ECLI:NL:RBNHO:2016:4832

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
7 juni 2016
Publicatiedatum
10 juni 2016
Zaaknummer
15.165781.15, 15.192997.15 en 15.161523.15 (ter terechtzitting gevoegd)
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Mishandeling en openlijk geweld tegen politieman door verdachte

In deze zaak heeft de rechtbank Noord-Holland op 7 juni 2016 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan meerdere geweldsdelicten. De verdachte heeft haar ex-vriend en diens nieuwe vriendin mishandeld en heeft geprobeerd om een derde persoon, aangeduid als [slachtoffer 3], zwaar te mishandelen met een barkruk. De rechtbank heeft vastgesteld dat slachtoffers van dergelijk geweld langdurige lichamelijke en psychische klachten kunnen ondervinden, wat de ernst van de feiten onderstreept. De verdachte heeft zich ook schuldig gemaakt aan openlijk geweld tegen een politieman, aangeduid als [slachtoffer 4], die ter plaatse was gekomen na een eerdere geweldsincident. De rechtbank heeft de verdachte zwaar aangerekend dat zij geweld heeft gepleegd tegen een politieagent, wat als onacceptabel wordt beschouwd. De rechtbank heeft de zaken gevoegd behandeld en heeft de verdachte veroordeeld voor mishandeling, poging tot zware mishandeling en openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen. De rechtbank heeft de verdachte een jeugddetentie opgelegd, met bijzondere voorwaarden waaronder een meldplicht en behandelverplichting. De vorderingen van de benadeelde partijen zijn gedeeltelijk toegewezen, waarbij de rechtbank de immateriële schadevergoeding aan [slachtoffer 4] en de materiële en immateriële schadevergoeding aan [slachtoffer 3] heeft toegewezen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Afdeling Publiekrecht, Sectie Straf
Locatie Haarlem
Meervoudige strafkamer
Parketnummers: 15.165781.15, 15.192997.15 en 15.161523.15 (ter terechtzitting gevoegd) Uitspraakdatum: 7 juni 2016
Tegenspraak
Vonnis
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 24 mei 2016 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
ingeschreven in de basisregistratie persoonsgegevens op het adres [adres].
De politierechter heeft de zaken met de parketnummers 15.161523.15 en 15.165781.15 naar de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken in deze rechtbank verwezen.
De rechtbank heeft de zaken, die bij afzonderlijke dagvaardingen onder de bovenvermelde parketnummers zijn aangebracht, gevoegd.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van officier van justitie mr. D. Sarian en van wat verdachte en haar raadsman mr. J. Elte, advocaat te Amsterdam, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd hetgeen in de dagvaardingen met de parketnummers 15.165781.15, 15.192997.15 en 15.161523.15 is omschreven. De in deze dagvaardingen opgenomen feiten heeft de rechtbank na voeging van de zaken van een doorlopende nummering voorzien. Zij zal die nummering in dit vonnis aanhouden.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
parketnummer 15.165781.15
1
zij op of omstreeks 7 juni 2015 te Heemskerk, althans elders in Nederland [slachtoffer 1] heeft mishandeld door die [slachtoffer 1] meermalen althans eenmaal met een honkbalknuppel tegen/in zijn lichaam en/of zijn gezicht te slaan en/of die [slachtoffer 1] meermalen althans eenmaal (met een tot vuist gebalde hand) tegen/in zijn lichaam en/of zijn gezicht te slaan;
2
zij op of omstreeks 7 juni 2015 te Heemskerk, althans elders in Nederland [slachtoffer 2] heeft mishandeld door die [slachtoffer 2] aan haar haar te trekken en/of die [slachtoffer 2] meermalen althans eenmaal op haar lip en/of haar lichaam te slaan;
Parketnummer 15.161523.15
3
zij, op of omstreeks 10 augustus 2015, te Castricum, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 3] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen door deze [slachtoffer 3] tegen het hoofd te slaan met een (bar)kruk, althans tegen het lichaam, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht
of zou kunnen leiden:
zij, op of omstreeks 10 augustus 2015, te Castricum, [slachtoffer 3] heeft mishandeld door deze tegen het hoofd te slaan met een (bar)kruk, althans tegen het lichaam;
Parketnummer 15.192997.15
4
zij op of omstreeks 30 augustus 2015 in de gemeente Alkmaar met een ander of anderen, op of aan de openbare weg (de Stationsweg en/of de Spoorstraat), in elk geval op of aan een openbare weg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen agent van politie Eenheid Noord-Holland [slachtoffer 4], welk geweld bestond uit
-het gooien/werpen van een (bier)flesje, althans een hard voorwerp, op/tegen het hoofd van die [slachtoffer 4] en/of
-het slaan op/tegen het hoofd van die [slachtoffer 4];
5
zij op of omstreeks 30 augustus 2015 in de gemeente Alkmaar met een ander of anderen, op of aan de openbare weg (de Stationsweg en/of de Spoorstraat), in elk geval op of aan een openbare weg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen één of meer personenvoertuig(en) met kentekennummer(s) [kenteken 1] en/of [kenteken 2], toebehorende aan politie Distrikt Noord-Holland Noord en/of [slachtoffer 5], welk geweld bestond uit
-het schoppen/trappen tegen één of meer voertuig(en) en/of
-het gooien/werpen van een fiets en/of een verkeersbord/paaltje, althans enig voorwerp, tegen één of meer voertuig(en).

