ECLI:NL:RBNHO:2016:4509

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
6 juni 2016
Publicatiedatum
31 mei 2016
Zaaknummer
AWB - 15 _ 4995
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • J.J. de Lange
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag maatwerkvoorziening individuele begeleiding op basis van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 6 juni 2016 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Heemskerk. Eiser had een aanvraag ingediend voor een maatwerkvoorziening individuele begeleiding in de vorm van een persoonsgebonden budget (pgb) op basis van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015). De aanvraag werd door verweerder afgewezen, waarna eiser in beroep ging. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser lijdt aan verschillende medische aandoeningen, waaronder open rug, vergroeiingen aan de voeten, en progressieve hersenaandoeningen, wat leidt tot valgevaar en andere beperkingen. Eiser was eerder geïndiceerd onder de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ), maar deze wet was per 1 januari 2015 ingetrokken, waardoor de zorg onder de Wmo 2015 viel.

De rechtbank heeft de besluiten van verweerder beoordeeld, waaronder het primaire besluit van 23 juni 2015 en het bestreden besluit van 2 oktober 2015, waarin het bezwaar van eiser ongegrond werd verklaard. De rechtbank oordeelde dat verweerder zich terecht had gebaseerd op een onafhankelijk sociaal-medisch advies, dat concludeerde dat er geen noodzaak was voor individuele begeleiding. Eiser stelde dat hij afhankelijk was van toezicht en begeleiding bij dagelijkse activiteiten, maar de rechtbank oordeelde dat de rapportages van de fysiotherapeut en ergotherapeut niet in tegenspraak waren met het advies van de arts. De rechtbank concludeerde dat eiser in staat was zelfstandig te functioneren met behulp van hulpmiddelen en dat de afwijzing van de aanvraag voor individuele begeleiding op goede gronden was genomen.

Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep van eiser ongegrond, en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en partijen werden geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: 15/4995

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 6 juni 2016 in de zaak tussen

[eiser] , te [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. M.A.E. Bol),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Heemskerk, verweerder
(gemachtigden: M. van der Fluit en M. Wölcken).

Procesverloop

Bij besluit van 23 juni 2015 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser ingevolge de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015) voor de maatwerkvoorziening individuele begeleiding in de vorm van een persoonsgebonden budget (pgb) afgewezen.
Bij besluit van 2 oktober 2015 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 7 april 2016. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden.

