Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
1.[naam eiser] en
[Naam eiser], beiden wonende te [woonplaats]
1.Het procesverloop
2.De feiten
3.De vordering
- ontbinding van de huurovereenkomst tussen partijen;
- ontruiming van het gehuurde door [de huurder] ;
- veroordeling van [de huurder] tot betaling van € 4.636,84, zijnde de huurachterstand c.a.
tot en met september 2015.
Ter zitting heeft [de verhuurder] aangegeven dat de huur over de maand september 2015 ten onrechte is gevorderd. Daarom vermindert [de verhuurder] zijn vordering met € 1.300,--.
4.Het verweer
Op verzoek van [de verhuurder] is de huurovereenkomst per 31 augustus 2015 geëindigd. [de huurder] heeft hiermee ingestemd en heeft de woning op die datum netjes achtergelaten. Dit blijkt ook uit de schriftelijke mededeling van Kwantes, die de afschouw heeft gedaan. [de huurder] betwist schade te hebben toegebracht aan het gehuurde of spullen te hebben weggemaakt. Over de periode van januari tot met augustus 2015 heeft [de huurder] € 400,-- aan de gemeente betaald voor gebruikerslasten. Omdat zij per maand ook € 50,-- aan [de verhuurder] betaalde voor deze lasten dient een bedrag van € 400,-- te worden verrekend met het gevorderde, als zijnde dubbel betaald. Ook heeft [de huurder] € 175,-- betaald voor reparatie van een defecte cv-ketel. Dit had [de verhuurder] als verhuurder moeten betalen en daarom wordt ook dit bedrag verrekend met het gevorderde. Volgens haar berekening is [de huurder] nog verschuldigd een bedrag van € 525,--.
5.De beoordeling
In haar optiek is zij nog verschuldigd aan [de verhuurder] :
Huur juli en augustus 2015, zijnde 2 x € 1.300,00 € 2.600,00
Af: de borg die mag worden verrekend € 1.500,00
€ 175,00