ECLI:NL:RBNHO:2016:3356
Rechtbank Noord-Holland
- Rekestprocedure
- Rechtspraak.nl
Bevoegdheid rechtbank bij klaagschrift ex artikel 164 lid 8 Wegenverkeerswet 1994 na hoger beroep
Op 31 maart 2016 is er een klaagschrift ingediend door klager, vertegenwoordigd door mr. E. Boskma, tegen de invordering van zijn rijbewijs door de politie Noord-Holland. Dit klaagschrift werd behandeld in de raadkamer van de rechtbank Noord-Holland op 18 april 2016. Klager was eerder op 11 maart 2016 door de politierechter veroordeeld tot een ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen voor de duur van zeven maanden. Klager heeft op 22 maart 2016 hoger beroep ingesteld tegen deze veroordeling en verzoekt nu om teruggave van zijn rijbewijs, omdat er zich een nieuwe omstandigheid heeft voorgedaan die zijn dringend persoonlijk belang bij het beschikken over zijn rijbewijs onderstreept.
De raadsman van klager betoogde dat de rechtbank bevoegd is om kennis te nemen van het klaagschrift op basis van artikel 164 lid 8 van de Wegenverkeerswet, omdat dit de rechtbank is waar de vervolging heeft plaatsgevonden. De officier van justitie, mr. M.A. Oudendijk, stelde echter dat klager niet-ontvankelijk moet worden verklaard in zijn beklag, aangezien het Hof te Amsterdam nu bevoegd is, gezien het hoger beroep dat door klager is ingesteld.
De rechtbank overweegt dat, volgens artikel 164 lid 8 van de Wegenverkeerswet, een klaagschrift moet worden ingediend bij het gerecht in feitelijke aanleg waarvoor de vervolging plaatsvindt. Aangezien klager hoger beroep heeft ingesteld, is de raadkamer van het hof de enige bevoegde instantie om dit klaagschrift te behandelen. De rechtbank verklaart klager daarom niet-ontvankelijk in zijn klaagschrift en zal het klaagschrift doorzenden naar het Hof Amsterdam voor verdere behandeling.