Op 24 februari 2016 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in een wrakingszaak. Verzoeker had op 27 januari 2016 een wrakingsverzoek ingediend tegen mr. E.P.W. van de Ven, omdat deze tijdens een zitting op 26 november 2015 documenten van verzoeker had geweigerd. Verzoeker stelde dat de rechter vooringenomen was en dat hij niet de gelegenheid had gekregen om zijn stukken in te dienen. De rechter heeft echter in haar schriftelijke reactie aangegeven dat het wrakingsverzoek niet tijdig was ingediend, aangezien verzoeker dit pas twee maanden na de zitting deed. De rechtbank oordeelde dat verzoeker zijn verzoek onmiddellijk na de zitting had moeten indienen, omdat de feiten die aan het verzoek ten grondslag lagen tijdens die zitting bekend waren geworden. De rechtbank verwees naar de Algemene wet bestuursrecht, die stelt dat een wrakingsverzoek zo spoedig mogelijk moet worden ingediend. Aangezien verzoeker dit niet had gedaan, verklaarde de rechtbank het verzoek tot wraking niet-ontvankelijk. De beslissing werd openbaar uitgesproken en er stond geen rechtsmiddel open tegen deze uitspraak.