In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 30 mei 2016 uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorziening van Fibois B.V. tegen de minister van Economische Zaken en de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit. Fibois B.V. had bezwaar gemaakt tegen een besluit van 3 maart 2016, waarbij een last onder dwangsom was opgelegd wegens overtreding van artikel 2, eerste lid, van het Besluit uitvoering Europese houtverordening. De last hield in dat Fibois B.V. bij het op de Europese markt brengen van hout de stappen van het stelsel van zorgvuldigheidseisen volledig diende te doorlopen. Bij niet-naleving zou een dwangsom van € 1.800,- per kubieke meter hout verbeurd worden, met een maximum van € 90.000,-.
Fibois B.V. verzocht de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening, omdat zij stelde dat er spoedeisend belang was bij het treffen van een dergelijke voorziening. De voorzieningenrechter oordeelde dat er voldoende aannemelijk was gemaakt dat er sprake was van spoedeisend belang, vooral omdat de bedrijfsvoering van Fibois B.V. door de last onder dwangsom in gevaar kwam. De voorzieningenrechter merkte op dat de minister van Economische Zaken niet de juiste instantie was die het primaire besluit had genomen, wat tijdens de zitting werd bevestigd.
Uiteindelijk heeft de voorzieningenrechter het verzoek van Fibois B.V. toegewezen en het primaire besluit geschorst tot zes weken na bekendmaking van de beslissing op bezwaar. Tevens werd verweerder veroordeeld tot vergoeding van het griffierecht en de proceskosten van Fibois B.V. De uitspraak benadrukt de noodzaak voor duidelijkheid in de communicatie van de overheid naar bedrijven over de naleving van Europese regelgeving.