ECLI:NL:RBNHO:2016:6013

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
20 juli 2016
Publicatiedatum
20 juli 2016
Zaaknummer
C/15/239393 / FA RK 16-985
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging van het ouderlijk gezag en benoeming van een voogd over een minderjarige

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 20 juli 2016 een beschikking gegeven inzake de beëindiging van het ouderlijk gezag over een minderjarige, geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats]. De ouders, [de moeder] en [de vader], hebben ingestemd met de beëindiging van hun gezag. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de minderjarige in zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd en dat de ouders niet in staat zijn om de verantwoordelijkheid voor zijn verzorging en opvoeding te dragen. De minderjarige verblijft sinds 10 september 2013 in een perspectief biedend netwerkpleeggezin, waar hij wordt verzorgd door zijn pleegmoeder. De grootvader heeft zich bereid verklaard om de voogdij over de minderjarige op zich te nemen. De Raad voor de Kinderbescherming heeft geadviseerd om het gezag van de ouders te beëindigen en de grootvader tot voogd te benoemen, wat door de rechtbank is toegewezen. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de grootvader de centrale figuur binnen de familie is en in staat is om de belangen van de minderjarige te behartigen. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard en er is een mogelijkheid tot hoger beroep binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Sectie Familie & Jeugd
Zittingsplaats: Alkmaar
IMS
zaakgegevens : C/15/239393 / FA RK 16-985
datum uitspraak: 20 juli 2016
beschikking van de meervoudige kamer inzake beëindiging van het ouderlijk gezag
in de zaak van
Raad voor de Kinderbescherming, hierna te noemen de Raad,
gevestigd te Amsterdam.
betreffende
[minderjarige], geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] , hierna ook te noemen de minderjarige.
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder] ,hierna te noemen de moeder,
wonende te [woonplaats] ,
[de vader] ,hierna te noemen de vader,
wonende te [woonplaats] ,
[de pleegmoeder] ,hierna te noemen de pleegmoeder,
wonende te [woonplaats] ,
[de grootvader] ,hierna ook te noemen de grootvader,
wonende te [woonplaats] ,
de gecertificeerde instelling de William Schrikker Stichting, Jeugdbescherming & Jeugdreclassering,hierna te noemen de GI,
gevestigd te Amsterdam.

1.Het procesverloop

1.1
Op 22 januari 2016 is ingekomen bij de griffie het verzoekschrift met bijlagen van de Raad, waaronder:
- de rapportage van de Raad, gedateerd 20 januari 2016;
- de bereidverklaring van de grootvader om hem te benoemen tot voogd over de minderjarige.
1.2
Op 17 maart 2016 heeft de kinderrechter, blijkens het daarvan opgemaakte proces-verbaal, de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld en bepaald dat uitspraak wordt gedaan op 20 april 2016.
1.3
De kinderrechter heeft bij beschikking van 20 april 2016 de zaak verwezen naar de meervoudige kamer van deze rechtbank en de behandeling van de zaak daartoe aangehouden tot een nader te bepalen datum in de maand juli van het jaar 2016. De kinderrechter heeft daarbij de Raad verzocht aanvullend onderzoek te doen ter beantwoording van de vraag -kort samengevat en voor zover hier relevant- of de voogdij over de minderjarige het beste bij de grootvader of bij de GI kan worden belegd.
1.4
Op 24 juni 2016 is ter griffie ingekomen de aanvullende rapportage, met advies, van de Raad.
1.5
Op 7 juli 2016 heeft de meervoudige kamer van de rechtbank de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld. Gehoord zijn:
- [vertegenwoordigster] , als vertegenwoordigster van de Raad,
- [vertegenwoordigster] , als vertegenwoordigster van de GI,
- de moeder, vergezeld door [naam] van ’ [naam] ,
- de vader, vergezeld door [naam] van [naam] ,
- de pleegmoeder,
- de grootvader.

2.De feiten

2.1
Het ouderlijk gezag over de minderjarige wordt uitgeoefend door de ouders.
2.2
Bij beschikking van de kinderrechter van 15 oktober 2013 is de ondertoezichtstelling van de minderjarige uitgesproken. De minderjarige verblijft sinds 10 september 2013 in het huidige, perspectief biedende netwerkpleeggezin (zus vaderszijde). Bij beschikking van 23 oktober 2014 heeft de kinderrechter de plaatsing geformaliseerd door middel van een machtiging tot uithuisplaatsing van de minderjarige. Beide maatregelen zijn steeds verlengd en duren voort tot 15 oktober 2016.
2.3
De grootvader heeft zich bereid verklaard om de voogdij te aanvaarden.

3.Het verzoek

3.1
De Raad heeft in het rapport van 23 juni 2016 in lijn met het oorspronkelijke verzoek geadviseerd het gezag van de ouders te beëindigen met benoeming van de grootvader, [de grootvader] , tot voogd over de minderjarige.
3.2
De Raad is na onderzoek tot de conclusie gekomen dat het noodzakelijk is om een maatregel te verzoeken die ingrijpt in het gezag van de ouders, vanwege een ernstige ontwikkelingsbedreiging voor de minderjarige en de onmogelijkheid van de ouders om de verzorging en opvoeding van de minderjarige binnen aanvaardbare termijn op zich te nemen. De ontwikkelingsbedreiging bestaat uit het feit dat ouders niet in staat zijn om voor [minderjarige] te zorgen en hem op te voeden. Hij is enkele weken na zijn geboorte uit huis geplaatst en zijn toekomstperspectief ligt bij het huidige pleeggezin. Dat was aanvankelijk bij de zus van de vader en haar partner. Deze relatie is verbroken en de zus van vader, de pleegmoeder, zorgt thans alleen voor [minderjarige] . De ouders willen ook dat [minderjarige] bij de pleegmoeder opgroeit tot aan zijn volwassenheid. In het eerste rapport, van 20 januari 2016, adviseert de Raad om de voogdij bij de grootvader vaderszijde te beleggen, omdat hij een centrale en bemiddelende rol heeft gespeeld sinds de uithuisplaatsing van [minderjarige] . De grootvader is in staat om in geval van emotionele gebeurtenissen of onenigheid binnen het familienetwerk de belangen van [minderjarige] voor ogen te houden, waardoor de veiligheid, stabiliteit en continuïteit voor hem is gewaarborgd.
3.3
Na het aanvullende onderzoek is de Raad wederom tot de conclusie gekomen dat het het meest in het belang is van de minderjarige om de grootvader tot voogd over hem te benoemen. De grootvader heeft de capaciteiten om de voogdij over de minderjarige te kunnen dragen en zijn belangen te blijven behartigen. Een evenwichtige ontwikkeling van de minderjarige zal daardoor ook in de toekomst worden gewaarborgd.

4.De beoordeling

Op grond van de stukken en de behandeling ter terechtzitting overweegt de rechtbank als volgt.
4.1
De rechtbank kan, op grond van artikel 1:266, eerste lid, onder a van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) het gezag van een ouder beëindigen, indien
een minderjarige zodanig opgroeit dat hij in zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd, en de ouder niet in staat is de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding, bedoeld in artikel 1:247, tweede lid, BW te dragen binnen een voor de persoon en de ontwikkeling van de minderjarige aanvaardbaar te achten termijn.
4.2
De rechtbank is van oordeel dat aan deze voorwaarden is voldaan en overweegt daartoe het volgende.
4.3
Gebleken is dat de minderjarige wordt bedreigd in zijn ontwikkeling en dat het in zijn belang is om zijn toekomstperspectief en verdere ontwikkeling veilig te stellen. Er is onder meer sprake van achterstanden in de spraak-taalontwikkeling en in de motorische ontwikkeling. De ouders zijn niet in staat de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding te dragen, mede gelet op hun eigen problematiek. Dat geven de ouders zelf ook aan. Beide ouders hebben een verstandelijke beperking en de vader heeft tevens een diagnose PDD-NOS. Ouders hebben beiden een bewindvoerder en zij ontvangen weekgeld. Zij zijn niet altijd goed in staat te communiceren met elkaar. De ouders hebben veel ondersteuning gehad na de geboorte van de minderjarige om onder meer hun vaardigheden te vergroten. Er waren zorgen over de thuissituatie van de ouders, zowel wat betreft hygiëne en veiligheid als de opvoedcapaciteiten van de ouders en hun mate van leerbaarheid hierin. De inzet van hulpverlening heeft daarin geen verbetering gebracht. Na de plaatsing van de minderjarige in het netwerkpleeggezin hebben de ouders meegewerkt aan het onderzoek naar de mogelijkheden van een terugplaatsing. De ouders hebben toen al aangegeven dat zij niet voldoende capaciteiten hebben voor de verzorging en opvoeding van de minderjarige. De ouders vinden het in het belang van de minderjarige dat hij bij de pleegmoeder zal opgroeien. De familie heeft samen, met elkaar en met de hulpverlening, een plan opgesteld hoe de lijnen zouden moeten lopen als de ouders het gezag niet meer hebben.
4.4
Bij de pleegmoeder kan de veiligheid en evenwichtige ontwikkeling van de minderjarige worden gewaarborgd. Er is een veiligheidsplan opgesteld en gebleken is dat aan de daarin vermelde bodemeisen wordt voldaan. Dit plan wordt tweemaal per jaar geëvalueerd. Er is voldoende structurele zorg binnen de familie georganiseerd en hulpverlening binnen het gezin ingezet, waaronder Parlan pleegzorg, waardoor de minderjarige veilig kan opgroeien. Gebleken is dat de pleegmoeder adequaat handelt voor wat betreft het inzetten van de noodzakelijke hulpverlening voor de minderjarige, die mede is gericht op het verkleinen van zijn ontwikkelingsachterstanden. Sinds kort gaat de minderjarige naar de peuterspeelzaal en heeft de pleegmoeder hem aangemeld bij Integrale Vroeghulp. Verder zijn alle betrokkenen het erover eens dat het in het belang is van de minderjarige om de inzet van pleegzorg te laten voortduren. Het gezinssysteem werkt goed samen met de hulpverlening en ze zijn open en eerlijk. De betrokkenen hebben allemaal een sterke band met de minderjarige en gunnen elkaar hiervoor de ruimte. De pleegmoeder maakt het door haar opstelling mogelijk dat de minderjarige ook loyaal kan zijn aan zijn ouders.
4.5
De pleegmoeder is verder in staat gebleken om op een goede manier te communiceren met beide ouders van de minderjarige en de band tussen de ouders en de minderjarige vorm te geven. De grootvader is in staat om de familiebanden overeind te houden, ook als er onderlinge spanningen of conflicten ontstaan, waardoor de relatie van de minderjarige met zijn naaste familieleden kan voortbestaan. Het contact tussen de moeder en de minderjarige vindt op dit moment op regelmatige basis plaats bij de pleegmoeder thuis en dat verloopt goed. Het contact tussen de vader en de minderjarige vindt op dit moment niet op een vast moment plaats. Dat komt door drukke werkzaamheden van de vader in combinatie met het feit dat de minderjarige sinds kort naar de peuterspeelzaal gaat op de ochtend dat de vader, onder begeleiding van een hulpverlener, op bezoek kwam. Er is wel geregeld contact, of bij de pleegmoeder thuis of bij oma vaderszijde.
4.6
De rechtbank is van oordeel dat beëindiging van het gezag van de ouders in het belang van de minderjarige is en zal het verzoek daarom toewijzen. Ter zitting is gebleken dat iedereen het er mee eens is dat het gezag van de ouders wordt beëindigd.
4.7
Door de beëindiging van het gezag van de ouders komt een gezagsvoorziening te ontbreken en dient de rechtbank op grond van artikel 1:275, eerste lid, van het BW een voogd over de minderjarige te benoemen. Iedereen is het erover eens dat dat de grootvader moet zijn. De rechtbank is ook dit oordeel toegedaan en overweegt daartoe het volgende.
4.8
Het netwerk van familieleden rondom de minderjarige is in de afgelopen jaren steeds in staat gebleken problemen binnen de familie zelf op te lossen. Zij komen er uiteindelijk altijd weer uit samen en weten het belang van de minderjarige steeds voorop te blijven stellen. De spil van de familie is de grootvader. Hij is de centrale figuur, de bindende en sturende factor binnen de familie en vervult een bemiddelende rol. Hij is erg betrokken en brengt rust binnen de familie. Daarnaast is hij een steunfiguur voor de pleegmoeder en zijn zij samen in staat gebleken de belangen van [minderjarige] te behartigen.
4.9
De grootvader heeft zich bereid verklaard de voogdij over de minderjarige op zich te nemen.
4.1
Tenslotte merkt de rechtbank nog op dat de GI de verwachting heeft uitgesproken dat er na het aflopen van de huidige ondertoezichtstelling op 15 oktober 2016 geen verdere verlenging noodzakelijk zal zijn. De verwachting is dat de gewenste, reeds ingezette, hulpverlening binnen een vrijwillig kader kan en zal worden voortgezet. De periode tot het einde van de ondertoezichtstelling zal worden gebruikt om de voogdij feitelijk over te dragen aan de grootvader.

5.De beslissing

De rechtbank:
5.1
beëindigt het ouderlijk gezag van:
-
[de moeder], geboren op [geboortedatum] in [geboorteplaats] ,
en
-
[de vader], geboren op [geboortedatum] in [geboorteplaats] ,
over de minderjarige:
[minderjarige], geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ;
5.2
benoemt over bovengenoemde minderjarige tot voogd:
[de grootvader], geboren op [geboortedatum] in [geboorteplaats] , wonende aan [adres] ;
5.3
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. J.A.C.R.W. VerLoren van Themaat-van der Hoeven, voorzitter tevens kinderrechter, mr. M.E. Allegro en mr. J.L. Roubos, rechters, beiden tevens kinderrechter, in tegenwoordigheid van I.M. Stroet LLB, als griffier en in het openbaar uitgesproken op 20 juli 2016.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
Amsterdam