ECLI:NL:RBNHO:2016:5925

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
19 juli 2016
Publicatiedatum
18 juli 2016
Zaaknummer
15/163589-14
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling wegens rijden onder invloed en negeren van verkeerslicht met letsel als gevolg

Op 19 juli 2016 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in de zaak tegen Richard, die op 30 juli 2014 in Alkmaar een verkeersongeval veroorzaakte. De verdachte, als bestuurder van een bestelauto, negeerde een rood verkeerslicht en botste tegen een tegemoetkomende personenauto, bestuurd door Remon, die hierdoor zwaar lichamelijk letsel opliep. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend rijgedrag, terwijl hij onder invloed van alcohol verkeerde. De verdachte had eerder op de avond van het ongeval alcohol gedronken en reed met een snelheid van ongeveer zestig kilometer per uur de kruising op, zonder te stoppen voor het rode verkeerslicht. De rechtbank achtte het primair ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen en legde een taakstraf van 80 uur op, alsook een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van zes maanden. Daarnaast werd de verdachte veroordeeld tot betaling van € 700,00 aan immateriële schadevergoeding aan het slachtoffer. De rechtbank overwoog dat de verdachte onvoldoende verantwoordelijkheid had genomen voor de veiligheid van andere weggebruikers, wat leidde tot de ernst van de strafmaat.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Afdeling Publiekrecht, Sectie Straf
Locatie Alkmaar
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/163589-14 (P)
Uitspraakdatum: 19 juli 2016
Tegenspraak
Vonnis
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van
5 juli 2016 in de zaak tegen:
Richard[verdachte],
geboren op [geboortedatum],
ingeschreven in de basisadministratie persoonsgegevens op het adres [adres].
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. D. Sarian en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. P.F.M. Deijkers, advocaat te Hoorn, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
Primair
hij op of omstreeks 30 juli 2014 in de gemeente Alkmaar als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (bestelauto), daarmede rijdende over de weg, de Nieuwe Schermerweg, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door roekeloos, in elk geval zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend te handelen als volgt: verdachte heeft, na het gebruik van alcoholhoudende drank, gereden over de Nieuwe Schermerweg en gekomen op de kruising of splitsing van
die weg met de oprit naar de provinciale weg N-242, geen gevolg gegeven aan een verkeersteken dat een gebod of verbod inhoudt, immers is hij, verdachte, niet gestopt voor een voor zijn, verdachtes, rijrichting bestemd driekleurig verkeerslicht dat rood, althans geel, licht uitstraalde doch is met een snelheid van (ongeveer) zestig kilometer per uur genoemde kruising of splitsing opgereden, tengevolge waarvan hij, verdachte, tegen een hem tegemoetkomende personenauto, bestuurd door een persoon, genaamd R. [slachtoffer],
is gebotst of aangereden, waardoor die [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel, te weten (onder meer) rugklachten, of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan, terwijl hij verkeerde in de toestand als bedoeld in artikel 8, eerste of tweede lid van de Wegenverkeerswet 1994, danwel na het feit niet heeft voldaan aan een bevel gegeven krachtens artikel 163, tweede, zesde, achtste of negende lid van genoemde wet;
Subsidiair
A. hij op of omstreeks 30 juli 2014 in de gemeente Alkmaar als bestuurder van een motorrijtuig, (bestelauto), dit voertuig heeft bestuurd, na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte van zijn adem bij een onderzoek, als bedoeld in artikel 8, tweede lid, aanhef en onder a van de Wegenverkeerswet 1994, 715 microgram, in elk geval hoger dan 220 microgram, alcohol per liter uitgeademde lucht bleek te zijn; en/of
B. hij op of omstreeks 30 juli 2014 in de gemeente Alkmaar als bestuurder van een motorrijtuig (bestelauto), daarmee rijdende op de weg, de Nieuwe Schermerweg, heeft gehandeld als volgt: verdachte heeft, na het gebruik van alcoholhoudende drank, gereden over de Nieuwe Schermerweg en gekomen op de kruising of splitsing van die weg met de oprit naar de provinciale weg N-242, geen gevolg gegeven aan een verkeersteken dat een gebod of verbod inhoudt, immers is hij, verdachte, niet gestopt voor een voor zijn, verdachtes, rijrichting bestemd driekleurig verkeerslicht dat rood, althans geel, licht
uitstraalde, doch is met een snelheid van (ongeveer) zestig kilometer per uur genoemde kruising of splitsing opgereden, tengevolge waarvan hij, verdachte, tegen een hem tegemoetkomende personenauto, bestuurd door een persoon, genaamd R. [slachtoffer], is gebotst of aangereden, door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd.

