ECLI:NL:RBNHO:2016:3782

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
20 april 2016
Publicatiedatum
9 mei 2016
Zaaknummer
4663155 OA VERZ 15-236
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
  • P.G. Vroom
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot vernietiging ontslag op staande voet en tegenverzoek tot vergoeding ex art. 7:677 BW

In deze zaak heeft de werknemer verzocht om vernietiging van een ontslag op staande voet dat door De Stijl Makelaardij B.V. was gegeven. De werknemer, die in dienst was bij 123vastgoed B.V., stelde dat er geen dringende reden voor het ontslag was, omdat de arbeidsverhouding al verstoord was door eerdere handelingen van De Stijl. De werknemer voerde aan dat het ontslag financiële problemen voor haar veroorzaakte en dat De Stijl niet benadeeld was door haar handelen. De Stijl verweerde zich door te stellen dat de werknemer bedrog had gepleegd door haar dienstverband bij 123vastgoed niet te melden, wat volgens hen een dringende reden voor ontslag opleverde. De kantonrechter oordeelde dat het ontslag op staande voet rechtsgeldig was, omdat de werknemer relevante informatie had verzwegen. Het verzoek van de werknemer om het ontslag te vernietigen werd afgewezen. Daarnaast deed De Stijl een tegenverzoek om een vergoeding op grond van artikel 7:677 BW, wat ook werd toegewezen. De proceskosten werden aan de werknemer opgelegd, omdat zij ongelijk kreeg in zowel het verzoek als het tegenverzoek.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Afdeling Privaatrecht
Sectie Kanton - locatie Alkmaar
Zaaknr./rolnr.: 4663155 \ OA VERZ 15-236 BL
Uitspraakdatum: 20 april 2016
Beschikking in de zaak van:
[naam], wonende te [woonplaats]
verzoekende partij in de zaak van het verzoek, verwerende partij in de zaak van het voorwaardelijk tegenverzoek
verder te noemen: [de werknemer]
gemachtigde: mr. A.J. Butter, advocaat te Hoorn
tegen
De Stijl Makelaardij B.V., gevestigd te Hoorn
verwerende partij in de zaak van het verzoek, verzoekende partij in de zaak van het voorwaardelijk tegenverzoek
verder te noemen: De Stijl
gemachtigde: mr. W. Hovingh, advocaat te Alkmaar

1.Het verdere procesverloop

in de zaak van het verzoek en het tegenverzoek
1.1.
Naar aanleiding van de beschikking die in deze zaak is uitgesproken op 17 februari 2016 heeft [de werknemer] in de zaak van het tegenverzoek bij brief van 24 februari 2016 nadere stukken overgelegd. Daarbij heeft [de werknemer] een verzoek gedaan om het door De Stijl gegeven ontslag op staande voet te vernietigen. De Stijl heeft een verweerschrift ingediend en daarbij een verzoek om herroeping gedaan.
1.2.
Op 30 maart 2016 heeft een zitting plaatsgevonden. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen ter toelichting van hun standpunten naar voren hebben gebracht. Voorafgaand aan de zitting heeft [de werknemer] bij brief van 29 maart 2016 nog stukken toegezonden.

2.De verdere feiten

in de zaak van het verzoek en het tegenverzoek
2.1.
Op 14 december 2015 is [de werknemer] in dienst getreden bij 123vastgoed B.V. te Amsterdam (verder: 123vastgoed) in de functie van binnendienst medewerker Taxatie. De arbeidsovereenkomst is aangegaan voor onbepaalde tijd, met een proeftijd van 2 maanden. Het door [de werknemer] met 123vastgoed overeengekomen salaris bedraagt € 2.250,00 bruto per maand, bij een werkweek van 40 uur.

3.Het verzoek

3.1.
[de werknemer] heeft de kantonrechter verzocht het ontslag op staande voet te vernietigen. Aan dit verzoek legt [de werknemer] ten grondslag – kort weergegeven – dat geen sprake is van een dringende reden voor ontslag op staande voet. [de werknemer] voert daartoe – samengevat – het volgende aan. Het niet geven van openheid door [de werknemer] leidt weliswaar tot een verstoring van de arbeidsverhouding, maar levert geen dringende reden op omdat de arbeidsverhouding door toedoen van De Stijl reeds verstoord was doordat De Stijl ten onrechte de dienstbetrekking per 1 december 2015 als beëindigd heeft beschouwd. Bovendien is De Stijl niet benadeeld doordat [de werknemer] geen openheid heeft gegeven. Ook het feit dat [de werknemer] loon vordert van De Stijl terwijl zij bij 123vastgoed werkt levert geen dringende reden op. [de werknemer] is wegens (situationele) arbeidsongeschiktheid niet in staat om bij De Stijl te werken en De Stijl heeft geen enkel initiatief genomen om het conflict op te lossen. Het niet verrichten van werkzaamheden komt voor rekening en risico van De Stijl. Verder leidt het ontslag op staande voet tot financiële problemen voor [de werknemer] , en heeft De Stijl de ernstige gevolgen die het ontslag op staande voet voor [de werknemer] heeft ten onrechte niet meegewogen.

