Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
[eiser] , te [woonplaats] , eiser
.
Rechtbank Noord-Holland
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 15 april 2016 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Heemskerk. De eiser, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde ing. B.H. Wopereis, had beroep ingesteld tegen een besluit van verweerder, dat hem gelastte om voor 1 februari 2016 de tien paardenstallen op zijn perceel terug te brengen tot vier, op straffe van een dwangsom van € 4.000,- per overtreding. Dit besluit was genomen omdat er geen vergunning of melding was gedaan voor de extra stallen vóór 1 januari 2013, zoals vereist onder de artikelen 3.113 en 3.114a van het Activiteitenbesluit milieubeheer.
De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat er geen zicht is op legalisatie van de situatie, aangezien er geen vergunning of melding voor de extra stallen was gedaan. De rechter heeft geoordeeld dat verweerder bevoegd was om handhavend op te treden, gezien het algemeen belang dat gediend is met handhaving van de milieuregels. De voorzieningenrechter heeft het beroep van eiser ongegrond verklaard en het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen zijn op de hoogte gesteld van de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.