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Bewijs

3.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde feit.
3.2.
Redengevende feiten en omstandigheden [1]
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde feit op grond van het volgende.
Op 30 juli 2014 om 15.15 uur krijgt verbalisant Kussendrager, samen met zijn collega Van Leeuwen opdracht om te gaan naar de kruising Nieuwe Schermerweg met de oprit naar de N 242 te Alkmaar in verband met een aanrijding. Ter plaatse gekomen ziet hij dat op het viaduct dat over de ringweg N242 heen gaat een aanrijding heeft plaatsgevonden tussen twee voertuigen. Hij ziet een bestelauto Volkswagen Transporter langs de kant van de weg stilstaan en op de kruising ziet hij een personenauto Peugeot 107, waarvan de airbag is geactiveerd en waarvan de voorzijde compleet beschadigd is door de aanrijding. Na onderzoek blijkt dat de bestuurders van de voertuigen zijn geweest:
- Richard [verdachte], geboren op [geboortedatum] en
- Remon [slachtoffer], geboren op 2 november 1973 te Alkmaar.
Ter plaatse verklaart [verdachte], bestuurder van de VW Transporter dat hij met het verkeer aan het meerijden was en daarbij het rode verkeerslicht had genegeerd en vervolgens een aanrijding niet meer kon voorkomen met de andere betrokkene.
[slachtoffer], bestuurder van de Peugeot, verklaart dat het verkeerslicht voor hem op groen sprong en dat hij optrok en linksaf sloeg in de richting van de ringweg naar Heerhugowaard en dat hij opeens werd aangereden door een geelkleurig voertuig.
Bij beide bestuurders is een blaastest afgenomen, waarbij [verdachte] een “F” blaast. Vervolgens heeft verbalisant Kussendrager [verdachte] aangehouden voor het rijden onder invloed [2] .
Op 30 juli 2014 om 15.55 uur wordt bij [verdachte] door de verbalisant Kussendrager op het politiebureau een ademanalyse afgenomen [3] . Het voltooid onderzoek geeft als resultaat 715 microgram alcohol per liter uitgeademde lucht [4] .
[slachtoffer] verklaart dat hij op 30 juli 2014 met zijn Peugeot 107 in de richting van Heerhugowaard reed. Hij reed op de Nieuwe Schermerweg en stond op de rechterrijstrook voor het rode verkeerslicht. Hij zag dat het verkeerslicht op groen sprong. Vervolgens trok hij op om de ring richting Heerhugowaard te nemen. Hij nam een bocht naar links. Halverwege de kruising werd hij geraakt aan de linkerzijde van zijn auto. Door de botsing zijn de airbags geactiveerd [5] .
Op 16 september 2014 verklaart [slachtoffer] aanvullend dat hij enorm veel last heeft gehad van zijn borstbeen, rug en stuitje. De eerste dagen heeft hij niet kunnen werken. In de weken daarna heeft hij slechts lichte werkzaamheden kunnen uitvoeren, omdat hij als magazijnmedewerker niet in staat was zware goederen te tillen. In die weken werd de pijn in zijn borstbeen minder, maar ging zijn rug en stuitje steeds meer pijn doen. Op 16 september 2014 kan hij amper zitten. De huisarts heeft [slachtoffer] om die reden doorverwezen naar de fysiotherapeut. [6] Door de pijnklachten in rug, stuitje, borstbeen, nek en arm slaapt [slachtoffer] slecht. De behandeling bestaat uit pijnstilling en fysiotherapie waarbij de geschatte duur van genezing d.d. 18 september 2014 ongeveer 3 tot 6 maanden bedraagt. [7]
Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat hij de avond voor het ongeval op het verjaardagfeestje van zijn moeder zes flesjes bier en bowl heeft gedronken. Op 30 juli 2014 komt hij met zijn bedrijfswagen uit de richting van Stompetoren rijdend in de richting van Alkmaar. Voor de kruising ziet hij de verkeerslichten oranje uitstralen. Hij remt af, sluit achter de overige verkeersdeelnemers aan en gaat vervolgens met de verkeersstroom mee. Bij het passeren van het verkeerslicht heeft hij niet meer op de verkeerslichten gelet. Hij reed op dat moment ongeveer 60 kilometer per uur.
3.3.
