In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 23 juni 2016 uitspraak gedaan in een geschil tussen een lid van de Vereniging van Eigenaars (VvE) en de VvE zelf. Het lid, aangeduid als [de verzoeker], had een verzoek ingediend om de besluiten van de VvE van 15 december 2015 te vernietigen, waarin de VvE had besloten dat de verzoeker zijn eigen centrale verwarmingsinstallatie diende te verwijderen. De verzoeker had in 2014, met toestemming van de toenmalige voorzitter van de VvE, een eigen cv-ketel geplaatst en de leidingen van de gemeenschappelijke centrale verwarmingsinstallatie verwijderd. De VvE stelde echter dat deze toestemming niet rechtsgeldig was, omdat de voorzitter niet bevoegd was om deze toestemming te verlenen en dat de besluiten van de algemene ledenvergadering niet met de vereiste meerderheid waren genomen.
De kantonrechter oordeelde dat de verzoeker er gerechtvaardigd op mocht vertrouwen dat de voorzitter bevoegd was om toestemming te geven, gezien zijn functie en de eerdere communicatie tussen partijen. De rechter concludeerde dat de VvE niet in redelijkheid het verzoek van de verzoeker om de eigen cv-ketel te behouden had kunnen afwijzen. De besluiten van de VvE werden vernietigd en de verzoeker kreeg vervangende machtiging voor de door hem uitgevoerde werkzaamheden. De VvE werd veroordeeld in de proceskosten van de verzoeker.
Deze uitspraak benadrukt het belang van de bevoegdheden binnen een VvE en de rechtszekerheid voor leden die in goed vertrouwen handelen op basis van toezeggingen van bestuursleden.