ECLI:NL:RBNHO:2016:3087

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
18 april 2016
Publicatiedatum
18 april 2016
Zaaknummer
15/800094-16
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Verstek
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Meervoudige gewelds- en vermogensdelicten met toepassing van adolescentenstrafrecht

Op 18 april 2016 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die meerdere gewelds- en vermogensdelicten heeft gepleegd. De rechtbank heeft de zaken, die onder verschillende parketnummers zijn aangebracht, gevoegd behandeld. De verdachte, die niet aanwezig was, werd vertegenwoordigd door zijn raadsman. De officier van justitie vorderde vrijspraak voor een van de ten laste gelegde feiten, maar de rechtbank oordeelde dat de verdachte voor de meeste feiten wel degelijk schuldig was. De feiten omvatten mishandeling van zijn moeder, bedreiging van verschillende personen, en diefstal van een bromfiets. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk was in zijn vervolging. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van enkele feiten, maar heeft hem schuldig bevonden aan de overige feiten, waaronder mishandeling en bedreiging. De rechtbank heeft de verdachte een jeugddetentie opgelegd van 120 dagen, waarvan een deel voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden zoals een meldplicht en een locatieverbod. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de psychische problematiek van de verdachte en de instabiele relatie met zijn moeder, wat bijdroeg aan de beslissing om het adolescentenstrafrecht toe te passen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Afdeling Publiekrecht, Sectie Straf
Locatie Alkmaar
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/800094-16, ter terechtzitting gevoegd: 15/800214-15 (+ 15/800276-15 + 15/850037-15), tul 13/684375-14, tul 15/209351-14
Uitspraakdatum: 18 april 2016
Verstek
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 4 april 2016 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de basisregistratie persoonsgegevens op het adres [adres] te
[woonplaats] ,
feitelijk verblijvende op het adres [verblijfsplaats] (volgens verklaring verdachte tijdens verhoor in raadkamer op 9 maart 2016).
De rechtbank heeft de zaken, die bij afzonderlijke dagvaardingen onder de bovenvermelde parketnummers zijn aangebracht, gevoegd.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. M. Kubbinga. Verdachte is niet verschenen. Wel was zijn raadsman mr. D. Fontein, advocaat te Koog ter zitting aanwezig, maar niet bepaaldelijk gemachtigd.

1.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
Parketnummer 15/800094-16
Feit 1:
hij op of omstreeks 12 februari 2016 te Wormerveer, gemeente Zaanstad, zijn moeder, [moeder] , heeft mishandeld door (krachtig) meermalen, althans eenmaal, met zijn, verdachtes, (geschoeide) voet(en) en/of b(e)en(en) op/tegen/in de/het be(e)n(en) van die [moeder] te trappen/schoppen;
Feit 2:
hij op of omstreeks 25 november 2015 te Zaandam, gemeente Zaanstad, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een bromfiets (van het merk Piaggio, type Zip), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [X] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
Feit 3:
hij op of omstreeks 02 november 2015 te [woonplaats moeder] , gemeente Wormerland, [moeder] en/of [hulpverlener] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [moeder] en/of [hulpverlener] dreigend de woorden toegevoegd :"ik steek jullie allebei dood" en/of "ik schiet jullie allebei dood", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
Parketnummer 15/800214-15
Feit 1:
hij op of omstreeks 20 mei 2015 in de gemeente Wormerland, te [woonplaats moeder] , opzettelijk een persoon, genaamd [Y] heeft mishandeld door toen en daar die [Y] (stevig) bij diens keel/hals vast te grijpen en/of vast te pakken en/of (vervolgens) die [Y] één of meerma(a)l(en) (met kracht) op/tegen diens hoofd en/of (elders) op/tegen diens lichaam te slaan en/of te stompen, tengevolge waarvan die [Y] pijn heeft ondervonden en/of
letsel heeft bekomen;
Feit 2:
hij op of omstreeks 20 mei 2015 in de gemeente Wormerland, te [woonplaats moeder] , een persoon, genaamd [Y] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [Y] dreigend de woorden toegevoegd: "Ik maak je af" en/of "Ik schiet je dood" en/of "Als ik terug kom, maak ik je af met mijn negen millimeter", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
Feit 3:
hij op of omstreeks 26 december 2015 in de gemeente Wormerland, te [woonplaats moeder] , opzettelijk zijn moeder, [moeder] , heeft mishandeld door toen en daar die [moeder] één of meerma(a)l(en) (met kracht) op/tegen haar hoofd en/of (elders) op/tegen haar lichaam te slaan en/of te stompen en/of te schoppen en/of te trappen en/of haar keel (stevig) dicht te knijpen en/of dicht te drukken, tengevolge waarvan die [moeder] letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
Feit 4:
hij op of omstreeks 29 december 2015 in de gemeente Wormerland, te [woonplaats moeder] , een persoon, genaamd [moeder] , en/of een persoon, genaamd [Z] , heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [moeder] en/of [Z] dreigend de woorden toegevoegd: "Ik maak je af" en/of "Ik maak je dood", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
Feit 5:
hij op of omstreeks 29 december 2015 in de gemeente Wormerland, te [woonplaats moeder] , opzettelijk een politieambtenaar, [C] , brigadier van de politie Eenheid Noord-Holland, gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, te weten met de aanhouding van hem, verdachte belast, in zijn tegenwoordigheid, mondeling heeft beledigd, door hem het woord toe te voegen: "Kankerlijer", althans (een) woord(en) van gelijke beledigende aard en/of strekking;
Feit 6 (parketnummer 15/800276-15):
hij op of omstreeks 01 juli 2015 in de gemeente Zaanstad, te Zaandam, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een bromfiets (merk Gilera, type Runner, gekentekend [kenteken] ), geheel of ten dele toebehorende aan [B] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders, waarbij verdachte en/of zijn mededaders die weg te nemen bromfiets onder zijn/haar/hun bereik hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of een valse sleutel;
Feit 7 (parketnummer 15/850037-15):
hij op of omstreeks 19 november 2015 in de gemeente Purmerend tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in of uit een winkel gelegen aan het Van Damplein heeft weggenomen een fles drank (Pisang Ambon) en/of een pizza(burger) geheel of ten dele toebehorende aan de [V] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders;