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Bewijs

3.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot vrijspraak van het onder feit 5 ten laste gelegde feit en tot bewezenverklaring van de onder feit 1, feit 2, feit 3 en feit 4 ten laste gelegde feiten.
3.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat feit 1, feit 2 en feit 3 wettig en overtuigend bewezen kunnen worden verklaard. Ten aanzien van feit 4 en feit 5 heeft hij vrijspraak bepleit. De raadsman heeft betoogd dat niet is gebleken dat verdachte degene was die de fles heeft gegooid. Wat betreft het slaan tegen verbalisant [slachtoffer 4], heeft de raadsman aangevoerd dat verdachte apart is genomen door [betrokkene], nadat zij in haar hand was gestoken en dat zij samen op de ambulance hebben gewacht. Op het moment dat de verbalisant een klap kreeg, was verdachte volgens de raadsman al uit het rumoer, zodat zij daaraan niet verder heeft deelgenomen, reden waarom verdachte dient te worden vrijgesproken van de feiten 4 en 5.
3.3.
Vrijspraak feit 5 en partiële vrijspraak feit 4Met de officier van justitie en de raadsman is de rechtbank van oordeel dat niet wettig en overtuigend is bewezen hetgeen verdachte onder feit 5 ten laste is gelegd en moet zij daarvan worden vrijgesproken, nu niet is bewezen dat verdachte enig aandeel in de onder feit 5 omschreven gedragingen heeft gehad.
De rechtbank is met de officier van justitie en de raadsman eveneens van oordeel dat niet kan worden bewezen dat verdachte opzet heeft gehad op het gooien van een fles tegen het hoofd van verbalisant [slachtoffer 4]. De rechtbank overweegt daartoe dat de fles is gegooid door iemand die niet behoorde tot de groep van verdachte en ook niet tot de groep jongens met wie verdachte die avond onenigheid had, maar dat uit het dossier blijkt dat degene die de fles heeft gegooid een ‘derde’ was. De rechtbank zal verdachte dan ook vrijspreken van dit gedeelte van het onder feit 4 ten laste gelegde.
3.4.
Redengevende feiten en omstandigheden ten aanzien van feit 1, feit 2 en feit 3
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van de onder feit 1, feit 2 en feit 3 ten laste gelegde feiten op grond van de volgende bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank – nu verdachte deze feiten heeft bekend en door of namens haar geen vrijspraak is bepleit – zal volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen, te weten:
  • de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting afgelegd;
  • het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 1] d.d. 8 juni 2015;
  • het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 2] d.d. 8 juni 2015;
  • het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor van getuige
[getuige 1] d.d. 7 juni 2015;
- het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor van verdachte
[getuige 2] d.d. 20 juli 2015;
  • het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 3] d.d. 10 augustus 2015 (dossierpagina 10);
  • het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor aangeefster
  • [slachtoffer 3] d.d. 29 oktober 2015;
  • het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor van getuige
[getuige 3] d.d. 10 augustus 2015 (dossierpagina 12);
- het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor van getuige
[getuige 4] d.d. 10 augustus 2015 (dossierpagina 14);
- het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor van getuige
[getuige 5] d.d. 10 augustus 2015 (dossierpagina 16);
- twee schriftelijke bescheiden, te weten medische informatie van het MCA d.d.
29 oktober 2015.
3.5.
Redengevende feiten en omstandigheden ten aanzien van feit 4 [1]
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het onder feit 4 ten laste gelegde feit op grond van het volgende.