4.Het verweer en het tegenverzoek

4.1.
De Stijl verweert zich tegen het verzoek om vernietiging van het ontslag op staande voet en voert – samengevat – het volgende aan. Zowel ter zitting van 6 januari 2016 als ter zitting van 2 februari 2016 heeft (de gemachtigde van) [de werknemer] , ondanks uitdrukkelijke vragen daarover, geen melding gemaakt van het feit dat zij al op 14 december 2015 voor onbepaalde tijd in dienst is getreden bij 123vastgoed, waar zij dezelfde functie bekleedt als bij De Stijl tegen een hoger salaris. Daardoor pleegt [de werknemer] bedrog, hetgeen in de gegeven omstandigheden een dringende reden voor ontslag oplevert. [de werknemer] heeft een loonvordering tegen De Stijl ingesteld op het moment dat zij al bij 123vastgoed werkte en salaris ontving.
4.2.
In de zaak van het tegenverzoek heeft De Stijl aanvullend verzocht om herziening van eerdergenoemde beschikking van 17 februari 2016 op het punt van de veroordeling van De Stijl tot doorbetaling van het loon tot 11 januari 2016, op grond van het door [de werknemer] gepleegde bedrog.
4.3.
[de werknemer] heeft daartegen verweer gevoerd en stelt dat sprake is van bedrog als een procespartij door haar oneerlijke proceshouding belet dat in de procedure feiten aan het licht komen die tot een voor de wederpartij gunstige afloop zouden hebben kunnen leiden, terwijl uit de stellingen van De Stijl niet blijkt in hoeverre de betreffende informatie voor De Stijl tot een andere afloop zou hebben geleid.

