In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 1 juni 2016 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen een besloten vennootschap (hierna: eiseres) en een vennootschap onder firma en meerdere besloten vennootschappen (hierna: gedaagden). De eiseres vorderde betaling voor de plaatsing van plinten, terwijl gedaagden betwistten dat de plinten waren inbegrepen in de aanneemsom. De kantonrechter had eerder op 10 februari 2016 een tussenvonnis gewezen en eiseres toegelaten tot bewijslevering over de ontvangst van een e-mail met een offerte van 27 februari 2015 door gedaagden. Eiseres heeft bewijs geleverd in de vorm van e-mailcorrespondentie, maar gedaagden ontkenden de ontvangst van de specifieke e-mail. De kantonrechter oordeelde dat de enkele ontkenning van gedaagden onvoldoende was tegenover het bewijs dat eiseres had geleverd. De kantonrechter concludeerde dat gedaagden hoofdelijk moesten betalen voor de plinten, omdat zij niet konden aantonen dat de hoeveelheid en prijs onjuist waren. Eiseres had haar vordering verminderd en de kantonrechter wees de verminderde vordering toe, inclusief buitengerechtelijke incassokosten. Gedaagden werden ook veroordeeld tot betaling van proceskosten. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard.