Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
1.Het procesverloop
2.De feiten
3.De provisionele vordering
4.Het verweer
5.De beoordeling
De kantonrechter acht het evenmin aannemelijk dat een laag rendement voor [de verhuurder] de hoofdreden is geweest om de huurovereenkomst op te zeggen. Weliswaar noemt de opzegging van 30 september 2015 dit als reden, maar [de verhuurder] heeft hieromtrent verklaard dat zij niet trots was op de snelle verbreking van haar relatie en dat zij dit niet met een huurder – te weten: [de huurder] – wilde bespreken. Dit acht de kantonrechter een plausibele verklaring.
Verder hoeft het weinig betoog dat de situatie waarin [de verhuurder] zich op dit moment bevindt – met een jong kind inwonend bij haar ouders – niet te lang moet duren, hetgeen van de zijde van [de huurder] ter zitting ook niet is betwist. De omstandigheid dat [de verhuurder] volgens [de huurder] een voorlopige voorziening had kunnen vragen om het gebruik van de woning van de ex-partner te krijgen, brengt de kantonrechter niet tot een ander oordeel. Voor zover er al van moet worden uitgegaan dat een dergelijke procedure kans van slagen had, dan zou dit [de verhuurder] slechts een tijdelijke oplossing hebben geboden.