ECLI:NL:RBNHO:2016:368

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
20 januari 2016
Publicatiedatum
20 januari 2016
Zaaknummer
4664202
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
  • P.G. Vroom
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding van de arbeidsovereenkomst wegens verstoorde arbeidsverhouding en toekenning van transitievergoeding

In deze zaak heeft Bios Personenvervoer B.V. een verzoek ingediend tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst met [werknemer] op grond van een verstoorde arbeidsverhouding. De kantonrechter heeft op 20 januari 2016 uitspraak gedaan na een zitting op 6 januari 2016, waar beide partijen hun standpunten hebben toegelicht. Bios heeft meerdere officiële waarschuwingen aan [werknemer] gegeven wegens herhaaldelijk te laat komen, ongepast gedrag en andere tekortkomingen in haar functioneren. [werknemer] heeft verweer gevoerd en betwist dat er sprake was van een verstoorde arbeidsverhouding, en heeft om aanhouding van de procedure verzocht wegens arbeidsongeschiktheid.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat er voldoende gronden zijn voor ontbinding van de arbeidsovereenkomst, met name door het herhaaldelijk niet voldoen aan de verwachtingen van Bios en het gebrek aan verbetering in het functioneren van [werknemer]. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de arbeidsverhouding verstoord is geraakt door de vele incidenten en waarschuwingen, en dat herplaatsing niet mogelijk is. De arbeidsovereenkomst is ontbonden met ingang van 1 maart 2016. Tevens heeft de kantonrechter geoordeeld dat [werknemer] recht heeft op een transitievergoeding van € 18.889,62 bruto, omdat haar handelen niet als ernstig verwijtbaar kan worden gekwalificeerd. De proceskosten zijn door beide partijen zelf te dragen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Afdeling Privaatrecht
Sectie Kanton - locatie Alkmaar
Zaaknr./rolnr.: 4664202 \ OA VERZ 15-238
Uitspraakdatum: 20 januari 2016
Beschikking in de zaak van:
Bios Personenvervoer B.V.
gevestigd te Zwaag
verzoekende partij in de zaak van het verzoek, verwerende partij in de zaak van het tegenverzoek
verder te noemen: Bios
gemachtigde: mr. J. Pluis
tegen
[naam]
wonende te [woonplaats]
verwerende partij in de zaak van het verzoek, verzoekende partij in de zaak van het tegenverzoek
verder te noemen: [werknemer]
gemachtigde: mr. F. van der Wiele

1.Het procesverloop

in de zaak van het verzoek en het tegenverzoek
1.1.
Bios heeft een verzoek gedaan om de arbeidsovereenkomst tussen partijen te ontbinden. [werknemer] heeft een verweerschrift en een tegenverzoek ingediend.
1.2.
Op 6 januari 2016 heeft een zitting plaatsgevonden. Partijen hebben hun standpunt op de zitting toegelicht, mede aan de hand van pleitnotities. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen ter toelichting van hun standpunten naar voren hebben gebracht. Voorafgaand aan de zitting heeft Bios bij brief van 5 januari 2016 en [werknemer] bij brief van 6 januari 2016 nog stukken toegezonden.

