Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
1.Het procesverloop
2.De feiten
3.De vordering
Subsidiair vordert [de verhuurder] de schade die hij heeft geleden doordat [X] de bedrijfsruimte heeft gebruikt in de maanden april en mei 2015 zonder een vergoeding te betalen. Daarnaast is sprake van schade aan de overheaddeur waar [X] aansprakelijk voor is. De schade bedraagt
€ 1.974,42 .
4.Het verweer
Voorts betoogt [X] dat alle huurtermijnen zijn betaald, nu hij terecht overgegaan is tot verrekening van de laatste twee maanden met de borg van drie maanden huur die is betaald door Qimar. In ieder geval lijdt [de verhuurder] geen schade. [X] heeft aangegeven bereid te zijn het bedrag dat wordt gevorderd voor het herstel van de overheaddeur te betalen aan [de verhuurder] , hoewel het nog overgebleven gedeelte van de betaalde borgsom deze kosten grotendeels dekt.
5.De beoordeling
Gezien het feit dat beide partijen er blijkens hun stellingen en het verhandelde ter zitting vanuit gaan dat ook in het geval van een faillissement van een Belgische vennootschap een curator wordt benoemd, en de bestuurder(s) geen rechtshandelingen meer kunnen verrichten, is de stelling van [de verhuurder] dat sprake is van een onrechtmatige daad naar het oordeel van de kantonrechter onvoldoende feitelijk onderbouwd en strandt deze. [de verhuurder] voert immers zelf aan dat na het faillissement [X] niet meer bevoegd was te handelen namens de vennootschap en dat wanneer de curator op de hoogte was geweest van de overeenkomst hij deze direct zou hebben opgezegd. Hieruit blijkt dat ook [de verhuurder] ervan uit gaat dat [X] niet bevoegd was om Qimar te vertegenwoordigen, en dat de huurovereenkomst niet automatisch eindigde met het faillissement. Ook heeft [de verhuurder] niet betwist het verweer van [X] dat de vennootschap nog bestaat en de huurovereenkomst door Qimar nimmer is beëindigd.
Nu [de verhuurder] bij aanvang van de huurovereenkomst een borgsom ter hoogte van drie maanden huur heeft ontvangen van Qimar, kan inderdaad zoals [X] stelt zonder nadere toelichting die ontbreekt, niet worden vastgesteld dat [de verhuurder] schade lijdt als gevolg van het feit dat [X] over twee maanden geen vergoeding heeft betaald. Dit gedeelte van de subsidiaire vordering zal daarom worden afgewezen.