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Bewijs

3.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot vrijspraak van het onder 1 (parketnummer 15/800094-16) ten laste gelegde feit en tot bewezenverklaring van de negen overige ten laste gelegde feiten.
3.2.
Vrijspraak feit 1 (parketnummer 15/800094-16) en feit 1 (parketnummer 15/800214-15)
Naar het oordeel van de rechtbank is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen verdachte onder feit 1 (parketnummer 15/800094-16) en onder feit 1 (parketnummer 15/800214-15) ten laste is gelegd en moet hij daarvan worden vrijgesproken.
De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
Feit 1 (parketnummer 15/800094-16)
[moeder] , de moeder van verdachte (hierna: [moeder] ), heeft op 17 februari 2016 aangifte gedaan van mishandeling gepleegd op 12 februari 2016. Op de Zaanweg in Wormerveer, ter hoogte van de Expert, gaf verdachte haar opeens een duw. Er ontstond een schermutseling, waarbij heen en weer werd geduwd en getrokken. [moeder] voelde dat verdachte haar een paar keer trapte, waarna ze pijn aan de rechter binnenzijde van haar bovenbeen (de rechtbank begrijpt: de binnenzijde van haar rechter bovenbeen) en aan de achterzijde van haar linker bovenbeen voelde. Bij de aangifte is een drietal foto’s gevoegd, waarbij op het rechter bovenbeen en linker dijbeen van de moeder geel/bruine plekken zijn te zien.
Verdachte heeft ontkend zijn moeder op de bewuste datum te hebben gezien of mishandeld te hebben.
De rechtbank stelt vast dat er geen getuigenverklaringen zijn met betrekking tot het voorval waarover aangeefster heeft verklaard. Voor zover zich foto’s van [moeder] in het dossier bevinden, is de rechtbank is van oordeel dat deze foto’s geen bewijs voor de mishandeling opleveren. Op de foto’s zijn geen recente blauwe plekken te zien en bovendien zitten de zichtbare (oudere) geel/bruine plekken niet op de plaatsen waar volgens de aangifte door verdachte zou zijn getrapt. De rechtbank zal verdachte derhalve van dit feit vrijspreken.
Feit 1 (parketnummer 15/800214-15)
[moeder] heeft verklaard dat zij zag dat verdachte op 20 mei 2015 haar neef, [Y] , in haar woning aanviel. Zij zag dat verdachte op [Y] afrende en slaande bewegingen maakte in de richting van [Y] . [Y] heeft telefonisch tegen de politie verklaard dat verdachte hem plotseling aanviel en hem overal sloeg en bij de keel greep, waardoor hij overal pijn voelde. Op de vraag van de politie of er andere mensen bij hem waren, heeft [Y] geantwoord dat hij twee vrienden had meegenomen, maar dat die buiten bleven wachten. [Y] heeft geen aangifte gedaan. Verdachte heeft erkend dat hij ruzie had met [Y] en dat er een worsteling heeft plaatsgevonden.
De rechtbank concludeert dat er gelet op deze verklaringen weliswaar een worsteling heeft plaatsgevonden tussen [Y] en verdachte met - volgens van [Y] - het doel verdachte uit de woning te krijgen, maar acht onvoldoende aanknopingspunten aanwezig voor het oordeel dat de worsteling als mishandeling kan worden aangemerkt. Hierbij neemt de rechtbank in aanmerking dat [Y] – ondanks een verzoek daartoe – geen aangifte wilde doen en bovendien heeft verklaard dat er geen andere mensen bij hem waren. Het is voor de rechtbank voorts niet duidelijk of de moeder van verdachte daadwerkelijk bij het voorval aanwezig is geweest. In het bevestigende geval heeft [moeder] slechts een slaande beweging gezien. Verdachte zal ook van dit feit worden vrijgesproken.
3.3.
Redengevende feiten en omstandigheden [1]
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van de onder 2 en 3 (parketnummer 15/800094-16) en de onder 2, 3, 4, 5, 6 en 7 (parketnummer 15/800214-15) ten laste gelegde feiten op grond van het volgende.
Parketnummer 15/800094-16
Feit 2
[X] (hierna: [X] ) heeft aangifte gedaan van diefstal van zijn snorfiets in Zaandam. Op 25 november 2015 had een jongen belangstelling voor zijn Piaggio Zip en vroeg of hij een proefritje kon maken. [X] vertelde dat de jongen de snorfiets kon starten, maar dat het niet verstandig was de weg op te gaan omdat er geen kentekenplaat op zat. De jongen gaf aan dat hij in de steeg de snorfiets uit zou proberen en gaf een mobiele telefoon als onderpand aan [X] . De jongen pakte de snorfiets, reed de steeg uit en sloeg vervolgens rechtsaf, nogmaals rechtsaf en verdween uit het zicht. Hij heeft de jongen en zijn snorfiets niet meer gezien. [2] Verbalisant [naam] heeft onderzoek aan de achtergelaten telefoon verricht. Hij zag meerdere foto’s in het toestel staan en herkende daarop verdachte, hem ambtshalve bekend. [3] Op 29 november 2015 vond [X] zijn snorfiets, in de tussentijd in de kleur rood gespoten, terug. [4] Verdachte verklaarde ruzie met [X] te hebben gehad en wilde hem terugpakken. Hij maakte een proefritje op de scooter, gaf daarbij zijn telefoon als onderpand en kwam niet meer terug. De scooter heeft hij rood gespoten, anders was hij nog herkenbaar. [5]
Feit 3
[moeder] heeft aangifte gedaan van bedreiging op 2 november 2015. Zij had die dag een afspraak bij haar thuis te [woonplaats moeder] , gemeente Wormerland, met [hulpverlener] van Evean (de rechtbank begrijpt: [hulpverlener] , hierna [hulpverlener] ), die haar wekelijks helpt met het huishouden en de administratie. Verdachte lag op dat moment in haar woning te slapen. Op een gegeven moment begon verdachte door het gesprek heen te schreeuwen. Toen [hulpverlener] tegen verdachte zei dat hij normaal moest doen, schreeuwde verdachte: “Ik steek jullie dood, ik schiet jullie allebei dood”. [hulpverlener] liep naar buiten en verdachte schreeuwde: “Als je de politie durft te bellen, ik weet je te vinden en dan schiet ik je kapot.” [moeder] is bang voor verdachte. [6] [hulpverlener] hoorde dat verdachte boos werd en vanuit bed schreeuwde. Na komst van de politie en nadat verdachte was verteld dat hij de woning moest verlaten, hoorde zij hem zeggen dat hij haar wist te vinden. Een half uur later, klopte hij op de voordeur en riep hij dat als ze niet binnen vijf seconden de deur open zouden doen, hij hen dood zou schieten. Zij voelde zich oprecht bedreigd door deze uitspraak. [7] Verdachte heeft verklaard dat hij boos was die dag. [8]
