Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
1.[naam] ,
[naam] ,
[de moeder] ,
Rechtbank Noord-Holland
In deze zaak heeft de rechtbank Noord-Holland op 6 juli 2016 uitspraak gedaan in een verzoek van de vader tot nihilstelling van de kinderalimentatie. De vader had verzocht om de kinderbijdrage voor zijn kinderen op nihil te stellen, met ingang van 1 september 2010, onder verwijzing naar een wijziging van omstandigheden. De rechtbank heeft vastgesteld dat de ingangsdatum van de wijziging van de onderhoudsverplichting de datum van indiening van het verzoekschrift is, zijnde 28 oktober 2015. De rechtbank overweegt dat de vader zelf verantwoordelijk is voor het feit dat hij niet eerder een verzoekschrift heeft ingediend, aangezien hij ervoor heeft gekozen om naar Australië te verhuizen en geen contact heeft gehouden met zijn kinderen.
De rechtbank wijst het verzoek van de vader af, omdat de wettelijke onderhoudsplicht van de vader ten opzichte van zijn kinderen op respectievelijk 12 november 2011 en 3 december 2013 is geëindigd. Hierdoor komt de rechtbank niet toe aan een inhoudelijke beoordeling van de wettelijke maatstaven vanaf de datum van indiening van het verzoekschrift. De rechtbank merkt op dat er geen sprake is van verbreking van de lotsverbondenheid tussen de vader en zijn kinderen, en dat er geen aanleiding is voor matiging van de onderhoudsverplichting op grond van artikel 1:399 BW. De beslissing van de rechtbank is openbaar uitgesproken en kan, voor zover definitief, worden aangevochten bij het gerechtshof te Amsterdam binnen drie maanden na de uitspraak.