2.2.Op 22 december 2010 hebben partijen ten overstaande van kandidaat-notaris [notaris] een samenlevingsovereenkomst gesloten. Voor zover hier van belang houdt die samenlevingsovereenkomst het volgende in:
“[…]
GEMEENSCHAPPELIJK BEWOONDE WONING
Artikel 6
[…]
4. Indien door partijen een door hen gezamenlijk te bewonen woning […] gezamenlijk wordt verkregen, zal de partij die uit eigen middelen meer dan haar aandeel van de koopsom en de kosten heeft betaald voor het meerdere een vordering hebben op de andere partij. Deze vordering is opeisbaar bij vervreemding van de woning en bij ontbinding van deze overeenkomst. De vordering zal geen rente dragen.
Indien de overeenkomst eindigt tengevolge van opzegging of huwelijk of geregistreerd partnerschap zijn partijen verplicht eraan mee te werken:
dat ieder in het bezit gesteld wordt van zijn of haar privé-goederen;
dat aan iedere partij worden toegedeeld en geleverd de goederen die hij/zij heeft aangebracht.
Het overig gemeenschappelijk vermogen zal zo spoedig mogelijk door partijen bij helfte worden verdeeld.
[…]
Voor de bepaling van het zuiver saldo van het overig gemeenschappelijk vermogen, bedoeld in lid 2, zal per de dag van het eindigen van de overeenkomst een staat van baten en schulden worden opgesteld.
Op deze staat worden de goederen opgenomen voor de waarde daaraan toegekend door partijen in onderling overleg.
Bij de waardering van de onroerende zaken moet worden uitgegaan van de waarde in onbewoonde staat.
De schulden zullen op de staat worden opgenomen met inachtneming van de regels, die gelden voor successie-aangiften.
[…]
(TIJDELIJKE) VOORZETTING WOONGENOT
Artikel 10
[…]
4. Indien de woning toebehoort aan beide partijen of toebehoort aan de partij, die er niet blijft wonen, dient de partij die blijft wonen over gemelde periode een redelijke vergoeding te betalen. […]
[…]
AFREKENING BIJ VERVREEMDING OF TOEDELING VAN ONROERENDE ZAKEN IN MEDE-EIGENDOM
Artikel 13
De bedragen die door partijen als eigen geld in een gezamenlijk aan te kopen woning worden geïnvesteerd casu quo in een reeds gezamenlijk aangekochte woning hebben geïnvesteerd, waaronder begrepen alle aflossingen op leningen, zullen bij verkoop van de onroerende zaak, casu quo bij toedeling, worden verrekend op de wijze als hierna in dit artikel bepaald.
Van de opbrengst/waarde zal na aftrek van de (hypotheek) schulden, vooraf aan iedere partij worden vergoed hetgeen hij in het pand heeft geïnvesteerd en alle door ieder betaalde aflossingen op de (hypothecaire) lening.
Van het restant ontvangt ieder de helft.
3. Indien de opbrengst/waarde niet voldoende is om daaruit het in lid 2 gestelde te voldoen, zal ieder de door hem gedane aflossingen ontvangen.
Het restant wordt verdeeld naar rato van ieders investeringen.
4. Indien de opbrengst/waarde niet voldoende is om daaruit ieders aflossingen te voldoen, zal de opbrengst worden verdeeld naar rato van de door ieder gedane aflossingen.
5. Indien de opbrengst/waarde niet voldoende is om de gezamenlijke schulden te voldoen, zal iedere partij verplicht zijn voor de helft in het tekort bij te dragen.
AANBRENGSTEN
Partijen hebben geruild en aan elkaar geleverd de onverdeelde helft in ieders inboedel.
[…]”