Parketnummer 15/800214-15
Feit 2
Op verzoek van [moeder] is haar neef [Y] op 20 mei 2015 naar haar woning gegaan aan de [straat] te [woonplaats moeder] , gemeente Wormerland, alwaar haar zoon, verdachte, met een aantal vrienden verbleef. [moeder] heeft steeds met [Y] gebeld en hoorde op een gegeven moment verdachte op de achtergrond schreeuwen: “Ik maak je af” en “Ik maak je dood”. [9] [Y] heeft tegen verbalisant [naam] verklaard dat verdachte op 20 mei 2015 in de woning van [moeder] tegen hem heeft gezegd: “Wacht maar, als ik terug kom, maak ik je af met mijn negen millimeter”. [Y] voelde zich door deze woorden ernstig bedreigd en dacht dat verdachte zijn bedreigingen waar kon maken en uit zou voeren. [10]
Feit 3
[moeder] heeft aangifte gedaan van mishandeling op 26 december 2015 door verdachte bij de centrale ingang van haar flat aan de [straat] in [woonplaats moeder] , gemeente Wormerland. Ze zag dat verdachte zijn rechterhand tot een vuist balde en daarmee uithaalde. Ze voelde dat hij met zijn vuist op de rechterkant van haar gezicht sloeg en dat hij haar onder haar rechteroog raakte, half op haar neus, half op haar wang. Met dezelfde vuist sloeg hij op de linkerkant van haar gezicht, waarbij ze werd geraakt op haar kaak. Toen zij aanstalten maakte om weg te rennen om verdachte te ontvluchten, voelde zij dat ze tegen haar rechterbeen werd geschopt, waardoor ze ten val kwam. Toen moeder probeerde weg te rennen, kwam verdachte achter haar aan. Zij voelde dat ze weer door verdachte werd geschopt, waardoor zij in elkaar zakte op de grond. Zij zag en voelde dat zij meerdere malen getrapt werd terwijl zij op de grond lag. Zij voelde dat ze over haar hele lichaam geschopt werd, zelfs op haar hoofd en in haar gezicht. Zij had overal blauwe plekken en bulten. Zij zag en voelde dat verdachte haar met een hand bij de keel greep en dat haar keel met kracht werd dichtgeknepen. Zij merkte dat ze slechter kon ademhalen. Alle schoppen en trappen zijn met kracht gedaan. Moeder voelde direct dat haar gezicht opzwol. Later voelde zij pijn in haar hoofd en pijnscheuten over haar hele lichaam. Twee dagen na de mishandeling heeft de politie foto’s van letsel van aangeefster gemaakt. [11] Verbalisant [naam] rapporteerde op 29 december 2015 het volgende letsel:
- een blauwe plek van ongeveer drie centimeter op haar linker schouder
- een blauwe plek van ongeveer twee centimeter op haar linker schouder ter hoogte van haar sleutelbeen
- een blauwe plek van ongeveer drie centimeter op haar rechter bil
- striemen van ongeveer zes centimeter op haar rechter bovenbeen
- een wondje en een blauwe plek van ongeveer twee centimeter op haar linker knie. [12]
Bij zijn aanhouding op 29 december 2015 verklaarde verdachte dat hij op Tweede Kerstdag zijn moeder de tering in heeft geslagen. [13]
Feit 4
[moeder] heeft aangifte gedaan van bedreiging. Op 29 december 2015 hoorde ze verdachte in de woning van [Z] (hierna: [Z] ) aan de [straat] te [woonplaats moeder] , gemeente Wormerland, tegen die [Z] zeggen: “Ik doe jou ook wat aan! Ik maak je af!” Toen [Z] weer in de woning was, trapte verdachte tegen de deur en hoorde zij hem door de brievenbus schreeuwen dat zij voor [Z] koos en: “Nou maak ik jou ook af! Ik maak je dood!” Dit was tegen haar bedoeld. Zij achtte verdachte in staat de bedreigingen uit te voeren. [14]
[Z] , de vriend van moeder, hoorde verdachte voor de deur van zijn woning tegen hem zeggen: “Je gaat nu mijn moeder halen….Ik maak je dood!”. Daarna trapte verdachte tegen de deur en riep door de brievenbus: “Ik maak jullie dood”. Verder riep verdachte waarom [moeder] met [Z] was en dat zij naar buiten moest komen: “Ik maak jou ook af! [Z] had het idee dat verdachte het raam zou inslaan om binnen te komen om zijn moeder in elkaar te slaan. Volgens [Z] zou verdachte zo gek zijn dat hij de bedreigingen waar zou kunnen maken.
Feit 5
Verbalisant [C] heeft aangifte gedaan van belediging. Tijdens de aanhouding van verdachte op 29 december 2015 hoorde hij verdachte op de galerij van het appartementencomplex gelegen aan de [straat] te [woonplaats moeder] , gemeente Wormerland, meerdere keren met luidde stem “kankerlijer” roepen. De woorden waren gericht tegen aangever. Aangever voelde zich door deze uitlatingen beledigd. [15] Ook verbalisant [naam] hoorde verdachte meerdere malen “kankerlijer” zeggen tegen verbalisant [C] . [16]
Feit 6(parketnummer 15/800276-15)