5.De beoordeling

in de zaak van het verzoek
5.1.
Op verzoek van [de werknemer] heeft de kantonrechter in de beschikking van 17 februari 2016 de arbeidsovereenkomst tussen partijen ontbonden met ingang van 1 maart 2016, voor zover een eventueel verzoek tot vernietiging van het ontslag op staande voet tijdig wordt ingediend en ertoe leidt dat het ontslag op staande voet wordt vernietigd. Vervolgens heeft [de werknemer] op 24 februari 2016 verzocht om vernietiging van het ontslag op staande voet, dat haar door De Stijl bij brief van 11 januari 2016 (voorwaardelijk) is gegeven.
5.2.
[de werknemer] heeft het verzoek tijdig ingediend, omdat het is ontvangen binnen twee maanden na de dag waarop de arbeidsovereenkomst is geëindigd.
5.3.
Naar het oordeel van de kantonrechter is het ontslag op staande voet rechtsgeldig. Daarover wordt het volgende overwogen. In de ontslagbrief van 11 januari 2016 is als ontslaggrond aangevoerd – samengevat – dat [de werknemer] ter zitting van 7 januari 2016 en daarna geen openheid van zaken heeft gegeven over haar arbeidsrechtelijke positie, hetgeen De Stijl uiterst laakbaar vindt omdat [de werknemer] loon claimt terwijl zij elders gewoon aan het werk is. Inmiddels staat vast dat [de werknemer] – ondanks uitdrukkelijke vragen daarover – niet alleen ter zitting van 7 januari 2016 maar ook nadien en wederom ter zitting van 2 februari 2016 heeft verzwegen dat zij met ingang van 14 december 2015 op basis van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd elders fulltime tegen beloning een vergelijkbare functie vervulde. Onder de gegeven omstandigheden mocht van [de werknemer] worden verwacht dat zij daarover openheid van zaken had gegeven. Door het verzwijgen van deze relevante informatie is [de werknemer] binnen de arbeidsverhouding tegenover De Stijl dusdanig tekortgeschoten dat dit het ontslag op staande voet rechtvaardigt.
5.4.
Met betrekking tot de arbeidsongeschiktheid van [de werknemer] ziet de kantonrechter geen reden eraan te twijfelen dat [de werknemer] niet in staat was in de betreffende periode haar werkzaamheden voor De Stijl te verrichten, of te twijfelen aan de spanning die het arbeidsgeschil en de rechtszaak bij [de werknemer] teweeg hebben gebracht. Echter niet is komen vast te staan dat de ziekte van [de werknemer] eraan in de weg stond dat zij in dit geding kon voldoen aan haar bovenomschreven verplichting om mededeling te doen over haar nieuwe dienstverband. Dat geldt te meer nu [de werknemer] in deze procedure professionele rechtsbijstand had.
5.5.
[de werknemer] heeft haar stelling dat zij ernstige financiële problemen ondervindt ten gevolge van het haar gegeven ontslag onvoldoende geconcretiseerd. Ook overigens is niet gebleken van persoonlijke omstandigheden aan de zijde van [de werknemer] die moeten leiden tot de conclusie dat een onmiddellijke beëindiging van het dienstverband met De Stijl niet gerechtvaardigd is.
5.6.
Uit artikel 7:681 lid 1, onderdeel a, BW volgt dat de kantonrechter op verzoek van de werknemer de opzegging van de arbeidsovereenkomst door de werkgever kan vernietigen, indien de werkgever heeft opgezegd in strijd met artikel 7:671 BW. Nu hiervoor is geoordeeld dat het ontslag op staande voet rechtsgeldig is, zal het verzoek van [de werknemer] om vernietiging van dat ontslag worden afgewezen. Er is immers geen sprake van een opzegging in strijd met artikel 7:671 BW, zodat er ook geen grond is om toepassing te geven aan artikel 7:681 lid 1 BW.
5.7.
De proceskosten komen voor rekening van [de werknemer] , omdat zij ongelijk krijgt.
in de zaak van het tegenverzoek
5.8.
Het gaat in deze zaak om de vraag of [de werknemer] op grond van artikel 7:677 lid 1, 2 en 3 sub a BW een vergoeding ter hoogte van het loon over de resterende opzegtermijn (van 11 januari tot en met 31 maart 2016), zijnde een bedrag van € 5.669,63 aan De Stijl moet betalen. Zoals in de zaak van het verzoek is overwogen en beslist heeft [de werknemer] als gevolg van het welbewust verzwijgen van relevante informatie, met andere woorden door haar schuld, aan De Stijl een dringende reden gegeven de arbeidsovereenkomst onverwijld op te zeggen. De door De Stijl gestelde opzegtermijn en de hoogte van het loon over die periode zijn door [de werknemer] niet bestreden. Voor matiging van de vergoeding is geen grond, gelet op het in artikel 7:677 lid 5 aanhef en onder a BW. Het verzoek De Stijl wordt daarom toegewezen.
5.9.
Verder verzoekt De Stijl om herziening van de beschikking van 17 februari 2016 op het punt van de veroordeling van De Stijl tot doorbetaling van het loon tot 11 januari 2016, wegens door [de werknemer] gepleegd bedrog. Op grond van artikel 390 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) in verbinding met artikel 382 Rv kan een beschikking worden herroepen (onder meer) indien deze berust op bedrog door de wederpartij in het geding gepleegd. Het buitengewone rechtsmiddel van herroeping staat echter niet open als nog een gewoon rechtsmiddel kan worden aangewend. Tegen de beschikking van 17 februari 2016 staat het gewone rechtsmiddel van hoger beroep nog open, zodat het verzoek om herroeping niet toewijsbaar is. Overigens heeft De Stijl gelijk waar zij stelt dat het effect van het achterhouden van informatie door [de werknemer] niet mag zijn dat zij van twee werkgevers loon ontvangt voor werkzaamheden verricht in dezelfde functie over dezelfde periode. Op grond van artikel 7:629 lid 5 BW wordt het loon waarop [de werknemer] tijdens haar ziekte tegenover De Stijl aanspraak heeft immers verminderd met het loon dat zij heeft genoten voor werkzaamheden die zij heeft verricht gedurende de tijd dat zij anders de bedongen arbeid voor de Stijl had kunnen verrichten.
5.10.
De proceskosten komen voor rekening van [de werknemer] , omdat zij ongelijk krijgt.

6.De beslissing

De kantonrechter:
in de zaak van het verzoek
6.1.
wijst het verzoek af;
6.2.
veroordeelt [de werknemer] tot betaling van de proceskosten, die de kantonrechter aan de kant van De Stijl tot en met vandaag vaststelt op € 400,00 voor salaris van de gemachtigde van De Stijl;
in de zaak van het tegenverzoek
6.3.
veroordeelt [de werknemer] om aan De Stijl een vergoeding op grond van artikel 7:677 BW te betalen van € 5.669,63;
6.4.
veroordeelt [de werknemer] tot betaling van de proceskosten, die de kantonrechter aan de kant van De Stijl tot en met vandaag vaststelt op € 400,00 voor salaris van de gemachtigde van De Stijl.
Deze beschikking is gewezen door mr. P.G. Vroom, kantonrechter en op 20 april 2016 in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter