ECLI:NL:RBNHO:2016:6240

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
2 augustus 2016
Publicatiedatum
27 juli 2016
Zaaknummer
AWB - 15 _ 5483
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • J.J. de Lange
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling beëindiging Ziektewet-uitkering op basis van arbeidsongeschiktheid en verdiencapaciteit

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 2 augustus 2016 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres en de Raad van Bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen. Eiseres, die in het verleden als wijkverzorgende werkte, had zich op 1 juli 2014 ziek gemeld en ontving vanaf 25 juli 2014 een Ziektewet (ZW) uitkering. De uitkering werd per 31 juli 2015 beëindigd door verweerder, omdat eiseres in staat werd geacht om meer dan 65% van haar maatmaninkomen te verdienen. Eiseres ging hiertegen in beroep, waarbij zij aanvoerde dat haar medische situatie niet correct was beoordeeld en dat zij recht had op een tweede jaar ZW-uitkering.

De rechtbank heeft de processtukken en rapportages van verzekeringsartsen en arbeidsdeskundigen bestudeerd. Eiseres had lichamelijke en psychische klachten, waaronder een prikkelbare darmsyndroom en rugklachten. De rechtbank oordeelde dat de rapportages zorgvuldig tot stand waren gekomen en dat er geen concrete aanknopingspunten waren voor twijfel aan de juistheid ervan. De rechtbank concludeerde dat de beperkingen van eiseres op de datum in geding, 31 juli 2015, correct waren vastgesteld en dat zij in staat was om meer dan 65% van haar maatmaninkomen te verdienen.

Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep ongegrond, wat betekent dat de beëindiging van de ZW-uitkering door verweerder terecht was. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun recht om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij de Centrale Raad van Beroep.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: 15/5483

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 2 augustus 2016 in de zaak tussen

[eiseres] , te [woonplaats] , eiseres

en
de Raad van Bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen,
(districtskantoor Alkmaar),verweerder
(gemachtigde: mr. L. C. Husmann).

Procesverloop

Bij besluit van 10 juni 2015 (het primaire besluit) heeft verweerder de uitkering die eiseres ontving op grond van de Ziektewet (ZW) beëindigd per 31 juli 2015.
Bij besluit van 26 oktober 2015 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 21 april 2016. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar echtgenoot. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. De rechtbank heeft de termijn voor het doen van de uitspraak verlangd.

