ECLI:NL:RBNHO:2016:4728

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
10 juni 2016
Publicatiedatum
8 juni 2016
Zaaknummer
16-001515
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Rekestprocedure
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toekenning van schadevergoeding voor ten onrechte ondergane detentie

Op 1 maart 2016 is er een verzoekschrift ingediend door mr. A. de Visser, advocaat, namens verzoeker, die schadevergoeding eiste van de Staat voor ten onrechte ondergane detentie. Verzoeker, geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats], woonachtig in Zaandam, stelde dat hij € 210,- schade had geleden door twee dagen onterecht in verzekering te zijn gesteld, en daarnaast € 280,- voor de kosten van juridische bijstand. De strafzaak tegen verzoeker was geseponeerd op 12 februari 2016, de dag na zijn arrestatie. De rechtbank beoordeelde het verzoek op basis van de artikelen 89, 90 en 591a van het Wetboek van Strafvordering, die bepalen dat een gewezen verdachte recht heeft op schadevergoeding indien de strafzaak eindigt zonder straf of maatregel.

De rechtbank oordeelde dat verzoeker recht had op schadevergoeding voor de dagen die hij in detentie had doorgebracht. De rechtbank volgde daarbij een eerdere uitspraak van het gerechtshof 's-Hertogenbosch, waarin werd gesteld dat ook de laatste dag van detentie voor vergoeding in aanmerking komt. De rechtbank besloot dat de forfaitaire vergoeding per dag of gedeelte van een dag wordt uitgekeerd. Uiteindelijk werd aan verzoeker een totale schadevergoeding van € 490,- toegekend, bestaande uit € 210,- voor de detentie en € 280,- voor de kosten van de advocaat. De uitbetaling van deze vergoeding werd bevolen op de derdengeldrekening van de advocaat van verzoeker.

De beschikking werd gegeven door mr. L.J. Saarloos in aanwezigheid van griffier mr. M. van Randeraat en werd openbaar uitgesproken op 10 juni 2016. De beslissing is nog niet onherroepelijk, aangezien de officier van justitie 14 dagen heeft om hoger beroep in te stellen, en verzoeker binnen een maand na betekening van de uitspraak ook het recht heeft om hoger beroep in te stellen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Afdeling Publiekrecht, Sectie Straf
Locatie Alkmaar
Enkelvoudige raadkamer
Registratienummers: 16-001515 + 16-001518
Parketnummer: 15/800068-16
Uitspraakdatum: 10 juni 2016
Beschikking(art. 89 en 591a Sv.)

1.Ontstaan en loop van de procedure

Op 1 maart 2016 is op de griffie van de rechtbank Noord-Holland, locatie Alkmaar, ingekomen een door mr. A. de Visser, advocaat, ingediend verzoekschrift, gedateerd 29 februari 2016, van
[verzoeker], verzoeker,
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
wonende te [adres] ,
domicilie kiezende te (1506) Zaandam, Westzijde 154, ten kantore van mr. A. de Visser, voornoemd.
Het verzoekschrift strekt tot toekenning van een vergoeding ten laste van de Staat ten bedrage van
  • € 210,- ter zake van de schade die verzoeker stelt te hebben geleden ten gevolge van ten onrechte ondergane verzekering;
  • € 280,- wegens de kosten van bijstand met betrekking tot het opstellen en indienen van het onderhavige verzoekschrift.

