ECLI:NL:RBNHO:2016:6244

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
2 augustus 2016
Publicatiedatum
27 juli 2016
Zaaknummer
AWB - 15 _ 4704
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • J.J. de Lange
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van arbeidsongeschiktheid na zwangerschap en bevalling in het kader van de Ziektewet

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 2 augustus 2016 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. K. ten Broek, en de Raad van Bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, vertegenwoordigd door R.A.M.E. Zwaan. Eiseres had een uitkering ontvangen op grond van de Wet arbeid en zorg (WAZO) in verband met haar zwangerschap en bevalling, maar meldde zich op 11 maart 2015 ziek met gynaecologische en psychische klachten. De verweerder concludeerde dat de arbeidsongeschiktheid van eiseres per 1 juli 2015 niet langer het gevolg was van zwangerschap of bevalling, maar van overspannenheid. Eiseres ging in beroep tegen deze beslissing, stellende dat er wel degelijk een verband was tussen haar klachten en de zwangerschap.

De rechtbank heeft de processtukken en de rapportages van de verzekeringsarts en de verzekeringsarts bezwaar en beroep beoordeeld. De rechtbank oordeelde dat de psychische klachten van eiseres, die zij als postnatale depressie aanmerkte, onvoldoende onderbouwd waren. De huisarts en klinisch psycholoog hadden niet overtuigend aangetoond dat er sprake was van een postnatale depressie. De rechtbank volgde de conclusie van verweerder dat de psychische klachten eerder veroorzaakt werden door externe factoren, zoals werkgerelateerde problemen en niet door de zwangerschap.

Met betrekking tot de fysieke klachten oordeelde de rechtbank dat de rapportages van de verzekeringsarts voldoende bewijs boden dat de klachten niet in causaal verband stonden met de zwangerschap. De rechtbank concludeerde dat er geen reden was om de zienswijze van verweerder te weerleggen. Uiteindelijk werd het beroep van eiseres ongegrond verklaard, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: 15/4704

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 2 augustus 2016 in de zaak tussen

[eiseres] , te [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. K. ten Broek),
en
de Raad van Bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (districtskantoor Amsterdam), verweerder
(gemachtigde: R.A.M.E. Zwaan).

Procesverloop

Bij besluit van 3 juli 2015 (het primaire besluit) heeft verweerder vastgesteld dat de arbeidsongeschiktheid van eiseres per 1 juli 2015 niet langer het gevolg is van zwangerschap of bevalling.
Bij besluit van 15 september 2015 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 24 maart 2016. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. De rechtbank heeft de termijn voor het doen van de uitspraak verlengd.

Overwegingen

1.1
Eiseres heeft tot 25 december 2014 in verband met haar zwangerschap en een bevalling op 29 september 2014 een uitkering ontvangen op grond van de Wet arbeid en zorg (WAZO). Eiseres was toentertijd als medisch assistente in dienst bij het [naam bedrijf] te Rotterdam, op basis van een tijdelijk dienstverband dat liep tot 1 april 2015. In overleg met de werkgever bleef eiseres aansluitend op de WAZO-periode thuis om aan de eindscriptie van haar opleiding te werken. Zij heeft zich op 11 maart 2015 bij verweerder ziekgemeld met gynaecologische en psychische klachten. Verweerder heeft eiseres in aanmerking gebracht voor een uitkering op grond van artikel 29a van de Ziektewet (ZW).
1.2
Bij een verzekeringsgeneeskundig onderzoek op 1 juli 2015 is vastgesteld dat eiseres leed aan hormoonspiegelschommelingen met vaginale pijn. De klachten zijn verergerd door de zwangerschap, waardoor deze hormoonspiegelschommelingen als oorzaak van de arbeidsongeschiktheid na de zwangerschap konden worden gesteld. Verweerder stelt daarop vast dat de eerste ziektedag teruggedraaid moet worden van 11 maart 2015 naar 25 december 2014, aansluitend op de WAZO-periode, omdat eiseres toen al leed aan de lichamelijke klachten die hebben geleid tot arbeidsongeschiktheid als gevolg van de zwangerschap. Na effectieve behandeling zijn de klachten voorbij. Verweerder stelt dat eiseres per 1 juli 2015 nog wel arbeidsongeschikt is, maar nu op grond van overspannenheid als gevolg van spanningen die volgens verweerder niet te herleiden zijn tot de zwangerschap of bevalling. Vervolgens heeft verweerder het primaire besluit genomen.
1.3
Eiseres tekent bezwaar aan en wordt in dat verband onderzocht door de verzekeringsarts bezwaar en beroep (bva). Deze stelt in de rapportage van 11 september 2015 dat eiseres lijdt aan surmenage, aspecifieke klachten van lage rug en bekken en overige aandoeningen van het vrouwelijk geslachtsorgaan. De bva beoordeelt de klachten aan de hand van de LISV-richtlijn ‘Zwangerschap en bevalling als oorzaak van ongeschiktheid voor haar arbeid’ van 1 mei 2014 (de Richtlijn). De bva stelt dat het onduidelijk is of de klachten aan lage rug en bekken voor het eerst ontstaan zijn tijdens de zwangerschap, maar dat eiseres zich met deze klachten niet heeft ziekgemeld. Met betrekking tot de hormoonspiegelschommelingen merkt de bva op dat de klachten verdwenen waren en maanden na de bevalling weer toenemen. Dit beloop past volgens de bva niet bij een bevallingsgerelateerde aandoening. De arbeidsongeschiktheid wordt in overwegende mate bepaald door de psychische klachten en er is volgens de bva geen reden om tot een ander oordeel te komen dan de verzekeringsarts. Verweerder heeft bij het bestreden besluit het bezwaar ongegrond verklaard.
2. In beroep heeft eiseres aangevoerd dat verweerder ten onrechte geen verband aanneemt tussen de gezondheidsklachten en de zwangerschap en bevalling. Eiseres stelt dat de psychische klachten zijn ontstaan tijdens de zwangerschap en dat er sprake is van een postnatale depressie. Ter onderbouwing overlegt eiseres een brief van 9 oktober 2015 van huisarts [naam 1] , waarin deze aangeeft dat eiseres waarschijnlijk aan een postnatale depressie lijdt, waarvoor zij onder behandeling is bij een psycholoog en medicatie krijgt voorgeschreven. Tevens overlegt eiseres een brief van 9 oktober 2015 van klinisch psycholoog/psychotherapeut [naam 2] , die stelt dat eiseres lijdt aan een postnatale depressie. Onder verwijzing naar de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) van 2 mei 2012 (ECLI:NL:CRVB:2012:BW5143) stelt eiseres dat verweerder onderzoek had moeten doen naar de psychische klachten.
Met betrekking tot de fysieke klachten stelt eiseres dat de bekkenklachten zijn ontstaan tijdens de zwangerschap en dat deze nog steeds voortduren.
3. In reactie op het beroep stelt de bva in diens rapportage van 7 december 2015 met betrekking tot de psychische klachten dat de huisarts en de klinisch psycholoog in hun brieven niet hebben gemotiveerd dat eiseres aan een postnatale depressie zou lijden. Het enkele feit dat een depressie in de bevallingsperiode ontstaat, maakt niet dat er sprake is van een postnatale depressie. De bva wijst in dit verband op de uitspraak van de CRvB van 15 mei 2013 (ECLI:NL:CRVB:2013:CA0104). De bva stelt dat eiseres eerder een depressie heeft gehad. Volgens de bva zijn er evidente aanwijzingen dat de depressie veroorzaakt wordt door problemen op het werk, het feit dat de partner van eiseres niet bij haar is en problemen met de familie.
Met betrekking tot de lichamelijke klachten stelt de bva dat het beloop van belang is en dat het verdwijnen en na een korte periode weer hevig terugkomen niet past in een proces van geleidelijke verbetering in het tijdsverloop na een bevalling.
De rechtbank overweegt als volgt.
4.1
Op grond van artikel 29a, vierde lid, van de ZW heeft de vrouwelijke verzekerde na afloop van haar uitkering op grond van de WAZO recht op ziekengeld ter hoogte van haar dagloon in geval van aansluitende ongeschiktheid tot het verrichten van haar arbeid als gevolg van de bevalling of de daaraan voorafgegane zwangerschap.
4.2
In zijn Richtlijn heeft verweerder uitgangspunten aangelegd om de aannemelijkheid van de causaliteit vast te stellen tussen de zwangerschap en/of de bevalling en de arbeidsongeschiktheid. Uit paragraaf 3.1.1 en 3.1.2 blijkt dat als de klacht, stoornis of beperking niet het gevolg is van pathologisch verloop van zwangerschap, baring of kraamperiode, het causale verband tussen arbeidsongeschiktheid en zwangerschap/bevalling niet zonder meer duidelijk is. Dan dient er getoetst te worden met behulp van algemene criteria. Deze algemene criteria zijn:
1. Is de klacht, stoornis of beperking ontstaan tijdens de zwangerschap/kraamperiode?