Bewijsoverweging
Bij de vraag naar bewezenverklaring van schuld in de zin van artikel 6 WVW 1994 komt het aan op het geheel van de gedragingen van de verdachte, de aard en ernst daarvan en de overige omstandigheden van het geval. Alle feiten en omstandigheden in onderlinge samenhang bezien, is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte zich –door het begaan van een verkeersfout (door rood licht de kruising op te rijden) en het onder invloed van alcoholhoudende drank besturen van zijn voertuig- zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden. Hoewel nader technisch onderzoek met betrekking tot de werking van de verkeerslichten ten tijde van het ongeval ontbreekt, komt de rechtbank tot de conclusie dat het verkeerslicht voor verdachte daadwerkelijk rood licht uitstraalde toen hij deze passeerde. De verklaring van verdachte ter terechtzitting dat hij zich niet meer weet te herinneren of het verkeerslicht daadwerkelijk rood licht uitstraalde op het moment dat hij met het verkeer mee de kruising op reed, maakt dat niet anders. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat verdachte aanstonds na het ongeval tegenover de verbalisanten ter plaatse heeft verklaard dat hij het rode licht genegeerd had en dat [slachtoffer] heeft verklaard dat hij met zijn Peugeot optrok op het moment dat voor hem het verkeerslicht op groen sprong.
De vraag die de rechtbank thans nog dient te beantwoorden is hoe het verkeersgedrag van verdachte juridisch dient te worden gekwalificeerd. Met de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat er geen sprake is van roekeloos rijgedrag. Daartoe is vereist dat er sprake is van bewustheid van het risico op ernstige gevolgen, waarbij op zeer lichtzinnige wijze ervan wordt uitgegaan dat deze risico’s zich niet zullen realiseren en de rechtbank is van oordeel dat daarvan niet uit de bewijsmiddelen is gebleken.
De rechtbank is wel van oordeel dat het gedrag van verdachte als aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend kan worden beschouwd, gelet op de ernst van de door verdachte begane verkeersfout en de omstandigheid dat hij onder invloed van alcoholhoudende drank als bestuurder van een bestelauto is opgetreden.
3.4.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat
Primair
hij op 30 juli 2014 in de gemeente Alkmaar als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (bestelauto), daarmede rijdende over de weg, de Nieuwe Schermerweg, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend te handelen als volgt: verdachte heeft, na het gebruik van alcoholhoudende drank, gereden over de Nieuwe Schermerweg en gekomen op de kruising van die weg met de oprit naar de provinciale weg N-242, geen gevolg gegeven aan een verkeersteken dat een gebod inhoudt, immers is hij, verdachte, niet gestopt voor een voor zijn, verdachtes, rijrichting bestemd driekleurig verkeerslicht dat rood licht uitstraalde doch is met een snelheid van ongeveer zestig kilometer per uur genoemde kruising opgereden, ten gevolge waarvan hij, verdachte, tegen een hem tegemoetkomende personenauto, bestuurd door een persoon, genaamd R. [slachtoffer], is gebotst, waardoor die [slachtoffer] zodanig lichamelijk letsel, te weten onder meer rugklachten, werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan, terwijl hij verkeerde in de toestand als bedoeld in artikel 8, tweede lid van de Wegenverkeerswet 1994.
Hetgeen aan verdachte onder primair meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

4.Kwalificatie en strafbaarheid van het feit

Het bewezenverklaarde levert op:
Overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander tijdelijk verhinderd is in de uitoefening van de normale bezigheden.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is derhalve strafbaar.

5.Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is derhalve strafbaar.