2.De feiten

in de zaak van het verzoek en het tegenverzoek
2.1.
[werknemer] , geboren [datum] , is per 1 januari 1996 in dienst getreden bij Young Cars. Young Cars is op enig moment overgenomen door Connexxion. Per 1 augustus 2011 is het onderdeel van Connexxion waar [werknemer] werkzaam was, overgenomen door Bios.
2.2.
De laatste functie die [werknemer] vervulde, is die van chauffeur, met een salaris van € 2.163,76.
2.3.
Op 21 oktober 2011 heeft [werknemer] haar eerste officiële waarschuwing ontvangen wegens het niet goed vastzetten van een rolstoel van een cliënt waardoor de cliënt met rolstoel is omgevallen.
2.4.
Op 28 december 2011 heeft [werknemer] haar tweede officiële waarschuwing ontvangen. In de brief van 28 december 2011 is de volgende reden gegeven: “
De reden hiervan is het feit dat u, nadat u op vrijdag 16 december 2011 bent aangesproken op 2 punten, zich ongeoorloofd heeft gedragen tegen uw collega’s en leidinggevende.
Op vrijdag 16 december 2011 bent u aangesproken op een tweetal situaties die op donderdag 15 december 2011 zijn voorgevallen, namelijk:
Situatie 1U komt op donderdag 15 december 2011 om 12.55 uur binnen en logt in. Vervolgens gaat u koffie halen en gaat u pas om 13.10 uur rijden terwijl uw een eerste rit om 13.15 uur in Hoogkarspel heeft
Situatie 2U komt rond 17.25 uur uit cursus en krijgt van de heer [X] een rit vanaf Oudesluis om 19.00 uur. (…) Nadat u hierop bent aangesproken bent u, voordat de heer [x] u naar uw verklaring/uitleg heeft kunnen vragen, gaan schreeuwen en is de situatie volledig geëscaleerd. U heeft zich vervolgens ongeoorloofd gedragen tegen over uw leidinggevende en collega’s door hen ziektes toe te wensen. (…)
2.5.
Op 18 oktober 2012 heeft [werknemer] haar derde officiële waarschuwing ontvangen wegens het meerdere malen te laat verschijnen op het werk.
2.6.
Omstreeks augustus 2013 heeft het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen (hierna: het CBR) op grond van medische redenen het rijbewijs van [werknemer] ingetrokken. Bios heeft [werknemer] aangepaste werkzaamheden laten verrichten.
2.7.
Op 17 januari 2014 heeft [werknemer] haar vierde officiële waarschuwing ontvangen wegens het te laat verschijnen op het werk.
2.8.
In de loop van 2014 heeft [werknemer] haar rijbewijs teruggekregen en heeft zij haar werkzaamheden als chauffeur hervat.
2.9.
Op 26 februari 2015 is [werknemer] betrokken geweest bij een aanrijding. [werknemer] heeft hiervan geen melding gemaakt bij Bios, hetgeen in strijd is met het personeelshandboek van Bios. Op 4 maart 2015 heeft [werknemer] haar vijfde officiële waarschuwing ontvangen wegens het niet melden van de aanrijding.
2.10.
Op 1 juni 2015 heeft [werknemer] haar zesde officiële waarschuwing ontvangen. Bios heeft als reden gegeven het weigeren van een dienstrit en het niet dragen van werkkleding, hetgeen in strijd is met de geldende regels.
2.11.
Op 30 september 2015 heeft [werknemer] haar zevende officiële waarschuwing ontvangen voor het veroorzaken van twee schades aan de auto in één week.
2.12.
Op 20 november 2015 heeft Bios een klacht ontvangen van een klant over het functioneren van [werknemer] . Op dezelfde dag heeft een gesprek plaatsgevonden tussen Bios en [werknemer] . In het verslag staat onder meer het volgende:

Wat ons zorgen baart is dat de taxi bus (…) is gevolgd door iemand, omdat deze chauffeuse volgens hem 150 km reed waar je 80 km mag rijden en de rotonde links nam ipv rechts.Deze meneer vond dit onverantwoord en gevaarlijk en wou dat tegen deze taxi chauffeuse zeggen. Dit gebeurde allemaal voor bij ons op het parkeer terrein. Jullie taxi chaufeuse is hier erg uitgevallen met als gevolg een scheldpartij. Ook hebben mijn collega’s bevestigd dat deze chaufeuse niet verantwoord rijd en onze vraag is bij deze om deze mevrouw niet meer voor ons te laten rijden. (…)
Uitleg van de werknemer:
Ik was te laat voor mijn rit voor Smallsteps. Daar moet je natuurlijk op tijd komen omdat de kinderen staan te wachten. Ik ben dus vlot gaan doorrijden. Een man reed blijkbaar achter mij aan. Er was een kleine rotonde waar naar mijn inszien niet perse een rondje over gemaakt moet worden. Ik heb dat rondje niet gemaakt maar ben linksaf gegaan.
Hij kwam naar mij toe en begon mij abnormaal aan te spreken. Hij was mij aan het beschuldigen met dat ik dit ook bij klanten en kinderen zou doen. Dit viel verkeerd bij mij en toen heb ik gezegd dat hij zich met zijn eigen zaken moest bemoeien en weg moest gaan. Toen heb ik de deur dicht geklapt en toen ben ik weggegaan.
2.13.
Naar aanleiding van bovenstaande klacht hebben de leidinggevenden van [werknemer] aangegeven geen vertrouwen meer te hebben in [werknemer] .

