ECLI:NL:RBNHO:2016:4686

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
4 mei 2016
Publicatiedatum
6 juni 2016
Zaaknummer
4579880 CV EXPL 15-9395
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verjaring van vordering tot schadevergoeding wegens onrechtmatige daad met betrekking tot gestolen trailer

In deze civiele zaak, behandeld door de Rechtbank Noord-Holland, heeft eiser [eiser] op 28 oktober 2015 een vordering ingesteld tegen gedaagde [gedaagde]. De vordering betreft een verklaring voor recht dat gedaagde onrechtmatig heeft gehandeld door een trailer, die toebehoorde aan de echtgenote van eiser, mee te nemen en zich toe te eigenen. Eiser vordert een schadevergoeding van € 20.000,-, vermeerderd met wettelijke rente. De trailer was eerder gestolen, maar later teruggevonden. Eiser stelt dat hij een factuur heeft ontvangen waaruit blijkt dat gedaagde de trailer heeft opgehaald bij een bergingsbedrijf.

Gedaagde betwist de vordering en voert aan dat eiser niet heeft voldaan aan zijn substantiëringsplicht en dat de vordering is verjaard. De kantonrechter heeft de verjaringstermijn beoordeeld, die volgens artikel 3:310 BW vijf jaar bedraagt. Vastgesteld werd dat eiser in mei 2010 op de hoogte was van de schade en de aansprakelijke persoon, waardoor de vordering omstreeks 11 mei 2015 is verjaard. Eiser heeft geen schriftelijke stuitingshandeling kunnen aantonen, waardoor de kantonrechter de vordering heeft afgewezen. De proceskosten zijn voor rekening van eiser, die ongelijk heeft gekregen.

De kantonrechter heeft op 4 mei 2016 uitspraak gedaan, waarbij de vordering van eiser werd afgewezen en eiser werd veroordeeld tot betaling van de proceskosten aan gedaagde.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Afdeling Privaatrecht
Sectie Kanton - locatie Alkmaar
Zaaknr./rolnr.: 4579880 \ CV EXPL 15-9395 (PA)
Uitspraakdatum: 4 mei 2016
Vonnis in de zaak van:
[naam],
wonende te [woonplaats]
eiser
verder te noemen: [eiser]
gemachtigde: mr. S. Kandemir
[toevoeg.nr.: [nummer] ]
tegen
[Naam],
wonende te [plaats]
gedaagde
verder te noemen: [gedaagde]
gemachtigde: mr. K. Meijer

1.Het procesverloop

1.1.
[eiser] heeft bij dagvaarding van 28 oktober 2015 een vordering tegen [gedaagde] ingesteld. [gedaagde] heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
Op 5 april 2016 heeft een zitting plaatsgevonden. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen ter toelichting van hun standpunten naar voren hebben gebracht.

2.De vordering

2.1.
[eiser] vordert een verklaring voor recht dat [gedaagde] onrechtmatig heeft gehandeld jegens hem door de trailer die aan [eiser] toebehoorde mee te nemen en zich toe te eigenen. Daarnaast vordert [eiser] dat de kantonrechter [gedaagde] veroordeelt tot betaling van € 20.000,-, te vermeerderen met de wettelijke rente. Hij legt aan de vordering ten grondslag – kort weergegeven – dat zijn echtgenote [x] (hierna: [X] ) op 26 april 2010 bij [gedaagde] een vrachtwagen van het merk Scania met kenteken [kenteken1] en een trailer met kenteken [kenteken2] heeft gekocht. De vrachtwagen en trailer zijn omstreeks 30 april 2010 en 1 april 2010 gestolen. De vrachtwagen en de trailer zijn later weer gevonden. [eiser] stelt dat hij kort na 1 mei 2010 via de post een factuur gedateerd 10 mei 2010 heeft ontvangen waaruit blijkt dat [gedaagde] de trailer op 7 mei 2010 heeft opgehaald bij bergingsbedrijf Logicx Berging B.V. (hierna: Logicx). Volgens [eiser] heeft [gedaagde] hiermee onrechtmatig jegens hem gehandeld, nu [X] de eigenaar van de trailer is, en vordert hij derhalve betaling van de door hem geleden schade ad € 20.000,-, zijnde de waarde van de trailer. De vordering van [X] is middels een akte van cessie d.d. 11 mei 2015 overgegaan op [eiser] .

