6.3.Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de maatregel die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen. Verdachte die op dat moment psychotisch was, heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot doodslag door zijn ex-vriendin aan te vallen op het moment dat zij bij hem thuis was. Verdachte heeft excessief geweld uitgeoefend op onder meer het hoofd en het gezicht van het slachtoffer door haar te slaan met zijn vuisten en met een stereobox, te trappen en te bewerken met een mes of een ander scherp voorwerp. Ook heeft verdachte het slachtoffer ernstig bedreigd met de dood door meermalen een geladen kruisboog van dichtbij op haar te richten, waaronder op haar gezicht. Daarnaast heeft verdachte zijn overbuurman en twee verbalisanten die waren toegesneld om verdachte te doen stoppen, bedreigd met de geladen kruisboog.
Dit zijn zeer ernstige feiten. De verdachte heeft een zeer ernstige inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van zijn ex-vriendin. Het is algemeen bekend dat gebeurtenissen als hiervoor omschreven, grote emotionele impact hebben op de slachtoffers. Dit blijkt ook uit hetgeen door en/of namens het slachtoffer [slachtoffer 1] ter zitting naar voren is gebracht.
[slachtoffer 1] heeft ten tijde van het voortdurende fysieke en verbale geweld gedurende langere tijd in angst verkeerd dat zij het niet zou overleven. Bij [slachtoffer 1] is na het misdrijf een acute stressstoornis vastgesteld en later ook een posttraumatische stressstoornis. Zij heeft meerdere malen per maand, soms meerdere malen per dag, last van opdringende beelden en herinneringen aan het trauma waarbij zij zich angstig voelt. Zij is continue alert, met name op straat, en zoekt overal naar vluchtwegen. Zij is meer prikkelbaar, kan zich minder goed concentreren en heeft slaapproblemen. Ook heeft zij rondgelopen met zelfmoordgedachten. EMDR-therapie heeft vooralsnog niet gewerkt en is voorlopig ook opgeschort omdat het voor haar te belastend is.
Het fysieke letsel van [slachtoffer 1] was dusdanig ernstig dat zij tien dagen in het ziekenhuis moest blijven en vervolgens bijna vier maanden moest worden opgenomen in een verpleeghuis met intensieve zorg. Er was sprake van meerdere fracturen, waaronder aan haar handen en sleutelbeen. Zij heeft meerdere operaties moeten ondergaan en zal waarschijnlijk in de nabije toekomst nog een operatie moeten ondergaan aan haar handen.
Zij is alleenstaand en lijdt aan multiple sclerose als gevolg waarvan zij reeds eerder arbeidsongeschikt was geworden. Als gevolg van het door het geweld van verdachte veroorzaakte (blijvende) functieverlies aan haar handen kan zij nu ook niet meer zelf voor het huishouden zorgen. Ook kan zij daardoor haar creatieve hobby’s niet meer uitoefenen. De kwaliteit van haar leven is ernstig geschaad, mede omdat sprake is van vijf littekens in haar gezicht en hals die volgens de specialist altijd zichtbaar zullen blijven. Hierdoor wordt ze elk moment dat zij in de spiegel kijkt aan het misdrijf herinnerd en is zij bang dat zij in de toekomst geen andere partner meer kan vinden.
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op:
- het over de verdachte uitgebrachte voorlichtingsrapport (onder meer) opgemaakt door M. van Eekeren, psychiater en L.M.L. Thung, klinisch psycholoog, d.d. 29 maart 2016;
- het over de verdachte uitgebrachte Reclasseringsadvies ten behoeve van TBS voorwaarden, opgemaakt door D. Tempelman, als reclasseringswerker verbonden aan GGZ Reclassering Palier.