3.Het verzoek

3.1.
Bios verzoekt de arbeidsovereenkomst met [werknemer] te ontbinden op grond van artikel 7:671b lid 1, onderdeel a, van het Burgerlijk Wetboek (BW), primair in verbinding met artikel 7:669 lid 3, onderdeel e BW en subsidiair in verbinding met artikel 7:669 lid 3, onderdeel g BW.
3.2.
Aan dit verzoek legt Bios ten grondslag dat sprake is van – kort gezegd – verwijtbaar handelen dan wel een verstoorde arbeidsverhouding, waardoor van Bios redelijkerwijs niet gevergd kan worden de arbeidsovereenkomst te laten voortduren. Ter onderbouwing daarvan heeft Bios het volgende naar voren gebracht. Ondanks het feit dat [werknemer] vele malen op haar functioneren is aangesproken, verbetert haar functioneren niet. Bios heeft meerdere waarschuwingen gegeven. Bios is ieder vertrouwen in [werknemer] verloren, waardoor een vruchtbare, verdere samenwerking niet meer mogelijk is. Herplaatsing in een andere functie is niet mogelijk, althans ligt volgens Bios niet in de rede.

4.Het verweer en het tegenverzoek

4.1.
[werknemer] verweert zich tegen het verzoek en stelt dat de verzochte ontbinding moet worden afgewezen. [werknemer] betoogt dat er geen sprake is van enige omstandigheid die zodanig is dat van Bios in redelijkheid niet gevergd kan worden de arbeidsovereenkomst voort te zetten en dat er geen sprake is van een verstoorde arbeidsverhouding. Het te laat verschijnen op het werk heeft volgens [werknemer] te maken met haar medicijngebruik, waarvan Bios op de hoogte was. [werknemer] heeft nimmer opzettelijk of bewust roekeloos gehandeld. Om die reden kan geen sprake zijn van ernstig verwijtbaar handelen. Voorts stelt [werknemer] dat zij thans arbeidsongeschikt is, althans dat haar klachten een belemmering zijn geweest bij het uitvoeren van haar werkzaamheden. Zij verzoekt dan ook om aanhouding van de procedure.
4.2.
Voor zover de arbeidsovereenkomst wordt ontbonden, verzoekt [werknemer] bij wijze van tegenverzoek om toekenning van de transitievergoeding, waarbij rekening dient te worden gehouden met de aanvangsdatum van haar arbeidsovereenkomst, zijnde 1 juli 1996. Bios heeft daartegen verweer gevoerd.