6.Motivering van de sancties

6.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot het uitvoeren van een taakstraf in de vorm van een werkstraf voor de duur van 100 uur, bij niet of niet naar behoren verrichten van die taakstraf te vervangen door 50 dagen hechtenis. Voorts heeft de officier van justitie gevorderd dat aan verdachte de bevoegdheid tot het besturen van motorvoertuigen zal worden ontzegd voor een periode van 18 maanden, waarvan 16 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar, met aftrek van de periode dat het rijbewijs reeds ingevorderd is geweest.
6.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft de rechtbank verzocht, gelet op de ouderdom van het feit en de omstandigheden van het geval, de omvang van de taakstraf aanzienlijk te matigen. Voorts acht hij een forse voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid niet op zijn plaats.
6.3.
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sancties die aan verdachte moeten worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft door aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend te rijden zich schuldig gemaakt aan een verkeersongeval, waardoor het slachtoffer tijdelijk zijn normale bezigheden niet heeft kunnen uitvoeren. Het slachtoffer heeft langdurig pijn en last ondervonden van zijn borstbeen, rug en stuitje. Verdachte heeft een verkeerslicht dat rood licht uitstraalde genegeerd, terwijl verdachte op dat moment ook nog onder invloed van alcohol verkeerde. Daarmee heeft hij zijn verantwoordelijkheid ten opzichte van de veiligheid van zijn medeweggebruikers onvoldoende in acht genomen.
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op:
- het op naam van de verdachte staand Uittreksel Justitiële Documentatie, gedateerd 14 juni 2016, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder met politie en justitie in aanraking is geweest;
- het over de verdachte uitgebrachte voorlichtingsrapport gedateerd 30 juni 2015 van R.M. Lagerbrug als reclasseringswerker verbonden aan Reclassering Nederland. De reclassering rapporteert dat verdachte naar aanleiding van het feit op staande voet is ontslagen en verplicht werd een alcoholslot in te laten bouwen. Voor de richting waarin hij werkte en werk zoekt loopt verdachte er tegenaan dat bedrijven hem verplichten over een rijbewijs te beschikken. Vanwege levenslange medicatie als gevolg van een dubbele longontsteking mag verdachte geen alcohol meer drinken. De reclassering adviseert verdachte een werkstraf op te leggen en neemt daarbij onder andere in aanmerking dat het recidiverisico als laag wordt ingeschat.
Voor het bepalen van de strafmaat kan volgens de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht een onvoorwaardelijke taakstraf voor de duur van 120 uur en een onvoorwaardelijke ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 18 maanden als uitgangspunt worden genomen.
In de ouderdom van het feit en de gevolgen ervan die verdachte al geruime tijd heeft ondervonden, ziet de rechtbank aanleiding om de omvang van de taakstraf te matigen. Een taakstraf voor de duur van 80 uur acht de rechtbank passend en geboden.
Met betrekking tot de ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen stelt de rechtbank vast dat het rijbewijs van verdachte op 30 juli 2014 door de politie is ingevorderd. Twee maanden na de invordering van het rijbewijs heeft de politie het rijbewijs van verdachte naar het CBR gestuurd. Vervolgens heeft het CBR aan verdachte het zogenaamde alcoholslotprogramma opgelegd. Omdat verdachte de kosten voor deelname aan het alcoholslotprogramma slechts deels heeft kunnen voldoen, is het rijbewijs ongeldig verklaard. Het voorgaande houdt in dat verdachte al bijna twee jaar niet meer in het bezit is geweest van een rijbewijs. In deze gang van zaken ziet de rechtbank aanleiding om aan verdachte een geheel voorwaardelijke ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen van na te noemen duur op te leggen.

7.Vordering benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel

De benadeelde partij R. [slachtoffer] heeft een vordering tot schadevergoeding van € 3.901,00 ingediend tegen verdachte wegens materiële en immateriële schade die hij als gevolg van het primair ten laste gelegde feit zou hebben geleden. De benadeelde partij heeft daartoe aangevoerd dat hij op 18 mei 2011 een Peugeot 107 heeft aangekocht voor een bedrag ad
€ 11.066,00. Door het ongeval is deze Peugeot total-loss verklaard. Zijn verzekering heeft de dagwaarde van de Peugeot ad € 7.865,00 aan hem uitgekeerd. Omdat hij een nieuwe auto moet aanschaffen, wil hij het restantbedrag ad € 3.201,00 vergoed zien. Daarnaast heeft de benadeelde partij een bedrag van € 700,00 gevorderd voor de geleden immateriële schade.
De verzekering van de benadeelde partij heeft de materiële schade van de drie jaar oude auto vastgesteld op € 7.865,-. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de benadeelde partij onvoldoende onderbouwd dat hij meer schade heeft geleden dan de door de verzekering vergoede dagwaarde van zijn total-loss verklaarde auto. Dit onderdeel van de vordering zal de rechtbank afwijzen.
De rechtbank is van oordeel dat de immateriële schade van € 700,00 rechtstreeks voortvloeit uit het primair bewezen verklaarde feit. Deze vergoeding van de gestelde immateriële schade komt de rechtbank billijk voor gelet op de onderbouwing van de vordering en het verhandelde ter terechtzitting. In zoverre zal de vordering dan ook worden toegewezen.
Daarnaast dient verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken. De tot op heden door de benadeelde partij gemaakte kosten worden vastgesteld op nihil.
schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank ziet als gevolg van verdachtes bewezen verklaarde handelen [kort gezegd: overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994] aanleiding ter zake van de vordering van de benadeelde partij de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht op te leggen.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d en 36f van het Wetboek van Strafrecht en
artikelen 6, 175 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.

9.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart bewezen dat verdachte het primair ten laste gelegde feit heeft begaan zoals hiervoor onder 3.4 weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte primair meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat het primair bewezen verklaarde het hierboven onder 4. vermelde strafbare feit oplevert en verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot het verrichten van
80 (tachtig) urentaakstraf die bestaat uit het verrichten van onbetaalde arbeid, bij het niet of niet naar behoren verrichten daarvan te vervangen door 40 (veertig) dagen hechtenis.
Veroordeelt verdachte tot een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van
6 (ZES) MAANDEN, met aftrek overeenkomstig artikel 179, zesde lid, van de Wegenverkeerswet 1994.
Beveelt dat deze straf
nietzal worden ten uitvoer gelegd tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat verdachte voor het einde van de op twee jaren bepaalde proeftijd zich aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij
R. [slachtoffer]geleden schade tot een bedrag van
€ 700,00(zevenhonderd euro) voor de immateriële schade en veroordeelt verdachte tot betaling van dit bedrag.
Veroordeelt verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Wijst af het meer of anders gevorderde.
Legt verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van slachtoffer R. [slachtoffer] de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 700,00, bij gebreke van betaling of verhaal te vervangen door
14 (veertien) dagenhechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. L.J. Saarloos, voorzitter,
mr. M.W. Groenendijk en E.M. ten Bos, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier D.H. Geuze,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 19 juli 2016.

Voetnoten

1.De door de rechtbank in de voetnoten als proces-verbaal aangeduide bewijsmiddelen zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door personen die daartoe bevoegd zijn en voldoen ook overigens aan de daaraan bij wet gestelde eisen.
2.Proces-verbaal inhoudende de bevindingen van de verbalisant R.J. Kussendrager d.d. 5 augustus 2014 (doorgenummerde) pagina 10. in samenhang met het proces-verbaal aanrijding overtreding van verbalisant R.J. Kussendrager d.d. 5 augustus 2014, pagina 5
3.Proces-verbaal ter zake artikel 8 WVW 1994 d.d. 30 juli 2014 opgemaakt door verbalisanten Kussendrager en Van Leeuwen (doorgenummerde) pagina’s 14 en 15.
4.Een schriftelijk bescheid, te weten een resultaat van het ademanalyse d.d. 30 juli 2014, testnummer: 140730273 pagina 16.
5.Proces-verbaal inhoudende het verhoor van Remon [slachtoffer] d.d. 30 juli 2014 pagina 8.
6.Proces-verbaal verhoor [slachtoffer] d.d. 16 september 2014 (aanvullend, ongenummerd), bladen 1 en 2.
7.Een schriftelijk bescheid, te weten een geneeskundige verklaring van huisartsenpraktijk Zorgeiland d.d. 18 september 2014 (aanvullend, ongenummerd).