3.Het verweer

3.1.
[gedaagde] betwist de vordering. Hij voert aan – samengevat – dat [eiser] niet aan zijn substantiëringsplicht heeft voldaan, nu de grondslagen van de vordering, alsmede de hoogte en de opbouw onvoldoende blijken uit de inleidende dagvaarding. Daarnaast stelt [gedaagde] dat [eiser] niet aan de waarheidsplicht heeft voldaan door geen melding te maken van de eerdere procedures tussen [X] en Logicx, waarbij [X] in het ongelijk is gesteld. Voorts stelt [gedaagde] dat de vordering is verjaard, dat sprake is van een gebrekkige akte van cessie, dat geen sprake is van een onrechtmatige daad en betwist [gedaagde] de hoogte van de vermeende schade van [eiser] .

4.De beoordeling

4.1.
Het verweer van [gedaagde] , dat de vordering van [eiser] verjaard is, zal het eerst beoordeeld worden. De verjaringstermijn voor een vordering tot vergoeding van schade, zoals hier aan de orde in de vordering van [eiser] , verjaart ingevolge artikel 3:310 van het Burgerlijk Wetboek (BW) vijf jaar na de aanvang van de dag, volgende op die waarop de benadeelde zowel met de schade als met de daarvoor aansprakelijke persoon bekend is geworden.
4.2.
Vast staat dat [eiser] in mei 2010 een factuur gedateerd 10 mei 2010 en een vrachtbrief met kenmerk [nr.] heeft ontvangen, welke is ondertekend door [gedaagde] , en waarop is vermeld dat [gedaagde] de trailer heeft opgehaald bij Logicx. Vanaf deze datum is [X] en/of [eiser] bekend geworden met de door hem gestelde schade en de daarvoor volgens hem aansprakelijke persoon als bedoeld in artikel 3:310 BW. Dit betekent dat de vordering is verjaard omstreeks 11 mei 2015 doch in ieder geval eind mei 2015, tenzij [eiser] de verjaring voordien heeft gestuit. [eiser] heeft in dit kader gesteld dat [gedaagde] voor het laatst omstreeks januari/februari 2011 in [plaatnaam] is geweest en dat partijen elkaar toen hebben gesproken. [eiser] heeft bewijs van zijn stelling aangeboden door onder meer [X] als getuige te horen.
4.3.
De kantonrechter stelt voorop dat volgens artikel 3:317 BW de verjaring wordt gestuit door een schriftelijke aanmaning of een schriftelijke mededeling waarin de schuldeiser zich ondubbelzinnig zijn recht op nakoming voorbehoudt. Gesteld noch gebleken is dat van een dergelijke schriftelijke stuitingshandeling sprake zou zijn. Een gesprek geldt niet als stuitingshandeling. Dit betekent dat de kantonrechter voorbij gaat aan het door [eiser] aangeboden bewijs.
4.4.
De conclusie van het bovenstaande is dat de vordering van [eiser] is verjaard. Dit betekent dat de vordering van [eiser] wordt afgewezen.
4.5.
In het midden kan dan ook worden gelaten wat de consequenties moeten zijn van het feit dat gebleken is dat de dagvaarding niet voldoet aan de substantiëringsplicht (art. 111 lid 2 sub d Rv) en de waarheidsplicht (art. 21 Rv), nu [eiser] heeft nagelaten melding te maken van de eerdere procedure tussen [X] en Logicx terwijl hij wist dat die procedure ging over de eigendomsvraag betreffende de trailer en relevant is voor de onderhavige procedure.
4.6.
De proceskosten komen voor rekening van [eiser] , omdat hij ongelijk krijgt.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
wijst de vordering af;
5.2.
veroordeelt [eiser] tot betaling van de proceskosten, die tot en met vandaag voor [gedaagde] worden vastgesteld op een bedrag van € 600,00 aan salaris van de gemachtigde van [gedaagde] .
Dit vonnis is gewezen door mr. A.E. Merkus, kantonrechter en op 4 mei 2016 in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter