ECLI:NL:RBNHO:2016:6239

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
17 augustus 2016
Publicatiedatum
27 juli 2016
Zaaknummer
C/15/242840 / HA ZA 16-293
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Huurkoop en vermogensrechten in de context van een website en domeinnamen

In deze zaak, uitgesproken door de Rechtbank Noord-Holland op 17 augustus 2016, gaat het om een incident tussen de besloten vennootschappen Marron Jachtbouw B.V. en De Media Groep B.V. Marron Jachtbouw vordert dat de zaak wordt behandeld door de kantonrechter, omdat zij van mening is dat de overeenkomst tussen partijen moet worden gekwalificeerd als huurkoop. De Media Groep daarentegen betwist dit en stelt dat de overeenkomst betrekking heeft op een website en domeinnamen, die volgens haar geen stoffelijke objecten zijn in de zin van het Burgerlijk Wetboek.

De rechtbank overweegt dat de bepalingen van huurkoop ook van toepassing zijn op vermogensrechten, zoals gedefinieerd in het Burgerlijk Wetboek. De rechtbank concludeert dat een website en domeinnamen kunnen worden aangemerkt als vermogensrechten. Dit betekent dat de overeenkomst tussen Marron Jachtbouw en De Media Groep in beginsel als huurkoop kan worden gekwalificeerd, ondanks het feit dat de partijen gedebatteerd hebben over de vraag of een website en domeinnaam als een 'zaak' in de zin van het Burgerlijk Wetboek kunnen worden aangemerkt.

Uiteindelijk oordeelt de rechtbank dat de vordering van Marron Jachtbouw door de kantonrechter moet worden behandeld, ongeacht de waarde van de vordering. De rechtbank verklaart zich onbevoegd om van de vordering kennis te nemen en verwijst de zaak naar de kamer voor kantonzaken. Marron Jachtbouw wordt veroordeeld in de proceskosten van het incident.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Afdeling privaatrecht
Zittingsplaats Haarlem
zaaknummer / rolnummer: C/15/242840 / HA ZA 16-293
Vonnis in incident van 17 augustus 2016
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
MARRON JACHTBOUW B.V.,
gevestigd en kantoor houdende te Medemblik,
eiseres in de hoofdzaak,
verweerster in het incident,
advocaat mr. M.L. Molenaar te Noord-Scharwoude,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
DE MEDIA GROEP B.V.,
gevestigd en kantoor houdende te Purmerend,
gedaagde in de hoofdzaak,
eiseres in het incident,
advocaat mr. P.P. Otte te Limmen.
Partijen zullen hierna Marron Jachtbouw en de Media Groep genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding
  • de exceptie van onbevoegdheid
  • de akte uitlating exceptie van onbevoegdheid.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald in het incident.