Verdachte is in de vroege ochtend van 30 augustus 2015 bij het station in Alkmaar in haar hand gestoken. [2] De groep waartoe verdachte behoort, rent vervolgens achter de groep aan waar de jongen die gestoken heeft deel van uitmaakt [3] . Beide groepen komen in de Spoorstraat terecht. [4] Kort daarop, om omstreeks 05:45 uur, zijn verbalisanten [slachtoffer 4 / verbalisant 1] en [verbalisant 2] van politie Eenheid Noord-Holland op de Spoorstraat aanwezig. [5] [slachtoffer 4] ziet daar twee groepen personen tegenover elkaar staan. [6] Verdachte is daarbij de enige vrouw. [7] Er wordt gegooid met een fiets [8] en [slachtoffer 4] wordt geraakt met een fles. [9] Een groep van ongeveer vijf personen komt op [slachtoffer 4] afgerend en blijft ook doorlopen als [slachtoffer 4] ‘afstand houden’ roept. [slachtoffer 4] pakt zijn korte wapenstok en gebruikt geweld. [10] Hij wordt belaagd door een man en een vrouw, die door de eveneens aanwezige hoofdagent [verbalisant 3] worden herkend als [medeverdachte 1] en [verdachte]. [verbalisant 3] ziet dat beiden opgefokt zijn [11] en [verdachte] wordt geraakt met de wapenstok. [12] De man slaat met zijn vuist op het hoofd van [slachtoffer 4] en [slachtoffer 4] voelt meteen pijn. [13] Ook de vrouw slaat met gebalde vuist tegen het hoofd van [slachtoffer 4]. [14] Deze vrouw blijkt later te zijn genaamd: [verdachte], geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats]. [15] [slachtoffer 4] voelt een hevige pijn en ziet dat zijn bril verbogen op zijn hoofd staat. Op de plek van zijn neus waar de bril ingeslagen is, voelt hij pijn. [16]
3.6.
Bewijsoverweging
Verdachte heeft bekend dat zij op 30 augustus 2015 ’s nachts aanwezig was op de Spoorstraat in Alkmaar, dat zij de enige vrouw was en dat zij de politie heeft gezien, maar zij ontkent dat zij verbalisant [slachtoffer 4] heeft geslagen. Verbalisante [verbalisant 3] herkent de vrouw die zijn collega [slachtoffer 4] heeft belaagd als [verdachte]. [slachtoffer 4] heeft geverbaliseerd dat hij zijn wapenstok heeft gebruikt en getuige [getuige 7] verklaart dat hij ziet dat verdachte hiermee wordt geslagen. Deze verklaring rijmt niet met de stelling van de raadsman dat verdachte al uit het rumoer was voordat de verbalisant een klap kreeg, maar past wel bij het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 2], waarin staat dat de vrouw die met gebalde vuist tegen het hoofd van [slachtoffer 4] slaat, later [verdachte] blijkt te zijn genaamd. De ter zitting afgelegde verklaring van de getuige [betrokkene] brengt in het voorgaande geen verandering, omdat [betrokkene] heeft verklaard dat verdachte niet vanaf het moment dat zij in haar hand werd gestoken tot aan het einde van het incident naast hem op de stoep heeft gezeten, maar dat verdachte zich ook gedurende een korte periode in het tumult heeft begeven en hij verdachte gedurende die periode niet steeds in het vizier heeft gehad. Het door de raadsman gevoerde bewijsverweer vindt dan ook zijn weerlegging in de gekozen bewijsmiddelen en de rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte samen met een ander openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen agent [slachtoffer 4], door op/tegen zijn hoofd te slaan.
3.7.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de onder feit 1, feit 2, feit 3 en feit 4 ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat
1
zij op 7 juni 2015 te Heemskerk, [slachtoffer 1] heeft mishandeld door die [slachtoffer 1] meermalen met een honkbalknuppel tegen/in zijn lichaam te slaan en die [slachtoffer 1] meermalen met een tot vuist gebalde hand tegen/in zijn lichaam en/of zijn gezicht te slaan;
2
zij op 7 juni 2015 te Heemskerk [slachtoffer 2] heeft mishandeld door die [slachtoffer 2] aan haar haar te trekken en die [slachtoffer 2] meermalen althans op haar lip en/of haar lichaam te slaan;
3
zij, op 10 augustus 2015, te Castricum, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 3] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen door deze [slachtoffer 3] tegen het hoofd te slaan met een barkruk, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
4
zij op 30 augustus 2015 in de gemeente Alkmaar met een ander, op of aan de openbare weg (de Spoorstraat) openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen agent van politie Eenheid Noord-Holland [slachtoffer 4], welk geweld bestond uit
-het slaan op/tegen het hoofd van die [slachtoffer 4].
Hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

4.Kwalificatie en strafbaarheid van de feiten

Het bewezenverklaarde levert op:
ten aanzien van feit 1 en feit 2
mishandeling, meermalen gepleegd
ten aanzien van feit 3
poging tot zware mishandeling
ten aanzien van feit 4
openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen, terwijl het door de schuldige gepleegde geweld enig lichamelijk letsel ten gevolge heeft.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is derhalve strafbaar.

5.Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is derhalve strafbaar.

6.Motivering van de sancties

6.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een werkstraf voor de duur van 120 uren, subsidiair 60 dagen jeugddetentie en 3 maanden jeugddetentie geheel voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren. Als bijzondere voorwaarden wil de officier van justitie dat verdachte zich houdt aan een meldplicht en een behandelverplichting, ook indien dit inhoudt een kortdurende klinische opname, en dat zij, indien de reclassering dit noodzakelijk vindt, verplicht meewerkt aan aanmelding bij en verblijf in een instelling voor begeleid wonen.
Ten aanzien van de vorderingen van de benadeelde partijen, heeft de officier van justitie zich op het volgende standpunt gesteld. De vorderingen van de benadeelde partijen [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5]] dienen niet-ontvankelijk te worden verklaard. De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 3] dient te worden toegewezen tot een bedrag van in totaal 1000 euro vermeerderd met wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
6.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich wat betreft de strafmaat gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Hij kan zich vinden in de door de officier van justitie geëiste voorwaarden.
Wat betreft de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 5], heeft de raadsman gewezen op de door hem bepleite vrijspraak. Wat betreft de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 4] heeft de raadsman gewezen op de stelling dat het letsel aan de achterkant van het hoofd van [slachtoffer 4] niet door verdachte is veroorzaakt. Voor het overige heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Wat betreft de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 3] stelt de raadsman zich op het standpunt dat de materiële schade kan worden toegewezen en dat het overige gedeelte van de vordering dient te worden afgewezen dan wel niet-ontvankelijk dient te worden verklaard.
6.3.
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sancties die aan verdachte moeten worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede door de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan mishandeling van haar ex-vriend en zijn nieuwe vriendin. Daarnaast heeft zij geprobeerd om [slachtoffer 3] zwaar te mishandelen door haar met een barkruk te slaan. Slachtoffers van dergelijk geweld kunnen daarvan nog langdurig lichamelijke en psychische klachten ondervinden. Dit volgt ook uit de toelichting die [slachtoffer 3] heeft verstrekt ten aanzien van haar vordering. Dergelijk gewelddadig gedrag in het uitgaansleven is bovendien bedreigend voor omstanders die daar ongewild getuige van zijn en versterkt de gevoelens van angst en onveiligheid bij de slachtoffers en in de samenleving in het algemeen. Opvallend is hoe lichtzinnig verdachte overgaat tot het plegen van deze grove geweldsdelicten. Een aantal weken nadat verdachte [slachtoffer 3] met een barkruk had geslagen, heeft zij zich samen met een ander schuldig gemaakt aan het plegen van openlijk geweld tegen politieman [slachtoffer 4] door hem te slaan, terwijl [slachtoffer 4] nota bene ter plaatse was gekomen omdat verdachte in haar hand was gestoken. Het plegen van openlijk geweld tegen politiemensen is naar het oordeel van de rechtbank onacceptabel en de rechtbank rekent dit verdachte zwaar aan.
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op:
- het op naam van de verdachte staand Uittreksel Justitiële Documentatie, gedateerd 2 mei 2016, waaruit blijkt dat de verdachte reeds eerder terzake van openlijk geweld is veroordeeld. Dit heeft de verdachte er kennelijk niet van kunnen weerhouden te recidiveren;
- de over verdachte uitgebracht Pro Justitie rapportage van [psychiater], psychiater, en
[psycholoog], psycholoog;
- het over de verdachte uitgebrachte voorlichtingsrapport gedateerd 1 april 2016 van
[naam], als reclasseringswerker verbonden aan Palier forensische en intensieve zorg.
Het psychiatrisch rapport gedateerd d.d. 29 februari 2016 door [psychiater] houdt onder meer het volgende in:
De relatieproblemen en de echtscheiding van de ouders van verdachte en de (chronische) depressie van haar moeder drukten een zware stempel op de ontwikkeling van verdachte. Verdachte is emotioneel verwaarloosd. Zij heeft al van jongs af aan problemen met de agressieregulatie, een verhoogde impulsiviteit en daarnaast oppositionele
gedragingen die maakten dat zij op school moeizaam functioneerde. Hierin spelen ook de
dysharmonische intelligentie (met een verbale intelligentie op zwakbegaafd niveau) en dyslexie een rol. Daarnaast is er sprake van aandachtsproblemen, die tezamen met de genoemde impulsiviteit en oppositionaliteit als ADHD beschreven kunnen worden.
Als gevolg van haar jeugdervaringen en haar temperament heeft haar persoonlijkheid zich
ontwikkeld tot een persoonlijkheid, waarbij de hechting aan belangrijke personen als onveilig lijkt te worden ervaren. Daarnaast is het zelfbeeld van verdachte laag, met enerzijds een laag zelfvertrouwen en anderzijds grote afhankelijkheid van personen om haar heen en van middelen (cannabis).
Dit heeft gevolgen voor de wijze waarop verdachte een partnerrelatie beleeft (als onveilig en
mogelijk zelfs kapotmakend). En het heeft gevolgen voor haar stemming: als kind al boos en
ongelukkig, de laatste jaren ook langdurig somber. Na een behandeling in de GGZ (de
Praktijk) heeft zij nog andere behandelingen gezocht, maar betrokkene en haar ouders konden zich niet vinden in het behandelaanbod of de behandeling had niet het gewenste resultaat. In 2014 is verdachte begonnen met antidepressiva via haar huisarts, zonder welke haar somberheid en apathie naar eigen zeggen fors zouden toenemen. Vanaf haar zestiende is zij toenemend cannabis gaan gebruiken. Betrokkene heeft, al voor de ten laste gebeurtenissen plaatshadden, besloten hiervoor behandeling te zoeken. Zij heeft recent een klinische ontgiftingsopname (detox) ondergaan in Mistral. Er zijn veel kenmerken van een borderline persoonlijkheidsstoornis: emotieregulatieproblemen en stemmingsproblemen, verlatingsangst en laag zelfbeeld, instabiele relaties, impulsiviteit, verslavingsproblematiek.
Geadviseerd wordt om verdachte verminderd toerekeningsvatbaar te achten.
In de behandeling en begeleiding van betrokkene dient psycho-educatie (depressie en ADHD) en verslavingshulp (bijvoorbeeld life-style training, gericht op abstinentie) geboden te worden. Daarnaast medicatie: behalve antidepressiva zouden stimulantia (ritalin) overwogen kunnen worden.
Een opleiding of werk is van groot belang voor een goede dagstructuur en levensritme.
Daarnaast dient het zelfbeeld en financiële onafhankelijkheid verbeterd te worden door
ondersteuning bij het vinden van opleiding en werk.
Geadviseerd wordt om betrokkene een ambulante behandeling op te leggen in het kader van
een voorwaardelijk strafdeel, bij de Brijder stichting dan wel de GGZ Noord-Holland Noord.
Dit in het kader van een voorwaardelijke detentie, als bijzondere voorwaarde onder toezicht
van de reclassering.
Met de conclusie van dit rapport kan de rechtbank zich verenigen.
Het psychologisch rapport gedateerd 1 maart 2016 door [psycholoog] houdt onder meer het volgende in:
Er is bij verdachte sprake van een gestagneerde en verstoorde ontwikkeling van de persoonlijkheid, met eerder oppositioneel gedrag dat eerder is geclassificeerd als een oppositioneel-opstandige gedragsstoornis, maar die zich inmiddels heeft ontwikkeld in de richting van een bedreigde persoonlijkheidsontwikkeling met vooral borderline trekken. De persoonlijkheid van verdachte is nog te onvolgroeid en te weinig uitgerijpt om van een (uitgekristalliseerde) persoonlijkheid te spreken en er zijn aldus geen gronden om een
persoonlijkheidsstoornis vast te stellen, al kan - zoals gezegd - wel gesproken worden van een bedreigde ontwikkeling in de richting van een persoonlijkheidsstoornis indien verdachte er niet in slaagt haar leven structureel een andere wending te geven. De belangrijkste uiterlijke en innerlijke kenmerken van die verstoorde, bedreigde persoonlijkheidsontwikkeling met vooral borderline dynamiek zijn het kwetsbare, wankele zelfgevoel, de zwakke autonomie en identiteit, de overgevoeligheid voor miskenning, krenking en afwijzing, de intense minderwaardigheidsgevoelens, de relatief sterke afhankelijkheid van waardering en erkenning, de verhoogde agressieve en paranoïde prikkelbaarheid, de gebrekkige angst- en spanningstolerantie en regulatie. en de verhoogde impulsiviteit c.q. de gebrekkige impulscontrole.
In samenhang met deze persoonlijkheidsaspecten heeft zich bij verdachte een dysthyme stoornis ontwikkeld, te weten een relatief milde depressieve stoornis, met depressieve klachten en symptomen (verlies van energie, verminderd plezier en verminderde interesse in dingen, vluchtige zelfmoordgedachten, slaapproblemen, concentratieproblemen en besluiteloosheid), die vooral gerelateerd zijn aan de hierboven genoemde persoonlijkheidsdynamiek, met als kernthema dat verdachte intens twijfelt aan zichzelf, aan haar waarde als mens, en aan haar vermogen om wat van haar leven te maken, dat zij zichzelf verantwoordelijk voelt voor haar falen op alle fronten, en zich als vanzelf regelmatig afvraagt of een gelukkig leven voor haar wel is weggelegd.
