ECLI:NL:RBNHO:2016:4468

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
1 juni 2016
Publicatiedatum
31 mei 2016
Zaaknummer
4419935
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis van de kantonrechter inzake een geschil over de betaling van plinten en de ontvangst van een offerte

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 1 juni 2016 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen een besloten vennootschap (hierna: eiseres) en een vennootschap onder firma en meerdere besloten vennootschappen (hierna: gedaagden). De eiseres vorderde betaling voor de plaatsing van plinten, terwijl gedaagden betwistten dat de plinten waren inbegrepen in de aanneemsom. De kantonrechter had eerder op 10 februari 2016 een tussenvonnis gewezen en eiseres toegelaten tot bewijslevering over de ontvangst van een e-mail met een offerte van 27 februari 2015 door gedaagden. Eiseres heeft bewijs geleverd in de vorm van e-mailcorrespondentie, maar gedaagden ontkenden de ontvangst van de specifieke e-mail. De kantonrechter oordeelde dat de enkele ontkenning van gedaagden onvoldoende was tegenover het bewijs dat eiseres had geleverd. De kantonrechter concludeerde dat gedaagden hoofdelijk moesten betalen voor de plinten, omdat zij niet konden aantonen dat de hoeveelheid en prijs onjuist waren. Eiseres had haar vordering verminderd en de kantonrechter wees de verminderde vordering toe, inclusief buitengerechtelijke incassokosten. Gedaagden werden ook veroordeeld tot betaling van proceskosten. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Afdeling Privaatrecht
Sectie Kanton – locatie Haarlem
zaak/rolnr.: 4419935 \ CV EXPL 15-7936
datum uitspraak: 1 juni 2016

VONNIS VAN DE KANTONRECHTER

inzake
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eiseres],
gevestigd te [plaats]
eiseres in conventie
verweerster in reconventie
verder te noemen: [eiseres]
gemachtigde: mr. Th.C.J. Kaandorp
tegen
de vennootschap onder firma
[gedaagde sub 1],
en
de besloten vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde sub 2]
[gedaagde sub 3]
[gedaagde sub 4]
alle gevestigd te [plaats]
gedaagden in conventie
eiseressen in reconventie
verder gezamenlijk te noemen: [gedaagden]
gemachtigde: mr. G.J.F. Voss

De procedure

Bij vonnis van 10 februari 2016 heeft de kantonrechter de vordering in reconventie afgewezen en ten aanzien van de vordering in conventie een tussenvonnis gewezen. Bij brief van 16 maart 2016 heeft [eiseres] een akte genomen, waarbij de eis is verminderd. Na daartoe bij beschikking van 30 maart 2016 in de gelegenheid gesteld te zijn, heeft [gedaagden] op
3 mei 2016 een antwoordakte genomen.