2.De beoordeling in het incident

2.1.
De Media Groep vordert dat de rechtbank de zaak verwijst naar de kamer voor kantonzaken. Zij stelt dat de overeenkomst tussen partijen waarop Marron Jachtbouw haar vordering in de hoofdzaak baseert, moet worden gekwalificeerd als een overeenkomst van huurkoop. Voor dergelijke geschillen is de kantonrechter in artikel 93 aanhef en onder c Rv. aangewezen als bevoegde rechter.
2.2.
Marron Jachtbouw voert verweer. Zij betwist dat sprake is van een overeenkomst van huurkoop. Zij voert aan dat in artikel 7A:1576h BW is bepaald dat onder huurkoop verstaan wordt de koop en verkoop op afbetaling, waarbij partijen overeenkomen dat de verkochte zaak niet door enkele levering in eigendom overgaat, maar pas door vervulling van de opschortende voorwaarde van algehele betaling van wat door de koper uit hoofde van de koopovereenkomst verschuldigd is. Zij wijst er op dat in artikel 3:2 BW de definitie van ‘een zaak’ is opgenomen, te weten een voor menselijke beheersing vatbaar stoffelijk object. Zij stelt dat de transactie ziet op een website en een domeinnaam, die niet kunnen worden aangemerkt als stoffelijke objecten vatbaar voor menselijke beheersing.
2.3.
De rechtbank overweegt als volgt.
Artikel 7A:1576h BW is opgenomen in de titel van boek 7A die handelt over koop en verkoop op afbetaling.
Koop en verkoop op afbetaling wordt in artikel 7A:1576 BW gedefinieerd als
de koop en verkoop, waarbij partijen overeenkomen dat de koopprijs wordt betaald in termijnen, waarvan twee of meer verschijnen, nadat de verkochte zaak aan de koper is afgeleverd.
Het vijfde lid van artikel 7A:1576 BW luidt:
Het in deze titel bepaalde vindt overeenkomstige toepassing op vermogensrechten, niet zijnde registergoederen, voor zover dat in overeenstemming is met de aard van het recht.
Artikel 7A:1576 h BW luidt
:
1. Huurkoop is de koop en verkoop op afbetaling, waarbij partijen overeenkomen, dat de verkochte zaak niet door enkele levering in eigendom overgaat, maar pas door vervulling van de opschortende voorwaarde van algehele betaling van wat door de koper uit hoofde van de koopovereenkomst verschuldigd is.
2.4.
De definitie van ‘vermogensrecht’ is opgenomen in artikel 3:6 BW en luidt:
Rechten die, hetzij afzonderlijk hetzij tezamen met een ander recht, overdraagbaar zijn, of er toe strekken de rechthebbende stoffelijk voordeel te verschaffen, ofwel verkregen zijn in ruil voor verstrekt of in het vooruitzicht gesteld stoffelijk voordeel zijn vermogensrechten.
2.5.
Een huurkoopovereenkomst als bedoeld in artikel 7A;1576h BW veronderstelt dat het huurkoopobject bij het aangaan van de overeenkomst wordt afgeleverd, hetgeen wil zeggen dat de zaak ter beschikking van de huurkoper wordt gesteld.
2.6.
De overeenkomst waarop Marron Jachtbouw in de hoofdzaak haar vordering baseert houdt voor zover van belang het volgende in:
(…)
Hieronder beschrijven wij de voorwaarden waaronder wij bootverkoopplein.nl overdragen aan de koper.
De koper (…) de mediagroep BV
(…)
De verkoper (…) marronjachtbouw BV
(…)
Het overname bedrag is vijftienduizend euro excl. BTW en twee procent over de omzet per jaar, tesamen tot maximaal € 20.000,- excl. BTW.
Het bedrag wordt in dertig aan ééngesloten termijnen aan de verkoper overgemaakt. (…)
(…)
Na betaling van deze dertig termijnen a € 500,- zaal Marco Klockenbrink[rb: de mediagroep bv]
de volledige eigenaar zijn van de website bootverkoopplein.nl met de daarbij behorende domeinnamen.
Zolang de koper zijn betalingsverplichtingen zoals hierboven beschreven niet heeft voldaan. Behoud marron jachtbouw zich alle rechten toe om de website bootverkoopplein.nl terug te vorderen. Ook alle schade, juridische en operationele kosten die hier uit voortkomen, doordat de koper zich niet aan de betalingsovereenkomst houd, bij de koper terug te vorderen.
(…)
Alle door de verkoper lopende overeenkomsten en kosten die betrekking hebben op de website bootverkoopplein.nl van zowel de serverkosten, hosting, digitale facturatie, het open BMS, zullen bij ondertekening worden overgedragen aan de koper. De verkoper heeft dan ook geen enkele verplichting zowel financieel als juridisch aan deze partijen.
(…)
De overeenkomst is gedateerd 28 maart 2014. Vanaf die datum zijn derhalve de website en de bijbehorende domeinnamen overgedragen in beheer aan De Media Groep.
2.7.
In het onderhavige geval gaat het derhalve om koop en verkoop van een website met daarbij behorende domeinnamen waarbij levering overeengekomen is onder de opschortende voorwaarde dat volledige betaling heeft plaatsgevonden. Onder aflevering moet in dit geval worden verstaan dat de koper het genot van de website en de domeinnamen verkrijgt. Dat is gebeurd na ondertekening van de overeenkomst op 28 maart 2014.
2.8.
Hiermee zou de overeenkomst in beginsel aangemerkt kunnen worden als een overeenkomst van huurkoop. Partijen hebben gedebatteerd over de vraag of een website en een domeinnaam kunnen worden aangemerkt als een zaak in de zin van artikel 3:2 BW dat luidt:
Zaken zijn de voor menselijke beheersing vatbare stoffelijke objecten. Dat debat is evenwel niet relevant, nu in het vijfde lid van artikel 1576 BW vermogensrechten met zaken worden gelijkgesteld. Het gaat derhalve alleen om de vraag of een website en een domeinnaam als een vermogensrecht in de zin van artikel 3.6 BW kunnen worden gekwalificeerd, derhalve als
rechten die (…) overdraagbaar zijn, of er toe strekken de rechthebbende stoffelijk voordeel te verschaffen, ofwel verkregen zijn in ruil voor verstrekt of in het vooruitzicht gesteld stoffelijk voordeel zijn vermogensrechten.
2.9.
Uit de omstandigheid dat zowel de website als de domeinnamen zijn verkocht valt af te leiden dat zij voor de eigenaar ervan een bepaalde waarde vertegenwoordigen en dat het (exclusief) beheer/gebruik van de website en het exclusief gebruik van de domeinnaam kunnen worden overgedragen aan een derde tegen betaling. De rechtbank is daarom van oordeel dat zowel een website als domeinnamen daarmee vallen onder definitie van vermogensrechten zoals deze in artikel 3:6 BW is verwoord. Het recht op de website en het recht op de domeinnamen zijn overdraagbaar en strekken ertoe de rechthebbende stoffelijk voordeel te verschaffen. Immers een website of het gebruik van domeinnamen zijn veelal bedoeld om potentiële klanten te interesseren en naar zich toe te lokken. Dit valt aan te merken als het indirect verkrijgen van stoffelijk voordeel. Om die reden wordt geoordeeld dat de vordering van Marron Jachtbouw een onderwerp betreft dat op grond van art. 93 onder c Rv. door de kantonrechter wordt behandeld, ongeacht het beloop of de waarde van de vordering. Daarom zal de zaak worden verwezen naar de kamer voor kantonzaken van deze rechtbank.
2.10.
Marron Jachtbouw zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten van het incident worden veroordeeld.

3.De beslissing

De rechtbank
in het incident
3.1.
verklaart zich onbevoegd om van de vordering van Marron Jachtbouw kennis te nemen,
3.2.
veroordeelt Marron Jachtbouw in de kosten van het incident, aan de zijde van de Media Groep tot op heden begroot op € 452,00,
3.3.
verklaart deze proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad,
in de hoofdzaak
3.4.
verwijst de zaak in de stand waarin deze zich bevindt naar de rolzitting van de kamer voor kantonzaken van deze rechtbank, locatie Haarlem, op woensdag, 7 september 2016 om 10.00 uur voor conclusie van antwoord;
3.5.
wijst partijen erop dat zij in het vervolg van de procedure niet meer vertegenwoordigd hoeven te worden door een advocaat, maar ook persoonlijk of bij gemachtigde kunnen verschijnen,
3.6.
wijst partijen erop dat het in deze procedure geheven griffierecht ingevolge art. 8 lid 4 WGBZ zal worden verlaagd en dat het teveel betaalde griffierecht door de griffier zal worden teruggestort.
Dit vonnis is gewezen door mr. Th.S. Röell en in het openbaar uitgesproken op 17 augustus 2016. [1]

Voetnoten

1.type: 155