Op het vlak van de middelen kan worden gesteld dat er in een niet al te ver verleden bij verdachte sprake was van misbruik van cannabis, en dat zij inmiddels al enige tijd (voor zover valt na te gaan sinds haar vertrek uit kliniek Mistral) abstinent is. Het eerdere misbruik van cannabis hangt samen met haar emotionele kwetsbaarheid, de gebrekkige spannings- en frustratietolerantie en met haar dysthyme stoornis, waarbij het misbruik wordt bepaald door de behoefte aan verdoving en demping (van angsten, somberheid, onzekerheid, e.d.). Als zodanig is er, hoe gemotiveerd betr. ook is om de abstinentie vol te houden, een verhoogde kans op een terugval bij de voorspelbare tegenslagen, teleurstellingen en frustraties waar ze mee geconfronteerd zal worden.
Wat betreft de doorwerking van verdachtes pathologie in het tenlastegelegde kan op basis van alle beschikbare informatiebronnen worden overwogen dat bij alle ten laste gelegde feiten aspecten van de combinatie van de dysthyme stoornis en de bedreigde, verstoorde persoonlijkheidsontwikkeling met borderline dynamiek substantieel hebben doorgewerkt in alle ten laste gelegde feiten. Daarbij kan met name worden gewezen op de verhoogde agressieve en paranoïde prikkelbaarheid (die met name geluxeerd wordt wanneer haar kwetsbare zelfgevoel gekrenkt wordt), in samenhang met een door wantrouwen gekleurde en vertekende interpretatie van conflicten en spanningen en het demoraliserende en deprimerende besef dat ze op vele fronten faalt, en dat ten koste gaat van haar morele en sociale remming en bijdraagt aan impulsieve acties zonder dat er veel ruimte is om die te heroverwegen en de consequenties van haar handelen goed te overzien, Op grond van deze overwegingen wordt geconcludeerd dat het tenlastegelegde indien bewezen, verdachte in verminderde mate kan worden toegerekend.
De kans op herhaling van vergelijkbare delicten als thans tenlastegelegd is, indien verdachte geen enkele vorm van begeleiding of behandeling krijgt, op de korte termijn klein, op de middellange termijn matig, en op de lange termijn groot. Om de kans op herhaling te reduceren is het van belang dat er een begeleidings- en behandelingstraject wordt opgezet c.q. voortgezet. De medicamenteuze behandeling van de dysthyme stoornis dient te worden voortgezet, maar daarnaast is er een indicatie voor een laagdrempelige psychotherapeutische begeleiding in combinatie met een systemische aanpak, waarbij wordt gewerkt aan het verstevigen van haar identiteit en het vergroten van haar zelfvertrouwen door haar positieve kanten en talenten te belichten te stimuleren en haar te coachen bij het formuleren en behalen van realistische doelen. Het spreekt evenzeer voor zich dat er gebalanceerd zat moeten worden tussen verdachtes behoefte aan autonomie en haar weerstand tegen een vooral verbale psychotherapeutische aanpak, waar ze genoeg van heeft en de zin niet van ziet, en haar (sluimerende) besef dat ze het in haar eentje niet gaat redden en dat ze voorlopig nog afhankelijk is van externe coaching en begeleiding. Een combinatie van emotionele coaching en meer praktische begeleiding op het vlak van (begeleid) wonen, scholing en werk ligt het meest voor de hand.
Er is gebruik gemaakt van de Wegingslijst Adolescentenstrafrecht. Op basis daarvan wordt
overwogen dat verdachte voldoende ontvankelijk is voor een pedagogische, gezinsgerichte aanpak, die op basis van de onuitgerijpte persoonlijkheid en emotionele tekorten noodzakelijk wordt geacht, en waarbij aandacht is voor (verdere) scholing, (begeleid) wonen en werk. Er zijn daarbij geen contra-indicaties voor toepassing van het minderjarigenstrafrecht. Op basis van deze overwegingen wordt geadviseerd om het minderjarigenstrafrecht toe te passen.
Ook met de conclusie van dit rapport kan de rechtbank zich verenigen.
Het reclasseringsadvies gedateerd 1 april 2016 houdt onder meer het volgende in:
GGZ reclassering Palier blijft bij het reeds eerder uitgebrachte advies van 30 september 2015 om gebruik te maken van het jeugdstrafrecht en de begeleiding aan de volwassenreclassering toe te wijzen. De reclassering adviseert voorts een (gedeeltelijk) voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen, met als bijzondere voorwaarden een meldplicht, een behandelverplichting en opname in een instelling voor begeleid wonen of maatschappelijke opvang.
De rechtbank kan zich eveneens met de conclusie van dit reclasseringsrapport verenigen.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat in deze zaak het adolecentenstrafrecht van toepassing is en dat een vrijheidsbenemende straf van na te noemen duur moet worden opgelegd. De rechtbank zal echter bepalen dat deze straf vooralsnog niet ten uitvoer zal worden gelegd en zal daaraan een proeftijd verbinden van twee jaren, opdat verdachte ervan wordt weerhouden zich voor het einde van die proeftijd schuldig te maken aan een strafbaar feit.