5.De beoordeling

in de zaak van het verzoek
5.1.
Het gaat in deze zaak om de vraag of de arbeidsovereenkomst tussen partijen moet worden ontbonden. In geval van ontbinding moet ook worden beoordeeld of aan [werknemer] een transitievergoeding dient te worden toegekend.
5.2.
De kantonrechter neemt tot uitgangspunt dat in zaken die voortvloeien uit de Wet werk en zekerheid (Wwz), zoals deze zaak, het bewijsrecht in beginsel van toepassing is, tenzij de aard van de zaak zich hiertegen verzet. In dit geval verzet de aard van de zaak zich niet tegen toepassing van het bewijsrecht.
5.3.
[werknemer] heeft verzocht om aanhouding van de procedure omdat zij thans arbeidsongeschikt is en dat door de bedrijfsarts onderzocht dient te worden of haar functioneren wordt belemmerd door de reumatische klachten die zij heeft. Bios heeft onbetwist gesteld dat [werknemer] zich niet ziek heeft gemeld en dat [werknemer] arbeidsgeschikt was ten tijde van het verzoek om ontbinding door de kantonrechter. Gelet op deze omstandigheden ziet de kantonrechter geen aanleiding om de procedure aan te houden. Daarbij komt dat [werknemer] geen medische verklaring heeft overgelegd die haar stellingen staven.
5.4.
De kantonrechter stelt voorop dat uit artikel 7:669 lid 1 BW volgt dat de arbeidsovereenkomst alleen kan worden ontbonden indien daar een redelijke grond voor is en herplaatsing van [werknemer] binnen een redelijke termijn niet mogelijk is of niet in de rede ligt. In artikel 7:669 lid 3 BW is nader omschreven wat onder een redelijke grond moet worden verstaan. Bij regeling van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 23 april 2015 (
Stcrt.2015/12685) zijn daarvoor nadere regels gesteld (Ontslagregeling).
5.5.
Bios stelt dat de redelijke grond voor ontbinding primair is gelegen in het verwijtbaar handelen van [werknemer] en subsidiair in de verstoorde arbeidsverhouding. De gedragingen die aan [werknemer] worden verweten, betreffen voornamelijk haar wijze van functioneren. Bios verwijt [werknemer] onder meer dat zij regelmatig te laat op het werk verschijnt, haar manier van communicatie c.q. bejegening, het niet dragen van bedrijfskleding en het rijden van schade aan de bedrijfsauto. Beoordeeld dient te worden of die redenen in samenhang voldoende zijn om de (achtereenvolgens) gestelde redelijke grond te vormen.
5.6.
De kantonrechter stelt voorop dat bij bepaalde beroepsgroepen, zoals die van chauffeur, sprake is van een kenbare verantwoordelijkheid. De veiligheid van passagiers en medeweggebruikers zijn van belang, eveneens de tijdigheid. Tussen partijen staat niet ter discussie dat [werknemer] de afgelopen jaren meerdere keren te laat op de werkvloer is verschenen en evenmin dat zij daarover, ook schriftelijk, is aangesproken en dat zij daarvoor officiële waarschuwingen heeft ontvangen.
Bios heeft uiteengezet dat het van groot belang is dat een chauffeur op tijd begint en daardoor op tijd kan vertrekken richting de klant. [werknemer] heeft dit niet weersproken. Naar het oordeel van de kantonrechter is het belang van Bios evident dat haar personeel op tijd aanwezig is op de werkplek.
5.7.
Een van de redenen die [werknemer] heeft aangevoerd voor het te laat komen, is dat het door het gebruik van medicijnen vaak niet gemakkelijk was om op te staan. [werknemer] heeft gesteld dat Bios op de hoogte was van haar medicijngebruik, hetgeen Bios heeft betwist. De kantonrechter is van oordeel dat, in het licht van de betwisting door Bios, [werknemer] haar stelling op dit punt niet nader heeft onderbouwd. Het ligt op de weg van [werknemer] om, indien het medicijngebruik ertoe leidt dat zij zich regelmatig gedurende meerdere jaren verslaapt, maatregelen te nemen. Gesteld noch gebleken is dat [werknemer] hierover met haar huisarts heeft gesproken, zodat eventueel andere medicijnen overwogen konden worden, evenmin is gebleken dat zij dit aangevoerde probleem aan de bedrijfsarts dan wel aan haar leidinggevende heeft voorgelegd. [werknemer] heeft ook geen medische stukken overgelegd waaruit de door haar genoemde klachten blijken. Dit blijft voor rekening en risico van [werknemer] . Voor zover een aantal medische klachten, zoals nachtblindheid, in dit geding wel vast staat, is onweersproken vast komen te staan dat Bios de diensten van [werknemer] heeft aangepast.
5.8.
Ten aanzien van het incident met de omgevallen rolstoel stelt de kantonrechter voorop dat gesteld noch gebleken is dat sprake was van opzet van [werknemer] . Echter de omstandigheid dat het systeem waarmee de rolstoel moest worden vastgezet anders was dan het systeem dat zij normaal gesproken gebruikt, zoals [werknemer] heeft aangevoerd, ontslaat haar niet van haar verantwoordelijkheid als chauffeur om te controleren of de veiligheid van de klant is gewaarborgd.
5.9.
Bios heeft voorts gesteld dat zij [werknemer] vele malen heeft aangesproken op haar wijze van communiceren. De kantonrechter is van oordeel dat, mochten die klachten al terecht zijn, hetgeen door [werknemer] is betwist, niet gebleken is dat aan [werknemer] een communicatietraining is aangeboden, hetgeen wel op de weg van Bios had gelegen.
5.10.
Bios heeft tot slot een klacht van een klant ten grondslag gelegd aan het ontbindingsverzoek. Bios heeft gesteld dat de klant een snelheid van 150 kilometer per uur heeft geconstateerd op een weg waar maximaal 80 kilometer per uur gereden mag worden. Ter onderbouwing van haar standpunt heeft Bios een printscreen van de boardcomputer overgelegd. Bios stelt dat uit de printscreen blijkt dat [werknemer] 80 kilometer per uur respectievelijk 86 kilometer per uur heeft gereden op een weg waar maximaal 60 kilometer per uur mag worden gereden. [werknemer] heeft daarentegen betwist dat het een weg betrof waar je 60 kilometer per uur mag rijden en dat bovendien uit de verklaring van de klant ook blijkt dat je daar 80 kilometer per uur mag rijden.
5.11.
De kantonrechter stelt vast dat [werknemer] te hard heeft gereden, maar niet in de ernstige mate zoals door (de klant van) Bios is gesteld. Van [werknemer] als chauffeur mag echter wel worden verwacht dat zij zich stipt aan de voorgeschreven snelheid houdt, nu zij verantwoordelijk is voor de veiligheid van onder meer passagiers en medeweggebruikers. Daartegenover staat vast dat [werknemer] veel ritten rijdt, doch gesteld noch gebleken is dat [werknemer] regelmatig bekeuringen heeft ontvangen wegens snelheidsovertredingen en/of dat [werknemer] is aangesproken op haar snelle rijgedrag.
Bios heeft nog gesteld dat [werknemer] een rotonde linksom heeft genomen waardoor gevaarlijke situaties kunnen ontstaan. [werknemer] heeft daarentegen gemotiveerd gesteld dat het geen rotonde betrof maar een kruising. De kantonrechter is van oordeel dat Bios haar stelling op dit punt onvoldoende heeft onderbouwd, zodat de kantonrechter uitgaat van de juistheid van de stellingen van [werknemer] dat het een kruising betrof. Dat [werknemer] een gevaarlijke situatie heeft veroorzaakt, is derhalve niet gebleken.
5.12.
Naar het oordeel van de kantonrechter levert het vorenstaande evenwel geen redelijke grond voor ontbinding op, zoals bedoeld in artikel 7:669 lid 3, onderdeel e BW. Uit hetgeen hiervoor is overwogen, volgt dat de door Bios naar voren gebrachte feiten en omstandigheden niet zwaarwegend genoeg zijn om een redelijke grond voor ontbinding op te leveren, zoals bedoeld in artikel 7:669 lid 3, onderdeel e BW. Immers niet gebleken is dat het verwijtbaar handelen uitsluitend van de zijde van [werknemer] komt.
5.13.
Bios heeft haar verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst subsidiair gestoeld op de stelling dat sprake is van een verstoorde arbeidsverhouding zodanig dat niet van Biios kan worden gevergd de arbeidsovereenkomst te laten voortduren (de g-grond als bedoeld in 7:669 lid 3 BW). [werknemer] heeft betwist dat sprake is van een verstoorde arbeidsverhouding zodanig dat van Bios in redelijkheid niet gevergd kan worden de arbeidsverhouding voort te laten duren, doch naar het oordeel van de kantonrechter is voldoende gebleken dat de arbeidsverhouding verstoord is geraakt door het verschil van inzicht over het (dis)functioneren van [werknemer] , meer in het bijzonder de wijze waarop partijen hun tegengestelde standpunten jegens elkaar hebben geformuleerd. Daarbij is gebleken dat Bios (herhaaldelijk) over is gegaan tot het geven van officiële schriftelijke waarschuwingen, waartegen [werknemer] destijds niet heeft geprotesteerd, maar dat het gedrag van [werknemer] niet is verbeterd. [werknemer] blijft dezelfde misstappen maken en toont daarbij onvoldoende oog voor de consequenties van haar gedrag. De kantonrechter is van oordeel dat het aan [werknemer] te wijten is dat zich een reeks incidenten heeft voorgedaan, de één ernstiger dan de ander, welke incidenten tezamen, en in aanmerking genomen de vele gesprekken en waarschuwingen, uiteindelijk hebben geleid tot een verstoorde arbeidsverhouding zodanig dat van Bios in redelijkheid niet gevergd kan worden de arbeidsverhouding voort te laten duren. Herplaatsing ligt daarom niet in de rede.
5.14.