In het rapport van de psycholoog Thung en psychiater Van Eekeren is, zoals reeds is
overwogen, geconcludeerd dat de verdachte ten tijde van het misdrijf leed en nog steeds lijdt aan een psychotische stoornis NAO (niet anderszins omschreven) en dat sprake is van zwakbegaafdheid, terwijl differentiaal diagnostisch nog een waanstoornis kan worden overwogen. Bij verdachte is sprake van ernstige inhoudelijke en formele denkstoornissen, achterdocht, paranoïde wanen en oordeels- en kritiekstoornissen passend bij een psychotische stoornis NAO. Tevens was sprake van misbruik van verschillende middelen te weten: cocaïne, amfetaminen, GHB, alcohol en cannabis. Op basis van het onderzoek van genoemde deskundigen kan niet worden vastgesteld dat sprake is van middelenafhankelijkheid. Of het tenlastegelegde nu direct vanuit hallucinaties of rechtstreeks vanuit een directe waan is aangestuurd is niet bekend geworden, wel is duidelijk dat de bij de psychotische stoornis passende formele denkstoornissen, met ernstige oordeels- en kritiekstoornissen en gestoord oorzaak-gevolg denken tot een falende realiteitstoetsing hebben geleid, hetgeen volledig heeft doorgewerkt in het plegen van het tenlastegelegde.
De kans op herhaling van een feit als het onderhavige wordt door de deskundigen zeer groot geacht. De psychotische stoornis NAO is een ernstige psychiatrische stoornis. De behandeling is langdurig en intensief, maar heeft daar waar verdachte enige behandelmotivatie heeft, goede kansen op succes. De behandeling dient naast medicamenteuze behandeling te zijn gericht op psycho-educatie en stabilisatie. Bekend is dat hardnekkige waandenkbeelden, zoals die van verdachte, vaak matig reageren op medicatie. Het is van groot belang dat de familie van verdachte bij de behandeling betrokken wordt.
Gezien de ernst van de chronische psychische aandoening van verdachte met het in het algemeen zeer langdurig behandelbeloop, achten de deskundigen behandeling in het kader van artikel 37 van het Wetboek van Strafrecht (plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis) ontoereikend. Nu verdachte heeft aangegeven dat hij gemotiveerd is om mee te werken aan behandeling, adviseren de deskundigen behandeling in het kader van een TBS met voorwaarden. De deskundigen merken op dat niet duidelijk is in hoeverre de behandelmotivatie van verdachte zal blijven bestaan. De mogelijkheid is aanwezig dat ook behandelaars in het waansysteem opgenomen raken of dat verdachte paranoïde belevingen ten aanzien van medicatie zal ontwikkelen.
Reclasseringsmedewerker Tempelman voormeld heeft zich in het reclasseringsrapport, gezien het hoge recidiverisico, de noodzaak van een langdurig en intensief traject en de omstandigheid dat verdachte aangeeft gemotiveerd te zijn voor de behandeling, aangesloten bij het advies van de psycholoog en psychiater om de behandeling van de verdachte in een dwingend kader, te weten de TBS maatregel met voorwaarden, te doen plaatsvinden. Mocht gedurende de tenuitvoerlegging van de maatregel blijken dat verdachte zich niet aan de voorwaarden kan houden, bijvoorbeeld omdat behandelaars in het waansysteem van verdachte terechtkomen en/of door paranoïde belevingen van verdachte ten aanzien van medicatie (vergiftigingswaan) en aldus een verhoogd risico op recidive ontstaat, dan rest er naar mening van de reclassering niets anders dan een TBS met verpleging van overheidswege. De TBS met voorwaarden kan alleen worden vormgegeven binnen strikte bijzondere voorwaarden, waaronder een klinisch behandeltraject. Verdachte heeft aangegeven hieraan te zullen meewerken. Ten tijde van de zitting was verdachte reeds enige weken opgenomen in de FPK ‘Inforsa’ in Amsterdam.
Alles afwegend wordt door de rechtbank na te noemen maatregel passend en geboden geacht.
De rechtbank is van oordeel dat de terbeschikkingstelling van verdachte dient te worden gelast en voorwaarden betreffende zijn gedrag dienen te worden gesteld, nu bij verdachte tijdens het begaan van de feiten een ziekelijke stoornis van de geestvermogens bestond, de door verdachte begane feiten misdrijven zijn waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaren of meer is gesteld en de veiligheid van anderen het opleggen van deze maatregel eist.
Nu de maatregel van terbeschikkingstelling zal worden opgelegd ter zake van misdrijven die gericht zijn tegen- of gevaar veroorzaken voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, te weten een poging tot doodslag en bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd, kan de totale duur van de maatregel een periode van vier jaar te boven kan gaan.
Gelet op de dringende noodzaak van behandeling en het grote gevaar voor recidive zal de rechtbank bevelen dat de terbeschikkingstelling met voorwaarden dadelijk uitvoerbaar is.