Daarnaast acht de rechtbank verplicht contact met de reclassering noodzakelijk. Een voorwaarde van die strekking zal aan het voorwaardelijk deel van de op te leggen straf worden verbonden.
Voorts is de rechtbank van oordeel dat een taakstraf bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid van het na te noemen aantal uren moet worden opgelegd.

7.Vordering benadeelde partijen

7.1.
Vordering benadeelde partij [slachtoffer 4]
De benadeelde partij [slachtoffer 4] heeft een vordering tot schadevergoeding van € 440,00 ingediend tegen verdachte wegens immateriële schade die hij als gevolg van het onder feit ten laste gelegde feit 4 zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag.
De rechtbank is van oordeel dat de immateriële schade tot een bedrag van € 100,00 rechtstreeks voortvloeit uit het onder feit 4 bewezen verklaarde feit. Vergoeding van dit bedrag komt de rechtbank billijk voor gelet op de onderbouwing van de vordering en het verhandelde ter terechtzitting. In zoverre zal de vordering dan ook worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 30 augustus 2015 tot aan de dag der algehele voldoening.
Daarnaast dient verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken. De tot op heden door de benadeelde partij gemaakte kosten worden vastgesteld op nihil
De rechtbank zal de benadeelde partij voor het overige niet in haar vordering ontvangen.
De benadeelde partij kan de delen van de vordering, die tot niet-ontvankelijkheid zullen leiden, desgewenst bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank ziet als gevolg van verdachtes onder feit 4 bewezen verklaarde handelen [kort gezegd: openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen, terwijl het door de schuldige gepleegde geweld enig lichamelijk letsel ten gevolge heeft] aanleiding ter zake van de vordering van de benadeelde partij de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht op te leggen.
7.2.
Vordering benadeelde partij [slachtoffer 5]
De benadeelde partij [slachtoffer 5]] heeft een vordering tot schadevergoeding van € 1.179,28 ingediend tegen verdachte wegens materiële schade die zij als gevolg van het onder feit 5 ten laste gelegde feit zou hebben geleden.
De rechtbank is van oordeel dat, nu niet wettig en overtuigend is bewezen hetgeen aan de verdachte onder feit 5 is tenlastegelegd, de benadeelde partij niet in de vordering, die betrekking heeft op dat ten laste gelegde feit, kan worden ontvangen.
Gelet hierop zal de rechtbank bepalen dat de benadeelde partij [slachtoffer 5] niet ontvankelijk is in de vordering.
7.3.
Vordering benadeelde partij [slachtoffer 3] en schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij [slachtoffer 3] heeft een vordering tot schadevergoeding van in totaal € 5.050,00 ingediend tegen verdachte wegens materiële schade en immateriële schade die zij als gevolg van het onder feit 3 ten laste gelegde feit zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag.
De rechtbank is van oordeel dat de materiële schade van € 50,00 rechtstreeks voortvloeit uit het onder feit 3 bewezen verklaarde feit. Tevens komt de rechtbank vergoeding van de gestelde immateriële schade tot een bedrag van € 950,00 billijk voor, gelet op de onderbouwing van de vordering en het verhandelde ter terechtzitting. In zoverre zal de vordering dan ook worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 10 augustus 2015 tot aan de dag der algehele voldoening.
Daarnaast dient verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken. De tot op heden door de benadeelde partij gemaakte kosten worden vastgesteld op nihil.
schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank ziet als gevolg van verdachtes onder feit 3 bewezen verklaarde handelen [kort gezegd: poging tot zware mishandeling] aanleiding ter zake van de vordering van de benadeelde partij de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht op te leggen.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
artikel 14a, 14b, 14c, 22c, 36f, 45, 57, 77c, 77g, 77h, 77i, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 141, 300, 302 van het Wetboek van Strafrecht.

9.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder feit 5 is ten laste gelegd en spreekt haar daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte de onder feit 1, feit 2, feit 3 en feit 4 ten laste gelegde feiten heeft begaan zoals hiervoor onder 3.7 weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt haar daarvan vrij.
Bepaalt dat de onder feit 1, feit 2, feit 3 en feit 4 bewezen verklaarde feiten de hierboven onder 4. vermelde strafbare feiten opleveren.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een jeugddetentie voor de duur van
3 (zegge: drie) maanden, met bevel dat deze straf
nietten uitvoer zal worden gelegd en stelt daarbij een proeftijd vast van twee jaren.