Op 1 juli 2015 omstreeks 00.30 uur hoorde verbalisant [naam] vanuit zijn slaapkamer in de woontoren [naam] , [straat] te Zaandam luid getik en zag hij drie personen rondom een bromfiets staan. Even later zag hij één van de jongens op de bromfiets zitten en meerdere harde rukken aan het stuur geven, terwijl hij nog steeds het tikken hoorde. Ambtshalve is hem bekend dat het een methode is om het stuurslot te verbreken. De twee andere jongens stonden er omheen en liepen heen en weer, schichtig om zich heen kijkend. Op het moment dat [naam] de meldkamer belde en het signalement van de drie personen doorgaf, liepen de drie jongens met de bromfiets in de richting van de ‘Zuiddijk’. Het stuurslot was inmiddels blijkbaar verbroken. Een van de jongens probeerde de bromfiets te starten (trappende beweging), maar dat lukte niet. De twee andere jongens duwden de bromfiets totdat de bromfiets in het gras werd gezet tussen het fietspad en de geluidswal aan de dr. J.M. Den Uylweg. Verbalisant [naam] zag dat een politieauto stopte ter hoogte van de personen die naast de bromfiets stonden. [17] Verbalisanten [naam] en [naam] troffen op het fietspad aan de dr. J.M. Den Uylweg drie jongens en twee meisjes aan. Bij de jongens stond in het gras een blauwe scooter met kenteken [kenteken] . De kap aan de linker voorzijde was beschadigd. Het stuur kon heen en weer gedraaid worden terwijl het contactslot op ‘Lock’ stond. Dit is een indicatie dat het stuurslot is gebroken. De scooter stond op naam van [B] . De drie jongens voldeden aan het door verbalisant [naam] opgegeven signalement. [18] Verdachte heeft toegegeven dat de verdenking klopt. [19] Hij was die avond met [R] en [L] in Zaandam. Zij zagen een scooter staan bij een flat in de buurt van het fietspad waar ze zijn aangehouden. De scooter stond alleen op het stuurslot. Verdachte hield de scooter vast en [R] en [L] hebben het stuurslot verbroken. Beide jongens hebben verdachte op de scooter vooruit geduwd tot het fietspad. Vervolgens heeft verdachte met zijn rechterknie een schop gegeven tegen de voorkap om deze te verbreken. Toen zij de scooter niet aan de praat kregen, hebben zij de draden losgetrokken en de rode en zwarte draad met elkaar verbonden. De scooter deed het echter niet. [20]
Feit 7(parketnummer 15/850037-15)
Op 19 november 2015 heeft [naam] namens [V] aan het Damplein te Purmerend aangifte gedaan van diefstal van een pizza en een fles drank. Omstreeks 11.46 uur zag zijn collega dat twee personen zich schuldig maakten aan diefstal. Hij zag vanuit zijn kantoor dat beide jongens goederen uit de supermarkt wegnamen en onder hun jas verstopten. De jongens passeerden de kassa zonder te betalen en verlieten de winkel. Buiten de winkel kwamen nog twee andere jongens bij het tweetal. De collega is achter de jongens aangelopen tot het moment waarop de politie de jongens heeft aangehouden. [21] Bij medeverdachte [medeverdachte] werd een pizzadoos aangetroffen, bij verdachte een fles Pisang Ambon. [22] Verdachte bekende dat hij de fles Pisang Ambon heeft gestolen.
Bewijsoverweging
Bij de aanhouding wordt bij verdachte een fles Pisang Ambon aangetroffen en bij medeverdachte [medeverdachte] een pizza. Beide verdachten verklaren dat niet van te voren was afgesproken iets te stelen. De rechtbank vindt in het dossier onvoldoende aanwijzingen waaruit het tegendeel zou blijken. Om die reden zal de rechtbank verdachte partieel vrijspreken van het medeplegen.
3.4.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de onder 2 en 3 (parketnummer 15/800094-16) en de onder 2, 3, 4, 5, 6 en 7 (parketnummer 15/800214-15) ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat
Parketnummer 15/800094-16
Feit 2:
hij op 25 november 2015 te Zaandam, gemeente Zaanstad, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een bromfiets van het merk Piaggio, type Zip, toebehorende aan [X] ;
Feit 3:
hij op 2 november 2015 te [woonplaats moeder] , gemeente Wormerland, [moeder] en [hulpverlener] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk
voornoemde [moeder] en [hulpverlener] dreigend de woorden toegevoegd : "ik steek
jullie allebei dood" en "ik schiet jullie allebei dood";
Parketnummer 15/800214-15
Feit 2:
hij op 20 mei 2015 in de gemeente Wormerland, te [woonplaats moeder] , een persoon, genaamd [Y] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [Y] dreigend de woorden toegevoegd: "Ik maak je af" en "Ik schiet je dood" en "Als ik terug kom, maak ik je af met mijn negen millimeter";
Feit 3:
hij op 26 december 2015 in de gemeente Wormerland, te [woonplaats moeder] , opzettelijk zijn moeder, [moeder] , heeft mishandeld door toen en daar die [moeder] meermalen met kracht tegen haar hoofd te slaan en tegen haar hoofd en lichaam te schoppen en haar keel dicht te knijpen, ten gevolge waarvan die [moeder] letsel heeft bekomen en pijn heeft ondervonden;
Feit 4:
hij op 29 december 2015 in de gemeente Wormerland, te [woonplaats moeder] , een persoon, genaamd [moeder] , en een persoon, genaamd [Z] , heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde Blom en [Z] dreigend de woorden toegevoegd: "Ik maak je af" en "Ik maak je dood";
Feit 5:
hij op 29 december 2015 in de gemeente Wormerland, te [woonplaats moeder] , opzettelijk een politieambtenaar, [C] , brigadier van de politie Eenheid Noord-Holland, gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, te weten met de aanhouding van hem, verdachte belast, in zijn tegenwoordigheid, mondeling heeft beledigd, door hem het woord toe te voegen: "Kankerlijer";
Feit 6 (parketnummer 15/800276-15):
hij op 1 juli 2015 in de gemeente Zaanstad, te Zaandam, tezamen en in vereniging met anderen met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een bromfiets, kenteken [kenteken] , toebehorende aan [B] , waarbij verdachte en zijn mededaders die weg te nemen bromfiets onder hun bereik hebben gebracht door middel van verbreking;
Feit 7 (parketnummer 15/850037-15):
hij op 19 november 2015 in de gemeente Purmerend met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een winkel gelegen aan het Van Damplein heeft weggenomen een fles drank (Pisang Ambon), toebehorende aan de [V] .
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
Hetgeen aan verdachte onder 2 en 3 (parketnummer 15/800094-16) en 2, 3, 4, 5, 6 en 7 (parketnummer 15/800214-15) meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. Verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

