dadelijk uitvoerbaar te verklaren.
Het over verdachte uitgebrachte voorlichtingsrapport, gedateerd 8 maart 2016, opgesteld door [naam] , verbonden aan GGZ Reclassering Palier Haarlem, houdt onder meer het volgende in.
Op 14 augustus 2015 is het schorsingstoezicht gestart bij GGZ Palier Zaandam. Op 31 december 2015 is die schorsing opgeheven en is betrokkene in J.J.I. De Hunnerberg geplaatst. Op 8 februari 2016 is betrokkene direct in vrijheid gesteld en op 26 februari 2016 is betrokkene weer aangehouden in verband met verdenking van de onder parketnummer 15/800094-16 ten laste gelegde strafbare feiten. De jeugdreclassering maakt zich zorgen om de toekomst van betrokkene. Betrokkene lijkt hulpverlening te mijden. Hierdoor is tot op heden geen specialistische hulp ingezet. Uit eerdere diagnostiek komt naar voren dat er sprake is van een reactieve hechtingsstoornis, een post traumatische stressstoornis wat zich uit in een verhoogde prikkelbaarheid, extreme spanning bij prikkels en herbelevingen. Betrokkene gebruikt inmiddels geen harddrugs meer, maar nog wel dagelijks cannabis. De reclassering acht het van belang dat er hernieuwd diagnostiek wordt gedaan alvorens een passend plan van aanpak kan worden opgesteld.
Op 30 maart 2016 is door [naam] van de William Schrikker Groep Jeugdreclassering (hierna: WSG) een beknopt rapport opgesteld ten behoeve van de zitting.
Verdachte is op 10 maart 2016 geschorst onder voorwaarden. Verdachte lijkt baat te hebben bij duidelijke en strakke voorwaarden. De afgelopen periode heeft hij zich ook goed aan deze voorwaarden gehouden. Verdere hulp is echter uitgebleven omdat de opdracht voor het schorsingstoezicht abusievelijk niet naar WSG is gegaan.
Naast regelmatig contact moet er gezorgd worden voor een begeleid wonen plek (Regiozorg West), een dagbesteding en aanmelding voor behandeling. Bijna alle recidive komt voort uit problemen tussen verdachte en zijn moeder. Het is daarom wenselijk dat verdachte zich voorlopig niet in de buurt van zijn moeder zal begeven.
WSG adviseert het adolescentenstrafrecht toe te passen en verdachte een voorwaardelijke taakstraf op te leggen met een proeftijd van twee jaren met bijzondere voorwaarden een toezicht en begeleiding uitgevoerd door de WSG, omdat WSG de expertise heeft rondom het functioneren op licht verstandelijk beperkt niveau. WSG verzoekt de extra bijzondere voorwaarden inzake het locatieverbod en meewerken aan begeleid wonen en behandeling, zoals vermeld in de schorsingsbeschikking van 9 maart 2016, te handhaven.
Ten aanzien van de vraag of het volwassenenstrafrecht of het jeugdstrafrecht dient te worden toegepast, overweegt de rechtbank als volgt.
Verdachte was ten tijde van het plegen van de bewezenverklaarde feiten 18 jaar oud. In beginsel wordt ten aanzien van meerderjarige daders het volwassenenstrafrecht toegepast. De rechtbank kan echter op grond van artikel 77c Sr, indien zij daartoe grond vindt in de persoonlijkheid van de dader of de omstandigheden waaronder het feit is begaan, het sanctierecht voor jeugdigen toepassen bij een verdachte die ouder is dan 18 jaar en niet ouder is dan 23 jaar.
Uit de diverse rapportages is naar voren gekomen dat verdachte functioneert op een licht verstandelijk beperkt niveau en dat een pedagogische aanpak noodzakelijk is. Daarnaast is hulp bij herstel van de relatie tussen verdachte en zijn moeder noodzakelijk. Om deze redenen en mede gelet op het feit dat de door verdachte gepleegde strafbare feiten net na het bereiken van de 18-jarige leeftijd van verdachte hebben plaatsgevonden, ziet de rechtbank aanleiding het
jeugdstrafrecht toe te passen.