Overwegingen

1.1
De rechtbank gaat voor de beoordeling uit van de volgende feiten en omstandigheden. Eiser heeft de aangeboren aandoening open rug, vergroeiingen aan de voeten, een progressieve aandoening aan de hersenen en toenemende gehoor- en zichtproblemen rechts. Tevens leidt eiser aan suikerziekte en hoge bloeddruk. Eiser heeft last van duizeligheid en is valgevaarlijk. Eiser was op grond van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ) door het Centrum Indicatiestelling (CIZ) geïndiceerd voor de functies persoonlijke verzorging en begeleiding in groepsverband. Eisers echtgenote voerde de zorg uit met behulp van een pgb. De AWBZ is per 1 januari 2015 ingetrokken. Persoonlijke verzorging valt vanaf 1 januari 2015 onder de Zorgverzekeringswet (Zvw). Begeleiding valt vanaf 1 januari 2015 onder de Wmo 2015. Omdat de AWBZ-indicatie per 21 april 2015 eindigt, vraagt eiser op 19 maart 2015 een pgb voor individuele begeleiding op grond van de Wmo 2015 aan.
1.2
Bij besluit van 8 april 2015 wijst verweerder de voorziening af. Naar aanleiding van bezwaar van eiser laat verweerder een onafhankelijk sociaal-medisch advies opstellen door een arts van adviesbureau [naam] . Uit het advies blijkt dat er gevraagd is te beoordelen of er een noodzaak is voor individuele begeleiding en zo ja, voor welke activiteiten. De arts stelt in de adviesrapportage van 15 juni 2015 vast dat eiser blijvende mobiliteitsproblemen heeft door een verstoorde balans bij staan/lopen, en pijnklachten van de rug/benen bij te lang of zwaar belasten. De arts stelt dat het niet wenselijk en niet noodzakelijk is dat eiser afhankelijk van zijn echtgenote functioneert. Volgens de arts kan eiser meer gebruik maken van rollator, om vallen te voorkomen. Ook wordt de inzet van een ergotherapeut aangeraden, ten einde het zelfstandig functioneren te optimaliseren.
1.3
Met het besluit van 23 juni 2015 (het primaire besluit) vervangt verweerder het besluit van 8 april 2015 en wordt de aangevraagde voorziening opnieuw afgewezen, onder verwijzing naar het advies [naam] . Op grond van artikel 6:19 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) wordt eisers bezwaar geacht mede gericht te zijn tegen het besluit van 23 juni 2015. Ter aanvulling van diens bezwaar dient eiser een rapport van bevindingen in van ergotherapeute [ergotherapeute] van 3 september 2015. Deze concludeert naar aanleiding van een huisbezoek dat eiser vanwege valgevaar niets onderneemt zonder toezicht van zijn echtgenote. De ergotherapeute stelt dat het voor eiser belangrijk is in beweging te blijven.
Bij besluit van 2 oktober 2015 (het bestreden besluit) verklaart verweerder de bezwaren ongegrond. Naar het oordeel van verweerder is het rapport van de ergotherapeut niet in tegenspraak met het advies [naam] .
2. De rechtbank dient te beoordelen of verweerder terecht de aanvraag voor individuele begeleiding heeft afgewezen en overweegt daartoe als volgt.
3.1
In artikel 1.1.1. van de Wmo 2015 is begeleiding gedefinieerd als activiteiten gericht op het bevorderen van zelfredzaamheid en participatie van de cliënt opdat hij zo lang mogelijk in zijn eigen leefomgeving kan blijven. Ingevolge voornoemd artikel betreft participatie het meedoen aan het maatschappelijk verkeer en zelfredzaamheid betreft het in staat zijn tot het uitvoeren van de noodzakelijke algemene dagelijkse levensverrichtingen en het voeren van een gestructureerd huishouden.
Verweerder verleent op grond van artikel 2.3.5, derde lid, van de Wmo 2015 een maatwerkvoorziening ter compensatie van de beperkingen in de zelfredzaamheid of participatie voor zover de cliënt dit naar het oordeel van verweerder niet op eigen kracht, met gebruikelijke hulp, met mantelzorg, met behulp van andere personen uit het sociale netwerk dan wel met gebruik van algemene voorzieningen kan verminderen of wegnemen. De maatwerkvoorziening levert een passende bijdrage aan het realiseren van een situatie waarin de cliënt in staat wordt gesteld tot zelfredzaamheid of participatie en zo lang mogelijk in de eigen leefomgeving kan blijven.
3.2
Verweerder heeft de te verstrekken voorzieningen nader geconcretiseerd in de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Heemskerk 2015 (de Verordening) alsmede de daarop gebaseerde Beleidsregels Wmo 2015 gemeente Heemskerk (de Beleidsregels).
Op grond van artikel 9 van de Verordening kan verweerder een door hem daartoe aangewezen adviesinstantie om advies vragen als het dit van belang acht voor de beoordeling van de aanvraag om een maatwerkvoorziening.
Gelet op Hoofdstuk 5 van de Beleidsregels wordt onder individuele begeleiding onder meer begrepen toezicht of aansturing bij activiteiten (zowel thuis als buitenshuis) op het gebied van praktische vaardigheden.
4. Eiser stelt dat hij voor zijn functioneren afhankelijk is van voortdurend toezicht en van begeleiding bij alle dagelijkse activiteiten. De reden hiervoor is volgens eiser dat hij vanwege zijn aandoeningen valgevaarlijk is, en een rollator in dit verband geen adequaat hulpmiddel is ten behoeve van beter zelfstandig functioneren en dat valgevaar daarmee niet wordt voorkomen. Eiser draagt hiertoe een schrijven aan van fysiotherapeut [fysiotherapeut] van 23 maart 2016 en een nadere rapportage van ergotherapeute [ergotherapeute] van 18 maart 2015. De ondersteuning die zijn echtgenote hem biedt is volgens eiser het toezicht en de begeleiding die hij nodig heeft en dit is individuele begeleiding zoals bedoeld in de Beleidsregels.
De rechtbank oordeelt als volgt.
5. Verweerder heeft aan het bestreden besluit het advies [naam] van 15 juni 2015 ten grondslag gelegd. De rechtbank is niet gebleken dat dit advies wat de wijze van totstandkoming betreft of naar inhoud niet deugdelijk zou zijn, zodat verweerder zich bij de besluitvorming op het advies [naam] heeft mogen baseren. Hierbij is van belang dat de arts [naam] eisers dossier heeft bestudeerd, eiser op het spreekuur heeft onderzocht en onder meer contact heeft gehad met de huisarts van eiser. De arts heeft op grond daarvan geconcludeerd dat het niet wenselijk en niet noodzakelijk is dat eiser afhankelijk van zijn echtgenote functioneert.
Hetgeen eiser daar tegenin heeft gebracht, leidt niet tot een ander oordeel. De rapportages van de fysiotherapeut en de ergotherapeut die eiser heeft aangedragen, zijn naar het oordeel van de rechtbank niet in tegenspraak met het advies [naam] . Het valgevaar, zoals dat blijkt uit de rapportages, wordt door de arts [naam] niet ter discussie gesteld. Wel wordt gesteld dat eiser het valgevaar kan beperken door gebruik te maken van hulpmiddelen. Dit wordt naar het oordeel van de rechtbank ondersteund door de rapportages van de fysiotherapeut en de ergotherapeut. Uit beide rapportages blijkt immers dat het gebruik van hulpmiddelen, zoals een rollator of een trippelstoel, het valgevaar kan beperken. Uit de rapportage van de ergotherapeut blijkt tevens dat het vanwege het valgevaar voor eiser een geruststelling kan zijn wanneer zijn vrouw in de buurt is, maar dat de stelling dat eiser niet zonder zijn echtgenote kan functioneren niet gevolgd wordt. Eiser wordt in staat geacht zelfstandig te functioneren en gebruik te maken van alternatieven voor de aanwezigheid van echtgenote, zoals alarmering.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder het bestreden besluit op goede gronden genomen en de rechtbank kan verweerder dan ook volgen in zijn besluit om eiser niet in aanmerking te brengen voor individuele begeleiding op grond van de Wmo 2015. De beroepsgrond dat de ondersteuning van eisers echtgenote begeleiding is als bedoeld in de Beleidsregels behoeft dan ook geen bespreking.
6. Gelet op het bovenstaande is het beroep ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. drs. J.J. de Lange, rechter, in aanwezigheid van
mr. E. Degen, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 6 juni 2016.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.