In deze zaak heeft de rechtbank Noord-Holland op 21 april 2016 een wrakingsverzoek afgewezen dat was ingediend door een verzoeker, vertegenwoordigd door advocaat mr. W.N. Sardjoe. Het verzoek was gericht tegen mr. J.H. Dubois, de rechter in de hoofdzaak. De verzoeker stelde dat er sprake was van zowel subjectieve als objectieve partijdigheid van de rechter, wat de vrees voor een gebrek aan onpartijdigheid zou rechtvaardigen. De wrakingskamer oordeelde echter dat de rechter een grote vrijheid heeft bij het bewaken van de procesorde en dat slechts in zeer bijzondere omstandigheden kan worden aangenomen dat een rechter vooringenomen is. De verzoeker had verschillende gronden aangevoerd, waaronder schending van het beginsel van hoor en wederhoor en de stelling dat de rechter de wederpartij had bevoordeeld. De rechtbank concludeerde dat de feiten en omstandigheden die door de verzoeker waren aangevoerd, geen grond opleverden voor het oordeel dat de rechter jegens verzoeker een vooringenomenheid koesterde. De rechtbank wees het verzoek tot wraking af en besloot dat het proces in kort geding voortgezet zou worden in de stand waarin het zich bevond ten tijde van het indienen van het verzoek.