Op 11 maart 2016 heeft veroordeelde, bijgestaan door mr. D. Fontein, een bezwaarschrift ingediend tegen de afname en verwerking van haar DNA-profiel, dat op 18 januari 2016 op bevel van de officier van justitie is afgenomen. De rechtbank Noord-Holland, locatie Alkmaar, heeft op 25 april 2016 in raadkamer de zaak behandeld. Veroordeelde was eerder op 8 december 2015 door de politierechter veroordeeld tot een werkstraf van 40 uren voor mishandeling. In het bezwaarschrift werd aangevoerd dat de omstandigheden, zoals de leeftijd van veroordeelde en het blanco strafblad, een uitzondering op de regel rechtvaardigen. De officier van justitie, mr. H.F. Tillart, stelde echter dat er weinig ruimte is voor beoordeling van de uitzonderingen in de Wet DNA-onderzoek bij veroordeelden.
De rechtbank oordeelde dat de afname van DNA-materiaal gegrond was op de wet en dat er geen schending van het recht op onaantastbaarheid van het lichaam was. De rechtbank concludeerde dat de door de verdediging aangevoerde omstandigheden onvoldoende waren om een uitzondering te rechtvaardigen. De rechtbank benadrukte dat de aard van het misdrijf en de omstandigheden waaronder het gepleegd is, geen grond bieden voor de conclusie dat DNA-onderzoek niet van betekenis zal zijn voor de opsporing en vervolging van strafbare feiten. De rechtbank verklaarde het bezwaarschrift ongegrond en bevestigde de beslissing van de politierechter, met de mogelijkheid dat het Gerechtshof in hoger beroep tot een andere beslissing kan komen.