4.Kwalificatie en strafbaarheid van de feiten

Het bewezenverklaarde levert op:
Feit 2 (parketnummer 15/800094-16) en feit 7 (parketnummer 15/800214-15:
telkens: diefstal
Feit 3 (parketnummer 15/800094-16) en feit 4 (parketnummer 15/800214-15):
telkens: bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd
Parketnummer 15/800214-15
Feit 2:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht
Feit 3:
mishandeling begaan tegen zijn moeder
Feit 5:
eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening
Feit 6:
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is derhalve strafbaar.

5.Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is derhalve strafbaar.

6.Motivering van de sanctie

6.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte met toepassing van het jeugdstrafrecht zal worden veroordeeld tot 120 dagen jeugddetentie met aftrek van de dagen die verdachte onder de verschillende parketnummers in voorarrest heeft doorgebracht, waarvan 15 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren en met de bijzondere voorwaarden van:
  • een meldplicht met toezicht en begeleiding door William Schrikker Groep (hierna: WSG);
  • een locatieverbod voor het adres [straat] te [woonplaats moeder] waarvan de duur is te bepalen door WSG, doch maximaal één jaar;
  • een opname in een instelling voor begeleid wonen; en
  • een behandelverplichting.
6.2.
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sanctie die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich tweemaal schuldig gemaakt aan diefstal en daarnaast aan een diefstal in vereniging met verbreking. Dat zijn ergerlijke feiten, waarbij de slachtoffers naast het feit dat zij schade lijden, ook tijd kwijt zijn voor het doen van aangifte en kosten moeten maken.
Voorts heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan meerdere bedreigingen van verschillende personen te weten zijn moeder, haar vriend, een familielid en hulpverlener. Zijn moeder heeft hij ook mishandeld. Tenslotte is een politieambtenaar beledigd.
Bedreiging levert voor slachtoffers een angstige situatie op. Uit het dossier blijkt dat de moeder van verdachte bang voor hem is.
Mishandeling vormt een inbreuk op de lichamelijke integriteit van de persoon en is extra verwijtbaar wanneer het slachtoffer een direct familielid is, in dit geval de moeder van verdachte. Het is een ernstig feit dat bij slachtoffers gevoelens van onveiligheid en vaak ook emotionele schade teweegbrengt.
Met de belediging van een ambtenaar in functie heeft verdachte inbreuk gemaakt op de integriteit van een politieambtenaar. Zijn handelen getuigt eveneens van een gebrek aan respect voor de politie.
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op het op naam van de verdachte staand Uittreksel Justitiële Documentatie, gedateerd 29 februari 2016, waaruit blijkt dat de verdachte reeds eerder ter zake van vermogens- en geweldsmisdrijven is veroordeeld.
Dit heeft de verdachte er kennelijk niet van kunnen weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen.
Voorts bevinden zich in het strafdossier diverse reclasseringsrapportages waaronder ook afloopberichten inzake voortijdige beëindiging van het toezicht. Veelal is het toezicht niet van de grond gekomen. De rechtbank zal in dit verband enkele rapportages aanhalen.
Het psychologisch rapport gedateerd 23 september 2015, opgesteld door [naam] , GZ-psycholoog, houdt onder meer het volgende in:
De psycholoog constateert een zorgelijk beeld en een zorgelijke ontwikkeling. Betrokkene maakt een boze en wat onverschillige indruk, daaronder lijkt een kwetsbare, meer angstige jongen die zich een houding aan heeft gemeten waarvan hij denkt dat die hem het beste beschermt. De huidige instabiele en weinig begrenzende situatie van betrokkene maakt het vermoedelijk lastig voor hem om zich aan de gemaakte onderzoek afspraken te houden.
Het over verdachte uitgebrachte voorlichtingsrapport, gedateerd 2 november 2015, opgesteld door [naam] , verbonden aan GGZ Palier Haarlem, houdt onder meer het volgende in.
Betrokkene heeft een problematische jeugd gehad en in diverse instellingen verbleven (o.a. via OTS en MUHP), heeft een beperkt werk- en denkniveau en er is sprake van ernstige psychische problematiek die nader onderzocht moet worden. Verder is sprake van een slechte sociale integratie. Betrokkene is beïnvloedbaar en wordt volgens moeder en hemzelf regelmatig misbruikt door andere jongeren om delicten te plegen. Betrokkene loopt op vrijwel alle vlakken vast en is zeer wisselend in zijn emoties.
Geadviseerd wordt het adolescentenstrafrecht toe te passen, verdachte een deels voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen met bijzondere voorwaarden (meldplicht, behandelverplichting, opname in een instelling voor begeleid wonen of maatschappelijk opvang, andere voorwaarden het gedrag van veroordeelde betreffende zoals verdiepingsdiagnostiek, dagbesteding en materieel juridische dienstverlening) en het vonnis dadelijk uitvoerbaar te verklaren.
Gezien het gevaarsrisico en de hoge kans op recidive, acht de reclassering het van belang dat er direct gestart wordt met de uitvoering van toezicht op de bijzondere voorwaarden en wordt de rechtbank verzocht deze dadelijk uitvoerbaar te verklaren.
Het over verdachte uitgebrachte voorlichtingsrapport, gedateerd 8 maart 2016, opgesteld door [naam] , verbonden aan GGZ Reclassering Palier Haarlem, houdt onder meer het volgende in.
Op 14 augustus 2015 is het schorsingstoezicht gestart bij GGZ Palier Zaandam. Op 31 december 2015 is die schorsing opgeheven en is betrokkene in J.J.I. De Hunnerberg geplaatst. Op 8 februari 2016 is betrokkene direct in vrijheid gesteld en op 26 februari 2016 is betrokkene weer aangehouden in verband met verdenking van de onder parketnummer 15/800094-16 ten laste gelegde strafbare feiten. De jeugdreclassering maakt zich zorgen om de toekomst van betrokkene. Betrokkene lijkt hulpverlening te mijden. Hierdoor is tot op heden geen specialistische hulp ingezet. Uit eerdere diagnostiek komt naar voren dat er sprake is van een reactieve hechtingsstoornis, een post traumatische stressstoornis wat zich uit in een verhoogde prikkelbaarheid, extreme spanning bij prikkels en herbelevingen. Betrokkene gebruikt inmiddels geen harddrugs meer, maar nog wel dagelijks cannabis. De reclassering acht het van belang dat er hernieuwd diagnostiek wordt gedaan alvorens een passend plan van aanpak kan worden opgesteld.