Stelt als algemene voorwaarden dat de veroordeelde:
  • zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
  • medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
Stelt als bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
  • zich gedurende de proeftijd van twee jaar bij de reclassering zal melden en zich zal houden aan de aanwijzingen van de reclassering zolang de reclassering dit noodzakelijk acht ook als dat inhoudt dat veroordeelde zal verblijven in een instelling voor begeleid wonen of maatschappelijke opvang, of een soortgelijke instelling, en zich zal houden aan het (dag-) programma dat deze instelling in overleg met de reclassering heeft opgesteld;
  • dat veroordeelde zich onder behandeling zal stellen van GGZ Noord-Holland of een soortgelijke instelling, op de tijden en plaatsen als door of namens die deskundige/zorginstelling aan te geven, teneinde zich te laten behandelen voor haar persoonlijkheidsproblematiek en/of middelenproblematiek, waarbij veroordeelde zich dient te houden aan de aanwijzingen zoals die gedurende deze gedragsinterventie door of namens voornoemde deskundige/instelling aan veroordeelde zullen worden gegeven, daaronder begrepen de mogelijkheid van kortdurende klinische opname voor maximaal zeven weken, waarbij veroordeelde zich zal houden aan de aanwijzingen die veroordeelde in het kader van die behandeling door of namens de (geneesheer)directeur van die instelling zullen worden gegeven;
  • dat veroordeelde verplicht is om mee te werken aan aanmelding en verblijf bij een instelling voor begeleid wonen, waarbij veroordeelde zich zal houden aan het dagprogramma dat deze voorziening in overleg met de reclassering heeft opgesteld;
Geeft opdracht aan de Reclassering Nederland tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden (artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht).
Veroordeelt verdachte tot het verrichten van
120 (zegge: honderd twintig) urentaakstraf die bestaat uit het verrichten van onbetaalde arbeid, bij het niet of niet naar behoren verrichten daarvan te vervangen door 60 dagen jeugddetentie.
Verklaart de benadeelde partij [slachtoffer 5] niet-ontvankelijk in de vordering.
Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij
[slachtoffer 4]geleden schade tot een bedrag van
€ 100,00, bestaande uit immateriële schade, en veroordeelt verdachte tot betaling van dit bedrag aan [slachtoffer 4] vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 30 augustus 2015 tot aan de dag der algehele voldoening tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
Veroordeelt verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering.
Legt verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van slachtoffer [slachtoffer 4] de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 100,00, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 30 augustus 2015 tot aan de dag der algehele voldoening, bij gebreke van betaling of verhaal te vervangen door
2 dagenjeugddetentie, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij
[slachtoffer 3]geleden schade tot een bedrag van
€ 1.000,00, bestaande uit € 50,00 voor de materiële en
€ 950,00 voor de immateriële schade, en veroordeelt verdachte tot betaling van dit bedrag vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 10 augustus 2015 tot aan de dag der algehele voldoening, aan [slachtoffer 3], voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
Veroordeelt verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering.
Legt verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van slachtoffer [slachtoffer 3] de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 1.000,00, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 10 augustus 2015 tot aan de dag der algehele voldoening, bij gebreke van betaling of verhaal te vervangen door
20 dagenjeugddetentie, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. W. Aardenburg, voorzitter,
mrs. W.J. van Andel en M.W. Groenendijk, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier J.A. Huismans,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 7 juni 2016.
Mrs. Aardenburg en Groenendijk zijn buiten staat deze uitspraak mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.De door de rechtbank in de voetnoten als proces-verbaal aangeduide bewijsmiddelen zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door personen die daartoe bevoegd zijn en voldoen ook overigens aan de daaraan bij wet gestelde eisen.
2.Verklaring van verdachte ter terechtzitting, proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 6] d.d. 3 september 2015 (dossierpagina 30).
3.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 6] d.d. 3 september 2015 (dossierpagina 30).
4.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 7] d.d. 31 augustus 2015 (dossierpagina 26).
5.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 30 augustus 2015 (dossierpagina 39), proces-verbaal van bevindingen d.d. 30 augustus 2015 (dossierpagina 44).
6.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 30 augustus 2015 (dossierpagina 39).
7.Verklaring van verdachte ter terechtzitting.
8.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 30 augustus 2015 (dossierpagina 39).
9.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 30 augustus 2015 (dossierpagina 39), proces-verbaal van bevindingen d.d. 30 augustus 2015 (dossierpagina 44).
10.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 30 augustus 2015 (dossierpagina’s 39 en 40).
11.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 1 september 2015 (dossierpagina 47).
12.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 7] d.d. 31 augustus 2015 (dossierpagina 27).
13.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 30 augustus 2015 (dossierpagina’s 39 en 40).
14.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 30 augustus 2015 (dossierpagina 40), proces-verbaal van bevindingen d.d. 30 augustus 2015 (dossierpagina 44 en 45).
15.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 30 augustus 2015 (dossierpagina 44 en 45).
16.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 30 augustus 2015 (dossierpagina 40).