Voorts houdt de rechtbank rekening met het gegeven dat verdachte voor de bewezenverklaarde feiten onder de verschillende parketnummers inmiddels een behoorlijk aantal dagen in voorarrest heeft doorgebracht. Bij de bepaling van de duur van het voorarrest komt de rechtbank daarbij tot een andere berekening dan de officier van justitie, te weten:
Parketnummer 15/800064-16 : 14 dagen
Parketnummer 15/800214-15 : 48 dagen (21 en 22 mei, 10 en 11 juni, 29
december 2015 tot 10 februari 2016)
Parketnummer 15/800276-15 : 48 dagen
Parketnummer 15/850037-15 : 1 dag
Totaal 111 dagen.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een jeugddetentie van na te noemen duur moet worden opgelegd, waarvan het onvoorwaardelijke deel gelijk is aan de duur van het voorarrest. De rechtbank acht de tijd die verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht een toereikende duur voor het onvoorwaardelijke deel van de straf.
De rechtbank zal daarnaast bepalen dat een gedeelte van de jeugddetentie vooralsnog niet ten uitvoer zal worden gelegd en zal daaraan een proeftijd verbinden van twee jaren, opdat verdachte ervan wordt weerhouden zich voor het einde van die proeftijd schuldig te maken aan een strafbaar feit.
Tevens acht de rechtbank verplicht contact met WSG, een locatieverbod in de buurt van de woning van zijn moeder voor de duur van maximaal een jaar, een zinvolle dagbesteding, begeleid wonen en een behandeling bij (een) nader te bepalen instelling(en) noodzakelijk. Dergelijke verplichtingen zullen als bijzondere voorwaarden aan het voorwaardelijke deel van de op te leggen jeugddetentie worden verbonden. De rechtbank bepaalt dat het toezicht op de naleving van de bijzondere voorwaarden door de WSG wordt uitgevoerd.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een misdrijf dat is gericht tegen en gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, te weten zijn moeder [moeder] . Verdachte heeft zijn moeder mishandeld en tweemaal bedreigd, ook in het bijzijn van anderen. De instabiele verhouding tussen verdachte en zijn moeder loopt als een rode draad door het strafdossier en kan worden gezien als een oorzaak van een hoog risico op herhaling. Ook een tijdelijk locatieverbod, opgelegd als schorsingsvoorwaarde heeft onvoldoende effect gehad. In het voormelde reclasseringsrapport van 2 november 2015 wordt vanwege het gevaarrisico en hoge recidiverisico het belang benadrukt dat er direct wordt gestart met de uitvoering van bijzondere voorwaarden. Dit wordt nog eens onderstreept door het feit dat verdachte nadien tijdens een schorsing van de voorlopige hechtenis is gerecidiveerd en op 26 december 2015 zijn moeder heeft mishandeld en op 29 december 2015 heeft bedreigd. Uit het rapport van de heer [naam] van de WSG van 30 maart 2016 blijkt dat verdachte zich goed aan de door de raadkamer op 8 maart 2016 opgelegde schorsingsvoorwaarden heeft gehouden en baat lijkt te hebben bij duidelijke en strakke voorwaarden en een begeleide woonplek op korte termijn. Ook wordt vermeld dat het zeer wenselijk is dat verdachte zich voorlopig niet in de buurt van zijn moeder zal begeven.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, en beveelt de rechtbank dat de voorwaarden dadelijk uitvoerbaar zijn.
De rechtbank zal voorts bepalen dat het reeds geschorste bevel voorlopige hechtenis in de zaken met parketnummer 15/800094-16 en 15/800276-15 zal worden opgeheven.