ECLI:NL:RBNHO:2016:6040
Rechtbank Noord-Holland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Verzoek tot vernietiging van adoptie niet-ontvankelijk verklaard
In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 20 juli 2016 uitspraak gedaan in een verzoek tot vernietiging van een adoptie. De verzoekster, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. P.J. van de Pol, heeft verzocht om de adoptie van twee minderjarigen te vernietigen, die eerder door de rechtbanken Amsterdam en Utrecht was uitgesproken. De verzoekster baseert haar verzoek op artikel 1:227 lid 4 van het Burgerlijk Wetboek, waarin wordt gesteld dat de adoptie in het kennelijk belang van de te adopteren minderjarige moet zijn. De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden en dat de procedure is verlopen op basis van schriftelijke stukken.
De rechtbank heeft in haar beoordeling geconcludeerd dat de verzoekster niet-ontvankelijk is in haar verzoeken. De rechtbank oordeelt dat de door de verzoekster aangevoerde rechtsgrond niet kan leiden tot het gewenste resultaat van het terugdraaien van de adoptie. De rechtbank wijst erop dat de eerdere adoptiebeschikkingen al inhoudelijk zijn beoordeeld en dat er in deze procedure geen sprake is van een hoger beroep. Bovendien kan herroeping van de adoptie, indien bedoeld, alleen worden verzocht door de geadopteerde zelf, zoals bepaald in artikel 1:231 BW.
De rechtbank heeft de verzoekster derhalve niet-ontvankelijk verklaard in haar verzoeken, wat betekent dat de adoptie van de minderjarigen in stand blijft. De beschikking is openbaar uitgesproken door mr. M.E. Allegro, tevens kinderrechter, en de griffier A.M. Bergen. Tegen deze beschikking kan hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam binnen drie maanden na de uitspraak.