Op 30 maart 2016 is door [naam] van de William Schrikker Groep Jeugdreclassering (hierna: WSG) een beknopt rapport opgesteld ten behoeve van de zitting.
Verdachte is op 10 maart 2016 geschorst onder voorwaarden. Verdachte lijkt baat te hebben bij duidelijke en strakke voorwaarden. De afgelopen periode heeft hij zich ook goed aan deze voorwaarden gehouden. Verdere hulp is echter uitgebleven omdat de opdracht voor het schorsingstoezicht abusievelijk niet naar WSG is gegaan.
Naast regelmatig contact moet er gezorgd worden voor een begeleid wonen plek (Regiozorg West), een dagbesteding en aanmelding voor behandeling. Bijna alle recidive komt voort uit problemen tussen verdachte en zijn moeder. Het is daarom wenselijk dat verdachte zich voorlopig niet in de buurt van zijn moeder zal begeven.
WSG adviseert het adolescentenstrafrecht toe te passen en verdachte een voorwaardelijke taakstraf op te leggen met een proeftijd van twee jaren met bijzondere voorwaarden een toezicht en begeleiding uitgevoerd door de WSG, omdat WSG de expertise heeft rondom het functioneren op licht verstandelijk beperkt niveau. WSG verzoekt de extra bijzondere voorwaarden inzake het locatieverbod en meewerken aan begeleid wonen en behandeling, zoals vermeld in de schorsingsbeschikking van 9 maart 2016, te handhaven.
Ten aanzien van de vraag of het volwassenenstrafrecht of het jeugdstrafrecht dient te worden toegepast, overweegt de rechtbank als volgt.
Verdachte was ten tijde van het plegen van de bewezenverklaarde feiten 18 jaar oud. In beginsel wordt ten aanzien van meerderjarige daders het volwassenenstrafrecht toegepast. De rechtbank kan echter op grond van artikel 77c Sr, indien zij daartoe grond vindt in de persoonlijkheid van de dader of de omstandigheden waaronder het feit is begaan, het sanctierecht voor jeugdigen toepassen bij een verdachte die ouder is dan 18 jaar en niet ouder is dan 23 jaar.
Uit de diverse rapportages is naar voren gekomen dat verdachte functioneert op een licht verstandelijk beperkt niveau en dat een pedagogische aanpak noodzakelijk is. Daarnaast is hulp bij herstel van de relatie tussen verdachte en zijn moeder noodzakelijk. Om deze redenen en mede gelet op het feit dat de door verdachte gepleegde strafbare feiten net na het bereiken van de 18-jarige leeftijd van verdachte hebben plaatsgevonden, ziet de rechtbank aanleiding het
jeugdstrafrecht toe te passen.
Voorts houdt de rechtbank rekening met het gegeven dat verdachte voor de bewezenverklaarde feiten onder de verschillende parketnummers inmiddels een behoorlijk aantal dagen in voorarrest heeft doorgebracht. Bij de bepaling van de duur van het voorarrest komt de rechtbank daarbij tot een andere berekening dan de officier van justitie, te weten:
Parketnummer 15/800064-16 : 14 dagen
Parketnummer 15/800214-15 : 48 dagen (21 en 22 mei, 10 en 11 juni, 29
december 2015 tot 10 februari 2016)
Parketnummer 15/800276-15 : 48 dagen
Parketnummer 15/850037-15 : 1 dag
Totaal 111 dagen.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een jeugddetentie van na te noemen duur moet worden opgelegd, waarvan het onvoorwaardelijke deel gelijk is aan de duur van het voorarrest. De rechtbank acht de tijd die verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht een toereikende duur voor het onvoorwaardelijke deel van de straf.
De rechtbank zal daarnaast bepalen dat een gedeelte van de jeugddetentie vooralsnog niet ten uitvoer zal worden gelegd en zal daaraan een proeftijd verbinden van twee jaren, opdat verdachte ervan wordt weerhouden zich voor het einde van die proeftijd schuldig te maken aan een strafbaar feit.
Tevens acht de rechtbank verplicht contact met WSG, een locatieverbod in de buurt van de woning van zijn moeder voor de duur van maximaal een jaar, een zinvolle dagbesteding, begeleid wonen en een behandeling bij (een) nader te bepalen instelling(en) noodzakelijk. Dergelijke verplichtingen zullen als bijzondere voorwaarden aan het voorwaardelijke deel van de op te leggen jeugddetentie worden verbonden. De rechtbank bepaalt dat het toezicht op de naleving van de bijzondere voorwaarden door de WSG wordt uitgevoerd.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een misdrijf dat is gericht tegen en gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, te weten zijn moeder [moeder] . Verdachte heeft zijn moeder mishandeld en tweemaal bedreigd, ook in het bijzijn van anderen. De instabiele verhouding tussen verdachte en zijn moeder loopt als een rode draad door het strafdossier en kan worden gezien als een oorzaak van een hoog risico op herhaling. Ook een tijdelijk locatieverbod, opgelegd als schorsingsvoorwaarde heeft onvoldoende effect gehad. In het voormelde reclasseringsrapport van 2 november 2015 wordt vanwege het gevaarrisico en hoge recidiverisico het belang benadrukt dat er direct wordt gestart met de uitvoering van bijzondere voorwaarden. Dit wordt nog eens onderstreept door het feit dat verdachte nadien tijdens een schorsing van de voorlopige hechtenis is gerecidiveerd en op 26 december 2015 zijn moeder heeft mishandeld en op 29 december 2015 heeft bedreigd. Uit het rapport van de heer [naam] van de WSG van 30 maart 2016 blijkt dat verdachte zich goed aan de door de raadkamer op 8 maart 2016 opgelegde schorsingsvoorwaarden heeft gehouden en baat lijkt te hebben bij duidelijke en strakke voorwaarden en een begeleide woonplek op korte termijn. Ook wordt vermeld dat het zeer wenselijk is dat verdachte zich voorlopig niet in de buurt van zijn moeder zal begeven.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, en beveelt de rechtbank dat de voorwaarden dadelijk uitvoerbaar zijn.
De rechtbank zal voorts bepalen dat het reeds geschorste bevel voorlopige hechtenis in de zaken met parketnummer 15/800094-16 en 15/800276-15 zal worden opgeheven.

7.Vorderingen tot tenuitvoerlegging

13/684385-14
Bij vonnis van 1 augustus 2014 in de zaak met parketnummer 13/684385-14 heeft de Kinderrechter te Amsterdam verdachte ter zake van vernieling veroordeeld tot onder meer een voorwaardelijke taakstraf (werkstraf) voor de duur van 30 uren. Ten aanzien van die voorwaardelijke straf is de proeftijd op twee jaren bepaald onder de algemene voorwaarde dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit. De mededeling als bedoeld in artikel 366a van het Wetboek van Strafvordering is op 20 augustus 2014 aan verdachte toegezonden.
De bij genoemd vonnis vastgestelde proeftijd is ingegaan op 16 augustus 2014 en was ten tijde van het indienen van de vordering van de officier van justitie niet geëindigd.
De officier van justitie vordert thans dat de rechtbank zal gelasten dat die voorwaardelijke straf alsnog ten uitvoer zal worden gelegd.
De rechtbank heeft bij het onderzoek ter terechtzitting bevonden dat zij bevoegd is over de vordering te oordelen en dat de officier van justitie daarin ontvankelijk is.
15/209351-14
Bij vonnis van 20 november 2014 in de zaak met parketnummer 15/209351-14 heeft de Kinderrechter te Haarlem verdachte ter zake van diefstal veroordeeld tot onder meer een voorwaardelijke taakstraf (werkstraf) voor de duur van 40 uren. Ten aanzien van die voorwaardelijke straf is de proeftijd op twee jaren bepaald onder de algemene voorwaarde dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit. De mededeling als bedoeld in artikel 366a van het Wetboek van Strafvordering is op 8 december 2014 aan verdachte toegezonden.
De bij genoemd vonnis vastgestelde proeftijd is ingegaan op 20 november 2014 en was ten tijde van het indienen van de vordering van de officier van justitie niet geëindigd.
De officier van justitie vordert thans dat de rechtbank zal gelasten dat die voorwaardelijke straf alsnog ten uitvoer zal worden gelegd.
De rechtbank heeft bij het onderzoek ter terechtzitting bevonden dat zij bevoegd is over de vordering te oordelen en dat de officier van justitie daarin ontvankelijk is.
De rechtbank is van oordeel dat de beide vorderingen dienen te worden toegewezen, nu uit de overige inhoud van dit vonnis blijkt dat verdachte niet heeft nageleefd de voorwaarde dat hij zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
artikel 57, 77c, 77g, 77i, 77x, 77y, 77z, 77za, 266, 267, 285, 300, 304, 310 en 311 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

9.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder feit 1 (parketnummer 15/800094-16) en onder feit 1 (parketnummer 15/800214-15) is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte de onder 2 en 3 (parketnummer 15/800094-16) en de onder 2, 3, 4, 5, 6 en 7 (parketnummer 15/800214-15) ten laste gelegde feiten heeft begaan zoals hiervoor onder 3.4. weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder feit 2 en 3 (parketnummer 15/800094-16) en feit 2, 3, 4, 5, 6 en 7 (parketnummer 15/800214-15) meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat de onder 3.4. bewezen verklaarde feiten de hierboven onder 4. vermelde strafbare feiten opleveren.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een jeugddetentie voor de duur van
120 (honderdtwintig) dagen.
Beveelt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot
9 (negen) dagen nietten uitvoer zal worden gelegd en stelt daarbij een proeftijd vast van twee jaren.
Stelt als algemene voorwaarden dat veroordeelde:
-zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
-ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 77aa, eerste tot en met vierde lid, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
Stelt als bijzondere voorwaarden dat veroordeelde:
- medewerking verleent aan reclasseringstoezicht, op te stellen en uit te oefenen door William Schrikker Groep;
- zich houdt aan de aanwijzingen van de William Schrikker Groep;
- zich niet zal begeven in de buurt van het huis van zijn moeder, [straat] te [woonplaats moeder] gedurende maximaal één jaar of zoveel korter als de William Schrikker Groep nodig acht;
- zich inzet voor een zinvolle dagbesteding (scholing en/of werk);
- meewerkt aan het tot stand komen van een aanmelding bij een begeleid wonen project. Wanneer een geschikte plaats is gevonden binnen begeleid wonen, dient veroordeelde zich te houden aan het (dag-)programma dat deze voorziening in overleg met William Schrikker Groep heeft opgesteld;
- medewerking verleent aan het onderzoek naar (een) geschikte behandeling(en) en voorts meewerkt aan geïndiceerde behandelingen bij (een) nader te bepalen instelling(en).
Beveelt dat de gestelde voorwaarden en het uit te oefenen toezicht,
dadelijk uitvoerbaarzijn.
Geeft opdracht aan de William Schrikker Groep tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden (artikel 77aa, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht).
Bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis onder de verschillende parketnummers in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk deel van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Wijst toe de vordering van de officier van justitie tot tenuitvoerlegging in de zaak met parketnummer 13/684375-14 en gelast de tenuitvoerlegging van de niet ten uitvoer gelegde taakstraf voor de duur van 30 (dertig) uren, opgelegd bij vonnis van de Kinderrechter d.d. 1 augustus 2014.
Wijst toe de vordering van de officier van justitie tot tenuitvoerlegging in de zaak met parketnummer 15/209351-14 en gelast de tenuitvoerlegging van de niet ten uitvoer gelegde taakstraf voor de duur van 40 (veertig) uren, opgelegd bij vonnis van de Kinderrechter d.d. 20 november 2014.
Heft op het reeds geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van verdachte in de zaak met parketnummer 15/800094-16.
Heft op het reeds geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van verdachte in de zaak met parketnummer 15/800276-15.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. A.S. van Leeuwen, voorzitter en tevens kinderrechter,
mr. J.M. Sassenburg en mr. M.S. Lamboo, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. C.M.A. van der Meij,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 18 april 2016.

Voetnoten

1.De door de rechtbank in de voetnoten als proces-verbaal aangeduide bewijsmiddelen zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door personen die daartoe bevoegd zijn en voldoen ook overigens aan de daaraan bij wet gestelde eisen.
2.P-v aangifte [X] , p. 10 en 11.
3.P-v bevindingen, p. 17.
4.P-v bevindingen, p. 23.
5.P-v verhoor verdachte, p. 45 en 46.
6.P-v aangifte [moeder] , p. 4.
7.P-v verhoor getuige p. 6, 7 en 8.
8.P-v verhoor verdachte, p. 47
9.P-v aangifte [moeder] , p. 9.
10.P-v bevindingen, p. 15.
11.P-v aangifte [moeder] , p. 9 en 10 en foto’s p. 13 – 17.
12.P-v bevindingen, p. 12.
13.P-v bevindingen, p. 6.
14.P-v aangifte [moeder] , p. 9.
15.P-v aangifte [C] , p. 20.
16.P-v bevindingen, p. 5.
17.P-v bevindingen, p. 3, 4 en 5.
18.P-v bevindingen, p. 13 en 14.
19.Verklaring van verdachte bij de rechter-commissaris op 3 juli 2015, separaat.
20.P-v verhoor verdachte, p. 28 en 29.
21.P-v aangifte [naam] , p. 11 en een geschrift, zijnde een landelijk aangifte formulier winkeldiefstal, p. 13.
22.P-v bevindingen, p. 15 en 16.