ECLI:NL:RBNHO:2016:3749

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
11 mei 2016
Publicatiedatum
9 mei 2016
Zaaknummer
C/15/231385 / FA RK 15-5194
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging van kinderbijdrage in het kader van minnelijke schuldsanering

In deze zaak heeft de rechtbank Noord-Holland op 11 mei 2016 uitspraak gedaan in een verzoek tot wijziging van de kinderbijdrage. De man, die een aanvraag voor een minnelijke schuldsaneringsregeling had ingediend, verzocht de rechtbank om de eerder vastgestelde kinderbijdrage van € 141,00 per kind per maand op nihil te stellen. De vrouw, die de zorg voor de minderjarigen heeft, verzocht de rechtbank om de man niet-ontvankelijk te verklaren in zijn verzoek, dan wel dit verzoek af te wijzen.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de man zijn financiële situatie als gewijzigd heeft gepresenteerd, maar oordeelt dat de aanvraag voor de schuldsaneringsregeling op dit moment nog niet leidt tot een relevante wijziging van omstandigheden. De rechtbank benadrukt dat het nog onzeker is of de man daadwerkelijk zal worden toegelaten tot de schuldsaneringsregeling. De rechtbank wijst erop dat de Kredietbank Nederland de man heeft verplicht om de kinderbijdrage op nihil te stellen als voorwaarde voor toelating, wat de rechtbank als opmerkelijk beschouwt.

Uiteindelijk heeft de rechtbank het verzoek van de man afgewezen, omdat er geen sprake is van een relevante wijziging van omstandigheden in de zin van artikel 401, eerste lid, Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek. De rechtbank concludeert dat het verzoek om wijziging van de kinderbijdrage niet kan worden toegewezen, en dat de huidige bijdrage van € 142,13 per kind per maand gehandhaafd blijft. De beschikking is openbaar uitgesproken en er is een mogelijkheid tot hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Sectie Familie & Jeugd
locatie Alkmaar
RvD
alimentatie/tegenspraak
zaak-/rekestnr.: C/15/231385 / FA RK 15-5194
beschikking van de enkelvoudige kamer voor familiezaken van 11 mei 2016
in de zaak van:
[de man],
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen: de man,
advocaat mr. F.S.C. Thijsse, kantoorhoudende te Den Helder,
tegen
[de vrouw],
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen: de vrouw,
advocaat mr. M. van der Himst, kantoorhoudende te Den Helder.

1.Procedure

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift, met bijlagen, van de man, ingekomen op 20 augustus 2015;
- het verweerschrift van de vrouw, ingekomen op 20 november 2015;
- het bericht van 24 maart 2016, met bijlagen, van de man, ingekomen op 29 maart 2016;
- het bericht van 30 maart 2016, met producties 1 tot en met 4, van de vrouw, ingekomen op 31 maart 2016.
1.2
De behandeling van de zaak heeft plaatsgevonden op de zitting van 7 april 2016 in aanwezigheid van partijen: de man, bijgestaan door mr. F.S.C. Thijsse en de vrouw, bijgestaan door mr. M. van der Himst.
1.3
De hierna te noemen minderjarige [minderjarige] is, gelet op haar leeftijd, in de gelegenheid gesteld om haar mening kenbaar te maken. Van deze gelegenheid heeft zij geen gebruik gemaakt.

2.Feiten en omstandigheden

2.1
Partijen zijn op [huwelijksdatum] met elkaar gehuwd, welk huwelijk op 25 september 2014 is ontbonden door inschrijving van de echtscheidingsbeschikking van deze rechtbank van 17 september 2014 in de registers van de burgerlijke stand.
2.2
Voorafgaand aan en tijdens dit huwelijk zijn geboren de minderjarigen [minderjarigen] :
- [minderjarige] , geboren op [geboortedatum] in [geboorteplaats] ,
- [minderjarige] , geboren op [geboortedatum] in [geboorteplaats] .
De minderjarigen verblijven bij de vrouw.
2.3
In de echtscheidingsbeschikking is, voor zover thans van belang, conform het ouderschapsplan van 30 juli 2014 van partijen bepaald dat de man een bijdrage van € 141,00 per kind per maand in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarigen (hierna ook: kinderbijdrage) aan de vrouw dient te voldoen.
Ingevolge de wettelijke indexering bedraagt de bijdrage per 1 januari 2015 € 142,13 per kind per maand.

3.Verzoek en verweer

3.1
De man heeft verzocht om bij beschikking, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, te bepalen dat de bij de echtscheidingsbeschikking vastgestelde kinderbijdrage met ingang van de datum van het verzoekschrift, op nihil wordt gesteld, althans met ingang van zodanige datum en op zodanig bedrag als de rechtbank juist acht.
3.2
De vrouw heeft verzocht om de man niet-ontvankelijk te verklaren in zijn verzoek, althans dit af te wijzen, althans de kinderbijdrage met ingang van zodanige datum en op zodanig bedrag te stellen als de rechtbank juist acht.