Overwegingen

1.1
Eiseres was in het verleden werkzaam als wijkverzorgende voor 19,77 uur per week. Vanuit de Werkloosheidswet heeft zij zich op 1 juli 2014 ziek gemeld bij verweerder met buikklachten. Sinds 25 juli 2014 ontving zij een ZW-uitkering.
1.2
In verband met de Eerstejaars Ziektewetbeoordeling wordt eiseres gezien door een arts van verweerder ter beoordeling van de benutbare mogelijkheden van eiseres. Uit diens rapportage van 28 mei 2015 blijkt dat de arts eiseres lichamelijk en psychisch heeft onderzocht. Volgens de arts is bij eiseres sprake van een prikkelbare darmsyndroom, artrose aan de wervelkolom en heeft zij last van spanningsklachten. Eiseres is vanwege haar klachten aangewezen op werkzaamheden welke niet overmatig fysiek belastend zijn, toiletbezoek moet naar behoefte mogelijk zijn en gezien de medicatie zijn beroepsmatig vervoer en werkzaamheden met een verhoogd persoonlijk risico gecontra-indiceerd. De spanningsklachten kunnen volgens de arts als luxerende dan wel onderhoudende factor van de fysieke problematiek worden gezien. Hierdoor is eiseres eveneens aangewezen op niet overmatig stresserende werkzaamheden en worden beperkingen gesteld ten aanzien van omgaan met een hoge werkdruk alsmede het hanteren van stressvolle, conflicterende situaties. De beperkingen van eiseres heeft de arts vastgelegd in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van 28 mei 2015.
1.3
Op 9 juni 2015 stelt de arbeidsdeskundige rekening houdend met de FML een arbeidsdeskundige rapportage op. De maatmanfunctie van eiseres is wijkverzorgende C met een maatmanloon van € 11,46 per uur. Volgens de arbeidsdeskundige zijn de functies Samensteller elektronische apparatuur, Assistent consultatiebureau, Machinebediende inpak-/verpakkingsmachine, Samensteller kunststof- en rubberindustrie en Medewerker tuinbouw (planten, bloemen en vruchten) geschikt te achten voor eiseres. De mediale loonwaarde van de van de eerst genoemde drie functies bedraagt € 11,66 per uur. Aangezien dat hoger is dan het maatmanloon van eiseres, is zij in staat om meer dan 65% van haar maatmanloon te verdienen. Daarom moet de ZW-uitkering volgens de arbeidsdeskundige per toekomende datum worden beëindigd. Verweerder heeft vervolgens het primaire besluit genomen.
1.4
Op 26 augustus 2015 wordt eiseres gezien door een verzekeringsarts bezwaar en beroep. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft eiseres psychisch onderzocht. Van lichamelijk onderzoek werd afgezien omdat eiseres zich zo beroerd voelde en de kans op braken als groot werd ingeschat. De arts heeft informatie bij de huisarts opgevraagd.
1.5
Volgens de rapportage van de verzekeringsarts bezwaar en beroep van 23 oktober 2015 blijkt uit het dossier, eigen onderzoek en de informatie van de huisarts van 9 oktober 2015 en die van de orthopeed van 22 juli 2015 dat eiseres niet sterker beperkt is dan in de FML van 28 mei 2015 is vastgelegd. Er is geen sprake van geen benutbare mogelijkheden omdat eiseres niet bedlegerig is, geen intensieve behandeling ondergaat en er niet sprake is van een gezondheidssituatie met infaust slechte prognose, aldus de verzekeringsarts bezwaar en beroep.
1.6
Vervolgens de rapportage van de arbeidskundige bezwaar en beroep van 23 oktober 2015 zijn de functies Assisitent consultatiebureau en Medewerker tuinbouw niet geschikt voor eiseres. Voor de overige drie aan de schatting ten grondslag gelegde functies moet eiseres wel geschikt worden geacht. De verdiencapaciteit van eiseres wordt door de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep vervolgens vastgesteld op € 11,05. Dat is 96,43% van het maatmaninkomen en nog steeds meer dan 65% van dat maatmaninkomen.
1.7
Bij het bestreden besluit heeft verweerder het bezwaar onder verwijzing naar de verzekeringsgeneeskundige en arbeidsdeskundige rapportages ongegrond verklaard.
2. Eiseres stelt dat zij zich niet herkent in de rapportage van de verzekeringsarts bezwaar en beroep. Tijdens het onderzoek op 26 augustus 2015 was eiseres ziek, waarschijnlijk ten gevolge van een allergische reactie op de diclofenac, met als gevolg diarree, misselijkheid, duizeligheid, koorts en gewichtsverlies van 4 kilo in 24 uur. Volgens eiseres bagatelliseert de verzekeringsarts bezwaar en beroep dit in zijn onderzoeksverslag.
Met betrekking tot de darmklachten stelt eiseres dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep de diagnose prikkelbaar darmsyndroom hanteert terwijl eiseres nog onder behandeling is bij een MDL-specialist. Er kan dus nog geen definitieve conclusie getrokken worden. Zij kan haar darmklachten niet voorspellen. Soms heeft eiseres 3 tot 6 krampaanvallen per dag en na elke aanval moet zij liggen en bijkomen. Ook stelt eiseres dat zij vanwege haar rugklachten eind november 2015 is gestart met een revalidatietraject op de pijnpoli. Ter onderbouwing van haar standpunt heeft eiseres informatie overgelegd van de orthopeed, de revalidatiearts, de oefentherapeut mensendieck, de MDL-arts, de radioloog en de uitnodiging voor deelname aan de pijnpoli. Ten slotte stelt eiseres dat zij vanwege het gebruik van diazepam niet in staat is om met machines te werken of aan een lopende band. Volgens eiseres heeft zij recht op een tweede jaar ZW-uitkering omdat zij nog onder behandeling is en met revalidatie is gestart.
3. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in de beroepsfase op de beroepsgronden en de ingebrachte medische informatie gereageerd. De informatie van de MDL-arts, die van de orthopeed en die van de oefentherapeut Mensendieck was deels reeds bekend en is meegewogen in de beoordeling van de belastbaarheid, dan wel bevat geen nieuwe medische bevindingen. Uit de brief van de revalidatiearts (en de daarbij behorende onderliggende verslagen) van 2 december 2015 blijkt dat bij eiseres sinds 4 maanden schouderklachten zijn ontstaan en dat er daarnaast sterke aanwijzingen zijn voor een stemmingsstoornis. De verzekeringsarts bezwaar en beroep merkt hierbij op dat met de psychische klachten rekening is gehouden in de FML. De schouderklachten dateren na de datum in geding, 31 juli 2015, en worden in de brief van de orthopeed van 22 juli 2015 ook niet beschreven. Overigens worden in de FML beperkingen aangenomen ten aanzien van schouderbelasting. Tot slot concludeert de verzekeringsarts bezwaar en beroep dat de revalidatie zeer ruim na de datum in geding is gestart en daarom buiten beschouwing moet worden gelaten.
4. Op grond van artikel 19aa, eerste lid, van de ZW heeft een verzekerde zonder werkgever recht op meer dan 52 weken ZW-uitkering indien hij ongeschikt is voor zijn arbeid en als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte of gebrek in staat is met arbeid ten hoogste 65% te verdienen van het maatmaninkomen per uur.
Op grond van artikel 19aa, tweede lid, heeft een verzekerde recht op ziekengeld tot een maand na de dag waarop hij in staat is om meer dan 65% van het maatmaninkomen per uur te verdienen
Op grond van artikel 19ab, eerste lid, wordt het percentage van het maatmaninkomen dat de verzekerde kan verdienen, bedoeld in artikel 19aa, vastgesteld op basis van een verzekeringsgeneeskundig en een arbeidskundig onderzoek.
Op grond van artikel 19ab, derde lid, wordt onder arbeid als bedoeld in artikel 19aa, eerste lid, verstaan alle algemeen geaccepteerde arbeid waartoe de verzekerde met zijn krachten en bekwaamheden in staat is.
5.1
Het bestreden besluit berust op rapporten die aan verweerder zijn uitgebracht door verzekeringsartsen en -arbeidsdeskundigen. Eiseres betwist de juistheid van de in die rapporten getrokken conclusies. De rechtbank moet dan ook beoordelen of deze rapporten zorgvuldig tot stand zijn gekomen en of er concrete aanknopingspunten zijn voor twijfel aan de juistheid of volledigheid ervan.
5.2
De rechtbank heeft in dit geval onvoldoende redenen om te oordelen dat het medisch onderzoek onzorgvuldig is geweest. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat de verzekeringsartsen de dossiergegevens hebben bestudeerd, eiseres hebben onderzocht en de medische informatie van de behandelend sector bij hun beoordeling hebben betrokken.
Het dossier biedt naar het oordeel van de rechtbank voldoende gegevens om op een verantwoorde wijze tot een afgewogen medisch oordeel te kunnen komen en een inschatting van de belastbaarheid van eiser te kunnen maken.
5.3
In de onderhavige verzekeringsgeneeskundige rapportages, waaronder die ingebracht in beroep, wordt naar het oordeel van de rechtbank inzichtelijk en afdoende gemotiveerd hoe de verzekeringsartsen tot de vastgestelde beperkingen van eiseres zijn gekomen en waarom er geen grond bestaat voor verdergaande beperkingen. De rechtbank overweegt hierbij nog het volgende. De beoordeling ziet op 31 juli 2015. De schouderklachten alsmede de start van het revalidatietraject dateren van ruim na deze datum en daarom kan daarmee in de beoordeling geen rekening worden gehouden. Voorts leidt het stellen van een (andere) diagnose dan die van prikkelbaar darmsyndroom niet zonder meer tot het aannemen van meer of andere beperkingen. Van belang voor de beoordeling zijn immers die beperkingen die op datum in geding objectiveerbaar het gevolg zijn van ziekte of gebrek. Voorts heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep toegelicht dat eiseres het medicijn diazepam incidenteel gebruikt omdat ze last heeft van de bijwerkingen. Daarbij merkt de rechtbank op dat de geduide functies geen lopendebandwerk betreffen. De gestelde beperkingen vanwege dit medicijngebruik zien op het werken op hoogte en op beroepsmatig autorijden hetgeen in de geduide functies niet voorkomt.
5.4
Gelet op het vorenstaande is het beroep ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. drs. J.J. de Lange, rechter, in aanwezigheid van D.M.M. Luijckx, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 2 augustus 2016.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.