In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 18 mei 2016 uitspraak gedaan in een alimentatiekwestie tussen een vrouw en een man, die eerder met elkaar gehuwd waren en inmiddels gescheiden zijn. De vrouw verzocht om wijziging van de alimentatieverplichtingen, waarbij zij stelde dat de door haar te betalen bijdrage aan de man ten behoeve van hun minderjarige kinderen op nihil moest worden gesteld, en dat de man aan haar een hogere kinderbijdrage moest betalen. De rechtbank heeft de procedure gestart op basis van verzoekschriften van beide partijen, waarbij de vrouw haar verzoek op 27 oktober 2015 indiende en de man op 27 november 2015 reageerde met een verweerschrift en zelfstandig verzoek.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de vrouw en man samen twee minderjarige kinderen hebben, en dat de alimentatieverplichtingen in het verleden zijn vastgesteld. De vrouw heeft haar alimentatieverplichting met ingang van 1 augustus 2015 beëindigd, en de man heeft verzocht om de door hem te betalen bijdrage te verlagen. De rechtbank heeft de financiële situatie van beide partijen beoordeeld, inclusief hun netto besteedbare inkomens en de behoefte van de kinderen. Hierbij is ook gekeken naar de kosten van de ruitersport, die door beide ouders werd ondersteund, en of deze kosten als behoefteverhogend moesten worden aangemerkt.
De rechtbank heeft geoordeeld dat de stallingskosten van de pony als behoefteverhogende factor moeten worden beschouwd, en heeft de man verplicht om een bijdrage te betalen voor deze kosten. Uiteindelijk heeft de rechtbank de door de man te betalen bijdrage vastgesteld op € 281,00 per kind per maand, met ingang van 1 augustus 2015, en daarnaast een bijdrage van € 173,33 per maand voor de stallingskosten van de pony. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en partijen hebben de mogelijkheid om in hoger beroep te gaan.