4.Beoordeling

4.1
Als grondslag voor zijn verzoek heeft de man aangevoerd dat zijn financiële situatie is gewijzigd, als gevolg waarvan hij de kinderbijdrage niet meer kan voldoen. De man heeft betoogd dat hij door de bomen het bos niet meer ziet en dat hij dringend hulp nodig heeft om zijn financiën op orde te krijgen. Hij heeft een buitengerechtelijke schuldsaneringsregeling aangevraagd, maar de Kredietbank Nederland heeft als voorwaarde voor toelating gesteld dat hij nihilstelling van de kinderbijdrage verzoekt.
Ter zitting heeft de man verklaard, dat - hoewel hij nog niet is toegelaten tot de regeling - zijn volledige salaris reeds wordt overgemaakt naar de Kredietbank Nederland en dat hij wekelijks een bedrag van € 70,00 ontvangt aan leefgeld. Er wordt dus reeds geld gereserveerd voor de schuldeisers.
4.2
De vrouw heeft aangevoerd dat de huidige financiële problemen van de man deels verband houden met de situatie met betrekking tot de woning. Tot op heden staat de woning nog steeds niet te koop, terwijl dit wel in het echtscheidingsconvenant is overeengekomen. De problemen van de man hadden mogelijk voorkomen kunnen worden indien de woning direct na de echtscheiding te koop zou zijn aangeboden. De man heeft zijn financiële problemen min of meer over zich afgeroepen. Daarnaast zijn de schulden van de man sinds de echtscheiding toegenomen.
Ter zitting heeft de vrouw betoogd dat zij zich primair op het standpunt stelt dat er geen wijziging van omstandigheden heeft plaatsgevonden sinds de ondertekening van het echtscheidingsconvenant, waarin een afspraak is gemaakt over de draagplicht van de huwelijkse schulden, zodat het verzoek reeds om die reden voor afwijzing gereed ligt.
Indien verlaging van de kinderbijdrage al aan de orde zou zijn, dan is er op grond van de nieuwe richtlijnen ook bij toepassing van de schuldhulpverlening aanleiding om de minimale bijdrage van € 25,00 per kind per maand op te leggen, aldus de vrouw.
4.3
Op grond van artikel 401, eerste lid, Boek 1, van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan een rechterlijke uitspraak of een overeenkomst betreffende levensonderhoud bij latere rechterlijke uitspraak worden gewijzigd of ingetrokken, wanneer zij nadien door wijziging van omstandigheden ophoudt aan de wettelijke maatstaven te voldoen.
Ter beantwoording ligt derhalve voor de vraag of de omstandigheid dat de man een aanvraag voor een minnelijke schuldsaneringsregeling heeft gedaan een relevante wijziging in de zin van voornoemd artikel oplevert. De rechtbank is van oordeel dat dit niet het geval is.
Daartoe wordt overwogen dat op dit moment nog niet vaststaat dat de man toegelaten zal worden tot de schuldsaneringsregeling. Hij heeft slechts een aanvraag ingediend. Dat een minnelijke schuldsaneringsregeling op de man van toepassing wordt verklaard, die mogelijk gelijk moet worden gesteld aan de wettelijke schuldsaneringsregeling, betreft dan ook een toekomstige onzekere omstandigheid, die geen grond kan vormen voor wijziging van de kinderbijdrage. De rechtbank concludeert dat thans geen sprake is van een relevante wijziging van omstandigheden in de zin van artikel 401, eerste lid, Boek 1, BW, zodat het verzoek van de man wordt afgewezen.
De rechtbank merkt nog op dat zij het opmerkelijk vindt dat de Kredietbank Nederland de man verplicht om nihilstelling van de kinderbijdrage te verzoeken, alvorens hij kan worden toegelaten. Dit lijkt niet de juiste volgorde. De rechtbank is wel bekend met de situatie dat na toelating tot een schuldsaneringsregeling bezien wordt of en in hoeverre er nog ruimte is voor het voldoen van een kinderbijdrage. Voorkomen moet immers worden dat er een situatie ontstaat waarbij de kinderbijdrage door de rechtbank reeds op nihil is gesteld en dat de man, om wat voor reden dan ook, alsnog niet toegelaten wordt tot de schuldsaneringsregeling.

5.Beslissing

De rechtbank:
wijst het verzoek van de man af.
Deze beschikking is gegeven door mr. M.E. Allegro, rechter, in tegenwoordigheid van mr. R.M. van Diepen, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 11 mei 2016.
Tegen deze beschikking kan – voor zover er definitief is beslist – door tussenkomst van een advocaat hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam. De verzoekende partij en de verschenen belanghebbenden dienen het hoger beroep binnen de termijn van drie maanden na de dag van de uitspraak in te stellen. Andere belanghebbenden dienen het beroep in te stellen binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking of nadat deze hun op andere wijze bekend is geworden.