2.Beoordeling

De strafzaak tegen verzoeker is geëindigd door een brief van de officier van justitie van 12 februari 2016 aan verzoeker waarin deze meedeelt dat de strafzaak is geseponeerd.
Het door verzoeker ondertekende verzoekschrift is tijdig ingediend.
Verzoeker is op 11 februari 2016 in verzekering gesteld en op 12 februari 2016 in vrijheid gesteld.
De raadsman van verzoeker heeft zich onder verwijzing naar een uitspraak van gerechtshof ‘s-Hertogenbosch van 10 december 2015 [1] op het standpunt gesteld dat verzoeker een vergoeding toekomt voor twee dagen ten onrechte ondergane verzekering.
De officier van justitie heeft zich schriftelijk op het standpunt gesteld dat slechts één dag voor vergoeding in aanmerking komt.
Op de voet van het bepaalde in de artikelen 89, 90 en 591a van het Wetboek van Strafvordering kan de gewezen verdachte – indien de strafzaak is geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel en zonder dat toepassing is gegeven aan artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht – aanspraak maken op vergoeding van de door deze tengevolge van ondergane verzekering en voorlopige hechtenis geleden schade, respectievelijk de gemaakte kosten van een advocaat, zo daartoe althans gronden van billijkheid aanwezig zijn, alle omstandigheden in aanmerking genomen.
De rechtbank acht in dit geval, alle omstandigheden in aanmerking genomen, gronden van billijkheid aanwezig voor toekenning van een vergoeding. Onder verwijzing naar de uitspraak van het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch van 10 december 2015 overweegt de rechtbank als volgt.
Zoals in artikel 89 en volgende van het Wetboek van Strafvordering wordt bepaald, dient het uitgangspunt te zijn dat de rechter een vergoeding toekent voor geleden schade. Deze toekenning van schadevergoeding vindt plaats op gronden van billijkheid. Ook op de laatste dag die de gewezen verdachte in detentie doorbrengt wordt hij nog geconfronteerd met zijn vrijheidsbeneming en lijdt hij ten gevolge daarvan schade. Uit billijkheidsoverwegingen valt niet in te zien waarom verzoeker niet ook voor deze dag recht heeft op een vergoeding. Daarom komt ook de laatste dag die verzoeker in detentie heeft doorgebracht voor vergoeding in aanmerking. De rechtbank hanteert als uitgangspunt dat de forfaitaire vergoeding wordt uitgekeerd per dag of gedeelte van een dag die verzoeker in de politiecel of huis van bewaring heeft doorgebracht.
Het verzoek zal dan ook worden ingewilligd op de wijze als hieronder is aangegeven.

3.Beslissing

De rechtbank:
Kent aan verzoeker ten laste van de Staat een vergoeding toe van
€ 490,-(zegge: vierhonderdnegentig euro), welk bedrag als volgt is samengesteld:
€ 210,- wegens een verblijf van twee dagen op een politiebureau;
€ 280,- wegens de kosten van een raadsman voor de indiening van het verzoekschrift.
Beveelt de uitbetaling door de griffier van deze rechtbank van de bij deze beschikking aan verzoeker toegekende vergoeding op de derdengeldrekening van verzoekers advocaat, rekeningnummer [rekeningnummer] ten name van Stichting Beheer Derdengelden BHV Advocaten, onder vermelding van “schadevergoeding [verzoeker]
/om.”
Samenstelling raadkamer en uitspraakdatum
Deze beschikking is gegeven door mr. L.J. Saarloos, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. M. van Randeraat, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op 10 juni 2016.
Informatie bij deze beschikking
Voor zover er in deze uitspraak een bedrag is toegewezen kan de opdracht tot uitbetaling van dit bedrag pas worden gegeven nadat de beslissing onherroepelijk is geworden. Bijgaande beschikking is op dit moment nog niet onherroepelijk; de officier van justitie heeft 14 dagen de tijd om hoger beroep in te stellen en voor de verzoekende partij is binnen een maand (30 dagen) na betekening van deze uitspraak hoger beroep mogelijk. Genoemde termijnen kunnen worden bekort wanneer ter griffie afstand wordt gedaan van het recht op het instellen van hoger beroep.
U kunt op de volgende wijze ter griffie afstand doen van het recht op het instellen van hoger beroep:
  • (als verzoeker) in persoon bij de informatiebalie van onze rechtbank;
  • (als advocaat) in persoon bij de informatiebalie van onze rechtbank, indien u verklaart daartoe door verzoeker te zijn gevolmachtigd;
  • (in het geval dat noch verzoeker noch de advocaat in de gelegenheid is om in persoon bij de informatiebalie afstand te doen) door aan een medewerker van de strafgriffie daartoe een schriftelijke bijzondere volmacht te verlenen.