2. Heeft de klacht, stoornis of beperking een relatie met (direct) bij de zwangerschap/ bevalling betrokken organen en/of hormonale veranderingen als gevolg van de zwangerschap/ bevalling?
3. Maakt het tijdstip van optreden van de klacht, stoornis of beperking in relatie tot de duur van de zwangerschap/kraamperiode het verband tussen klacht en zwangerschap/bevalling aannemelijk(er)?
4. Is de klacht, stoornis of beperking verergerd tijdens de zwangerschap/kraamperiode?
Ten aanzien van de vraag of de klachten ontstaan zijn tijdens de zwangerschap is onder paragraaf 4.1.2 opgenomen:
“Het is aannemelijk dat er sprake is van een oorzakelijk verband met de zwangerschap/bevalling als de klachten nog niet voor het begin van de zwangerschap bestonden. Het oorzakelijk verband ligt wat minder voor de hand als de klachten weliswaar tijdens de zwangerschap zijn begonnen, maar ook al voor de zwangerschap (regelmatig) voorkwamen, dus als de vrouw deze klacht al eerder heeft gehad, terwijl zij niet zwanger was.”
Ten aanzien van de vraag of de klachten verergerd zijn tijdens de zwangerschap/kraamperiode is daar opgenomen:
“Ten aanzien van het oorzakelijk verband: Dit is van belang als er voor de zwangerschap al sprake was van een aandoening. Naarmate de zwangerschap leidt tot verergering van de klachten – zodanig dat toegenomen beperkingen aannemelijk zijn – terwijl de klachten buiten de zwangerschap om doorgaans de arbeidsgeschiktheid niet in negatieve zin beïnvloeden, is een oorzakelijk verband des te aannemelijker.”
5.1
Met betrekking tot de vraag of de psychische klachten van eiseres in oorzakelijk verband staan tot de zwangerschap en/of bevalling, oordeelt de rechtbank als volgt.
Gelet op de Richtlijn ligt voor verweerder een oorzakelijk verband minder voor de hand, wanneer iemand dezelfde klacht ook voorafgaand aan de zwangerschap heeft gehad. Uit de informatie van huisarts [naam 1] van 9 oktober 2015 blijkt dat dit bij eiseres het geval is. Zij heeft eerder een depressie doorgemaakt in 2008/2009, waarvoor zij middels medicatie met goed resultaat behandeld is. Daardoor ligt een causale relatie tussen de psychische klachten van eiseres en de zwangerschap en/of bevalling minder voor de hand. Verweerder stelt dat er daarentegen evidente aanwijzingen zijn dat de depressie veroorzaakt wordt door factoren die niet direct met de bevalling samenhangen, te weten problemen op het werk, de afwezigheid van de partner en vader van haar kind en problemen met de familie van eiseres. Verweerder ziet daarin geen relatie met de zwangerschap en/of bevalling. De rechtbank kan verweerder volgens in diens oordeel dat de door eiseres gestelde causale relatie tussen de psychische klachten, in de vorm van een postnatale depressie, en de zwangerschap en/of bevalling onvoldoende onderbouwd is. Uit de brieven van respectievelijk de huisarts en de klinisch psycholoog blijkt geen motivering waarom er sprake zou zijn van een postnatale depressie. Verweerder heeft in dit verband terecht opgemerkt, dat de omstandigheid dat een depressie ten tijde van de zwangerschap en bevalling is ontstaan, niet maakt dat er sprake is van een postnatale depressie. Gelet op het vorenstaande is er geen reden waarom de zienswijze van verweerder niet gevolgd kan worden.
De psychische klachten van eiseres staan op zichzelf niet ter discussie en worden door verweerder ten grondslag gelegd aan de arbeidsongeschiktheid van eiseres. De rechtbank volgt eiseres niet in haar stelling dat verweerder onderzoek had moeten doen naar de psychische klachten. De rechtbank ziet in hetgeen eiseres heeft aangevoerd dan ook geen aanleiding om de zienswijze van verweerder voor onjuist te houden. De beroepsgrond slaagt niet.
5.2
Met betrekking tot de vraag of de fysieke klachten van eiseres in oorzakelijk verband staan tot de zwangerschap en/of bevalling, oordeelt de rechtbank als volgt.
Gelet op de Richtlijn is voor verweerder een causaal verband aannemelijker naarmate de zwangerschap leidt tot verergering van de klachten. Volgens verweerder is het beloop van klachten dan ook van belang bij het bepalen van een oorzakelijk verband. Uit de medische rapportage van 1 juli 2015 blijkt dat de hormoonspiegelschommelingen de aanleiding waren voor het aannemen van arbeidsongeschiktheid ten gevolge van zwangerschap, omdat verweerder een causaal verband aannam tussen de toename van de klachten en de zwangerschap. Uit de rapportage van 1 juli 2015 blijkt tevens dat de klachten horende bij de hormoonspiegelingen op dat moment afdoende behandeld zijn en eiseres pijnvrij zegt te zijn. Eiseres heeft tegen dit onderdeel van de bevindingen van de bva geen beroepsgronden aangevoerd.
Met betrekking tot de lage rug- en bekkenklachten stelt verweerder in zijn rapportage van 11 september 2015 dat eiseres zich niet met deze klachten heeft ziekgemeld en dat het zo lang na de bevalling opspelen van dergelijke klachten duidt op de afwezigheid van een verband met de bevalling. Verwacht moet worden, aldus de bva, dat de klachten geleidelijk verminderen na de bevalling, een toename past daar niet in.
Eiseres heeft voor haar stelling dat de fysieke klachten in een causaal verband tot de zwangerschap en/of bevalling staan, enkel verwezen naar een brief van haar huisarts van 9 oktober 2015. Deze brief vermeldt alleen in algemene zin dat eiseres diverse lichamelijke klachten, waaronder bekkenklachten, heeft, die verband houden met haar zwangerschap en bevalling, . De rechtbank ziet in deze brief onvoldoende grond om te twijfelen aan de beoordeling van de klachten door verweerder. De beroepsgrond slaagt niet.
6. Gelet op bovenstaande is beroep ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. drs. J.J. de Lange, rechter, in aanwezigheid van
E.A.D. Horn, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 2 augustus 2016.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.