De verdere beoordeling in conventie

Bij vonnis van 10 februari 2016, bij de inhoud waarvan de kantonrechter blijft, heeft de kantonrechter [eiseres] toegelaten tot het leveren van bewijs dat de email van 27 februari 2015 door [gedaagden] is ontvangen.
[eiseres] heeft een uitdraai overgelegd van een email van [eiseres] op 27 februari 2015 gericht aan [betrokkene 1] met als bijlage een offerte. Tevens heeft zij uitdraaien van andere e-mails overgelegd, alle gericht aan hetzelfde adres: [e-mailadres] . Voorts heeft [eiseres] haar vordering verminderd van € 21.114,41 naar € 16.407,51, nu zij de aangebrachte plinten heeft nagemeten. Volgens [eiseres] zijn er 471,1 meter WA profiel en holplint geplaatst en 12,5 meter rechte plintstrook.
[eiseres] heeft thans de e-mail met bijlage, waarnaar zij had verwezen, overgelegd. Deze
e-mail is verzonden naar [e-mailadres] . [gedaagden] betwist deze e-mail te hebben ontvangen. De andere e-mails, gericht aan [e-mailadres] zijn wel ontvangen, aldus [gedaagden] Dat het adres van de in kopie overgelegde e-mail met een hoofdletter J begint is, anders dan [gedaagden] betoogt, niet relevant: het is een feit van algemene bekendheid dat e-mailadressen niet hoofdletter-gevoelig zijn. De kantonrechter is van oordeel dat de enkele blote ontkenning van [gedaagden] van de ontvangst van de e-mail van 27 februari 2015 tegenover hetgeen [eiseres] heeft gesteld en overgelegd, onvoldoende is. De kantonrechter is dan ook van oordeel dat [eiseres] geslaagd is in het bewijs dat de e-mail van 27 februari 2015 door [gedaagden] is ontvangen.
Daarbij komt nog dat in de offerte van 20 maart 2014 met de bewoordingen “de werkzaamheden” gedoeld werd op de werkzaamheden, zonder de plinten. Bovendien gaat het aan beide zijden om professionele partijen en was [gedaagden] op de hoogte van de noodzaak van, alsook de te verwachten kosten per meter van, het plaatsen van plinten. [gedaagden] mocht er in redelijkheid dan ook niet vanuit gaan dat de plinten opgenomen waren in “de werkzaamheden” waarop de aanneemsom van € 32.500,00 zag, omdat dit een zeer grote daling in aanbod zou zijn als ook de plinten in dat bedrag begrepen zouden zijn. Dit betekent dat [gedaagden] voor de plaatsing van de plinten door [eiseres] afzonderlijk zal dienen te betalen.
[gedaagden] heeft voorts aangevoerd dat als de plinten niet betrokken waren in de aanneemsom, de hoeveelheid en de prijs niet juist is. Op basis van de tekeningen diende er 414 meter plint geplaatst te worden en de door [eiseres] gehanteerde prijs van € 34,55 is bijna tweemaal zo hoog als de prijs die een concurrent van [eiseres] aanhoudt.
[eiseres] heeft gesteld dat zij de plinten heeft nagemeten. Hierbij was de heer [betrokkene 2] , coördinator huisvesting en beheer van de school waarin de plinten gelegd zijn, in ieder geval gedeeltelijk aanwezig. [gedaagden] verwijst voor het aantal meters naar de tekeningen en voert aan dat [eiseres] niet heeft aangegeven op welke plekken van de tekeningen is afgeweken.
De kantonrechter is van oordeel dat als uitgangspunt dient het daadwerkelijk gelegde aantal meters plint, en niet de in de tekeningen opgenomen meters. [gedaagden] heeft gelet hierop onvoldoende weersproken dat het door [eiseres] genoemde aantal meters plint onjuist is. [gedaagden] is immers niet met een eigen nameting gekomen.
Ten aanzien van de prijs per meter overweegt de kantonrechter dat, nu het uitgangspunt is dat [gedaagden] de offerte van 27 februari 2015 heeft ontvangen en ook in de offerte van
20 maart 2014 de door [eiseres] gehanteerde prijzen werden genoemd, [eiseres] op de hoogte was van de prijzen waarvoor [eiseres] de plinten zou leggen. Dat een concurrent van [eiseres] mogelijk een lagere prijs hanteert is niet relevant. [gedaagden] heeft immers voor [eiseres] gekozen en [eiseres] had in haar eerdere offertes de meterprijs die zij hanteert reeds genoemd. Ook dit verweer van [gedaagden] treft dus geen doel.
De verminderde vordering in conventie zal dan ook worden toegewezen.
[eiseres] maakt aanspraak op de vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. De kantonrechter stelt vast dat het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten van toepassing is nu het verzuim na 1 juli 2012 is ingetreden.
Nu een substantieel deel van de gevorderde hoofdsom wordt afgewezen is het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar om het toepasselijke wettelijke tarief te bepalen aan de hand van de gevorderde hoofdsom. De kantonrechter zal de buitengerechtelijke kosten dan ook toewijzen tot het wettelijke tarief passend bij het aan hoofdsom toe te wijzen bedrag.
De proceskosten, inclusief nakosten, komen voor rekening van [gedaagden] omdat deze merendeels in het ongelijk wordt gesteld.

De beslissing

De kantonrechter:
In conventie:
- veroordeelt [gedaagden] hoofdelijk tot betaling aan [eiseres] van € 16.407,51 te vermeerderen met de wettelijke handelsrente over dat bedrag vanaf 24 juni 2015 tot aan de dag van de algehele voldoening;
- veroordeelt [gedaagden] hoofdelijk tot betaling aan [eiseres] van € 939,08 te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf 27 augustus 2015 tot aan de dag van de algehele voldoening;
- veroordeelt [gedaagden] hoofdelijk tot betaling van de proceskosten, die aan de kant van [eiseres] tot en met vandaag worden begroot op de volgende bedragen:
dagvaarding € 77,84
griffierecht € 932,00
salaris gemachtigde € 1.200,00
en veroordeelt [gedaagden] hoofdelijk tot betaling van € 100,00 aan nasalaris voor zover daadwerkelijk nakosten door [eiseres] worden gemaakt, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf 14 dagen na dagtekening van het vonnis;
- verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
- wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.E. van Oosten-van Smaalen en uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
Coll.