In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 4 april 2016 uitspraak gedaan op een verzoek om voorlopige voorziening in het kader van een omgevingsvergunning voor de bouw van een recreatiewoning. De vergunning was verleend door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Castricum aan een derde-partij, maar verzoeker heeft hiertegen bezwaar gemaakt. De voorzieningenrechter heeft op 22 maart 2016 een zitting gehouden waar verzoeker, bijgestaan door zijn gemachtigde, en de derde-partij aanwezig waren. Verweerder werd vertegenwoordigd door N.T.J. Aardenburg en M. Davelaar.
De voorzieningenrechter heeft overwogen dat er een spoedeisend belang is, omdat de bouw van de recreatiewoning al in april 2016 zou beginnen. Verzoeker heeft aangevoerd dat de goothoogte van de woning in strijd is met het bestemmingsplan, aangezien deze 5,62 meter bedraagt, terwijl de toegestane goothoogte 3 meter is. Daarnaast heeft verzoeker betoogd dat het bouwplan niet voldoet aan de criteria voor luwe welstandsgebieden, omdat het bouwwerk niet aansluit op de omgeving.
De voorzieningenrechter heeft geconcludeerd dat het bestreden besluit niet op voorhand in stand zal blijven en heeft het primaire besluit geschorst tot zes weken na de bekendmaking van de beslissing op bezwaar. Tevens is verweerder veroordeeld tot vergoeding van het griffierecht en de proceskosten van verzoeker, die zijn vastgesteld op € 992,-. De uitspraak is openbaar uitgesproken en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.