De conclusie is dat de kantonrechter het verzoek van Bios zal toewijzen en dat de arbeidsovereenkomst met toepassing van artikel 7:671b lid 8, onderdeel a, BW zal worden ontbonden met ingang van 1 maart 2016. Dat is de datum waarop de arbeidsovereenkomst bij regelmatige opzegging zou zijn geëindigd, verminderd met de duur van deze procedure. De kantonrechter gaat daarbij uit van een opzegtermijn van twee maanden, nu de arbeidsovereenkomst vijf jaar of langer, maar korter da tien jaar heeft geduurd en de wettelijke opzegtermijn derhalve twee maanden bedraagt. Immer [werknemer] is per 1 juli 1996 in dienst is getreden bij Young Cars en naar het oordeel van de kantonrechter is sprake van opvolgend werkgeverschap tussen Connexxion en Bios in de zin van artikel 7:673 lid 4, sub b BW. Daartoe overweegt de kantonrechter als volgt.
5.15.
Ingevolge het vierde lid sub b van artikel 7:673 BW worden, voor de berekening van de duur van de arbeidsovereenkomst, een of meer voorafgaande arbeidsovereenkomsten tussen dezelfde partijen, die elkaar met tussenpozen van ten hoogste zes maanden hebben opgevolgd, samengeteld. Dit geldt eveneens indien de werknemer achtereenvolgens in dienst is geweest bij verschillende werkgevers die, ongeacht of inzicht bestaat in de hoedanigheid en geschiktheid van de werknemer, ten aanzien van de verrichte arbeid redelijkerwijze geacht moeten worden elkaars opvolger te zijn.
5.16.
De kantonrechter stelt voorop dat sprake is van opvolgend werkgeverschap zodra de werknemer onder de opvolgend werkgever dezelfde of soortgelijke werkzaamheden verricht en de aanleiding voor de overgang van de werknemer naar de nieuwe werkgever het gevolg is van een situatie die voortvloeit uit het handelen van ofwel de oude ofwel de nieuwe werkgever. Als onbetwist staat vast dat [werknemer] per 1 juli 1996 in dienst is getreden bij Young Cars, dat Young Cars is overgenomen door Connexxion, en dat per 1 augustus 2011 het onderdeel van Connexxion waar [werknemer] werkzaam was is overgenomen door Bios. Eveneens staat vast dat [werknemer] altijd als chauffeur werkzaam is geweest en dat zij nagenoeg dezelfde werkzaamheden heeft verricht. Op grond van het bovenstaande is de kantonrechter van oordeel dat sprake is van opvolgend werkgeverschap tussen Connexxion en Bios als hiervoor bedoeld.
in de zaak van het tegenverzoek
5.17.
[werknemer] heeft aanspraak gemaakt op een transitievergoeding voor het geval de ontbinding wordt uitgesproken. Uit artikel 7:673 lid 1 BW volgt dat Bios aan [werknemer] een transitievergoeding verschuldigd is indien – kort gezegd – de arbeidsovereenkomst ten minste 24 maanden heeft geduurd en de arbeidsovereenkomst op verzoek van Bios is ontbonden. Bios heeft gesteld dat het handelen van [werknemer] als ‘ernstig verwijtbaar’ kan worden aangemerkt en heeft daarom ontbinding van de arbeidsovereenkomst verzocht zonder dat Bios aan [werknemer] een transitievergoeding verschuldigd is.
5.18.
De kantonrechter is van oordeel dat de handelwijze van [werknemer] niet als ‘ernstig verwijtbaar’ in de zin van artikel 7:673 lid 7 sub c BW kan worden gekwalificeerd. In de wetsgeschiedenis zijn voorbeelden gegeven van situaties waarbij sprake is van ernstige verwijtbaarheid aan de zijde van de werknemer. Een dergelijke of daarmee gelijk te stellen situatie is hier niet aan de orde. [werknemer] heeft weliswaar meerdere waarschuwingen ontvangen en had daaruit lering moeten trekken maar haar handelen, hoe laakbaar ook, rechtvaardigt niet dat de arbeidsovereenkomst wordt ontbonden zonder dat haar een transitievergoeding toekomt.
5.19.
Nu aan de voorwaarden als bedoeld in 5.17. is voldaan en gelet op artikel 7:673 lid 2 BW heeft [werknemer] recht op een transitievergoeding. Deze vergoeding bedraagt € 18.889,62 bruto. Bios zal daarom worden veroordeeld tot betaling daarvan.
in de zaak van het verzoek en in de zaak van het tegenverzoek
5.20.
Nu partijen over en weer op punten in het ongelijk zijn gesteld, is de kantonrechter van oordeel dat het redelijk is dat partijen ieder hun eigen proceskosten dragen.

6.6. De beslissing

De kantonrechter:
in de zaak van het verzoek
6.1.
ontbindt de arbeidsovereenkomst tussen partijen met ingang van 1 maart 2016;
6.2.
bepaalt dat iedere partij de eigen proceskosten draagt;
6.3.
wijst het meer of anders verzochte af;
6.4.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
in de zaak van het tegenverzoek
6.5.
veroordeelt Bios om aan [werknemer] een transitievergoeding te betalen van € 18.889,62 bruto;
6.6.
bepaalt dat iedere partij de eigen proceskosten draagt;
6.7.
wijst het meer of anders verzochte af;
6.8.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gewezen door mr. P.G. Vroom, kantonrechter en op 20 januari 2016 in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter