ECLI:NL:RBNHO:2016:6694

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
28 juli 2016
Publicatiedatum
10 augustus 2016
Zaaknummer
AWB - 15 _ 1127
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevordering van Generalist GGP naar Senior GGP en de eis van relevante werkervaring

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 28 juli 2016 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser, werkzaam als generalist GGP, en de korpschef van politie, vertegenwoordigd door de politiechef van Amsterdam. De eiser had verzocht om bevordering van de functie Generalist GGP naar Senior GGP, met een ingangsdatum van 30 september 2012. De korpschef had dit verzoek toegewezen, maar het bezwaar van de eiser tegen een eerder besluit werd ongegrond verklaard. De eiser stelde dat de eis van drie jaar relevante werkervaring als generalist GGP niet van toepassing was op zijn situatie, omdat de circulaire HAP II deze eis niet expliciet stelde voor de bevordering naar senior GGP.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de eis van drie jaar werkervaring in de circulaire HAP II niet expliciet is genoemd voor de stap van generalist naar senior GGP, maar dat de invulling van relevante werkervaring aan het bevoegd gezag is overgelaten. De rechtbank oordeelde dat de korpschef in redelijkheid de eis van drie jaar werkervaring heeft kunnen stellen, gezien de specifieke omstandigheden binnen de Eenheid Amsterdam en de veiligheid van zowel collega's als de publieke omgeving. De rechtbank concludeerde dat de korpschef voldoende inzichtelijk had gemaakt waarom deze eis noodzakelijk was en dat er geen sprake was van ongelijke behandeling of willekeur.

Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep van de eiser ongegrond, en bevestigde de bevorderingsdatum van 30 september 2012. De uitspraak werd openbaar gemaakt en partijen werden geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep binnen zes weken na verzending van de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 15/1127

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 28 juli 2016 in de zaak tussen

[eiser] , te [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. J. Siemerink),
en

De korpschef van politie, namens deze, de politiechef van Amsterdam, verweerder

(gemachtigde: mr. J.B. van Doorn).

Procesverloop

Bij besluit van 19 maart 2014 (het primaire besluit) heeft verweerder het verzoek van eiser om in aanmerking te komen voor een bevordering van Generalist GGP naar Senior GGP in de eenheid Amsterdam toegewezen met ingang van 30 september 2012.
Bij besluit van 22 januari 2015 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 21 april 2016.
Eiser en zijn gemachtigde zijn, met bericht van verhindering, niet verschenen.
Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. De rechtbank neemt de volgende, door partijen niet betwiste, feiten als vaststaand aan.
1.1
Op 1 november 2010 is, als uitwerking van het Akkoord Arbeidsvoorwaarden sector politie 2005-2007, de circulaire Harmonisatie arbeidsvoorwaarden politie tweede tranche (HAP II) in werking getreden (Staatscourant 2010, nr. 19782). In bijlage 6 van de circulaire HAP II is het loopbaanbeleid van assistent A tot en met senior binnen de GGP opgenomen. In het kader van dit loopbaanbeleid zijn binnen de politie collectieve afspraken gemaakt en eisen gesteld aan de mogelijkheden tot doorstroming van ambtenaren binnen de GGP naar een volgend niveau of volgende functie. Voor doorstroming van de functie generalist GGP naar de functie senior GGP geldt, voor zover hier relevant, als eis dat sprake is van ‘
relevante werkervaring als generalist GGP’. In de circulaire HAP II is over het aantal jaren werkervaring opgenomen dat het aantal jaren werkervaring een landelijke afspraak is en op 3 jaar is gesteld, met uitzondering van – onder meer – de stap van Generalist GGP naar Senior GGP. Ingevolge het Arbeidsvoorwaardenakkoord Politie 2012-2014 is het loopbaanbeleid voor doorstroming van generalist GGP naar senior GGP met ingang van 1 januari 2013 afgeschaft.
1.2
De Politiechef en de Ondernemingsraad (OR) van de Eenheid Amsterdam hebben in de overlegvergadering van 26 november 2013 (nadere) afspraken over de uitvoering van dit loopbaanbeleid gemaakt. Die afspraken zijn vastgelegd in een beleidsdocument. In punt 5 van het Beleidsdocument is nader vastgesteld wat onder relevante werkervaring wordt verstaan:

Verzoekers dienen op het moment dat zij van mening zijn bevorderbaar te zijn op grond van deze regeling, minstens 3 jaar werkervaring te hebben als generalist in de gebiedsgebonden politiezorg (GGP). Partijen zijn dit overeengekomen analoog aan de werkervaringseisen die vereist zijn en genoemd worden in genoemde bijlage 6 voor het overige loonbaanbeleid in de GGP.”
1.3
In de brief van 26 november 2013 aan de medewerkers is dit standpunt als volgt verwoord:
Op 31-12-2012 dient een collega tenminste drie jaar werkervaring te hebben als generalist schaal 7 in de GGP. Met werkervaring GGP wordt bedoeld daadwerkelijk werkzaam te zijn geweest als generalist schaal 7 bij DCIV, DEO en districten (…).
2. Bij brief van 22 augustus 2012 heeft eiser verzocht om in aanmerking te komen voor bevordering van generalist GGP naar senior GGP. Verweerder heeft eiser bevorderd per
30 september 2012 omdat eiser op dat moment voldeed aan het vereiste van 3 jaar werkzaam zijn als generalist GGP. Verweerder huldigt de opvatting dat de eis van drie jaar werkervaring als generalist GGP in redelijkheid kan worden gesteld. Hierbij is volgens verweerder relevant dat verweerder sedert ongeveer begin 2000 niet of nauwelijks personen op niveau drie heeft aangenomen, hetgeen tot gevolg heeft dat kandidaten voor doorstroming naar de senior functie slechts dan over relevante werkervaring beschikken indien zij na hun opleiding 3 jaar werkervaring als generalist hebben opgedaan. Voorts heeft verweerder gesteld dat door verkorting van deze termijn de veiligheid van zowel collega’s als publieke omgeving niet in voldoende mate kan worden gewaarborgd.
3.1
Eiser heeft in beroep aangevoerd dat verweerder op grond van de circulaire ten aanzien van de eis van relevante werkervaring geen termijn van drie jaar mag stellen. In de circulaire HAP II is de stap van generalist GGP naar senior GGP uitdrukkelijk uitgezonderd van de 3 jaar werkervaringseis. Volgens eiser blijkt uit de circulaire HAP II niet dat enige bevoegdheid is toegekend aan het bevoegd gezag van de (voormalige) regiokorpsen om daar nadere invulling en uitleg aan te geven. Daarbij acht eiser de invulling van verweerder onjuist en onredelijk. Eiser betoogt dat de motivering van verweerder, dat de veiligheid van collega’s en de publieke omgeving in gevaar komt bij een kortere werkervaringseis, niet deugdelijk is. Eiser is van mening dat hij vanaf het moment van de beoordeling boven de norm, namelijk 5 april 2012, aan alle voorwaarden voor bevordering voldeed en dat hij derhalve per die datum voor bevordering in aanmerking komt. Eiser beroept zich in dit kader op ongelijke behandeling/willekeur. Eiser stelt dat bekend is dat de eenheid Amsterdam diverse malen met minder dan 3 jaar werkervaring als generalist GGP genoegen heeft genomen. In zijn beroepschrift noemt eiser een aantal collega’s bij wie dat in ieder geval aan de orde was.
Subsidiair meent eiser dat hij op 17 april 2012, te weten drie jaar na het behalen van zijn politiediploma, aan de eisen voldoet. In dit verband heeft eiser gesteld dat verweerder diverse keren collega’s van hem heeft bevorderd, zonder dat sprake was van 3 jaar werkervaring als generalist GGP. Dit duidt volgens eiser op willekeur.
4.1
Verweerder stelt zich op het standpunt dat hij het criterium relevante werkervaring uit de Circulaire naar eigen goeddunken op zorgvuldige wijze heeft kunnen en mogen invullen en daartoe in alle redelijkheid terecht een termijn van drie jaar voor heeft mogen eisen.
Eiser voldeed volgens verweerder pas per 30 september 2012, drie jaar na zijn bevordering tot generalist GGP, daadwerkelijk aan alle gestelde voorwaarden voor bevordering. De datum van het behalen van het diploma is volgens verweerder niet relevant. Ten aanzien van de collega’s van eiser, waarvoor niet de werkervaringseis van 3 jaar gold, heeft verweerder aangegeven dat daarbij sprake was van bijzondere omstandigheden (zij behoorden tot de zogenoemde 605-lichting), op grond waarvan de hardheidscommissie heeft besloten ten aanzien van hen een uitzondering te maken, aangezien zij buiten hun schuld formeel slechts één maand werkervaring te kort kwamen. In het geval van eiser doen zich deze bijzondere omstandigheden zich niet voor. Eiser behoorde niet tot die groep. Dat die collega’s wel zijn bevorderd wil dus niet zeggen dat sprake is van willekeur.
4. De rechtbank overweegt als volgt.
4.1
In de circulaire HAP II is voor een tweetal bevorderingen naar een volgende functie 3 jaar werkervaring in de vorige functie vereist. Voor de stap van generalist GGP naar senior GGP is deze eis echter niet gesteld. Wel is de eis van relevante werkervaring als generalist GGP gesteld. Deze eis is in de circulaire HAP II echter niet nader geconcretiseerd. Noch in de circulaire HAP II noch in de nadere afspraken is nader geconcretiseerd wat onder ‘relevante werkervaring’ moet worden verstaan. Hiermee heeft de Minister van Veiligheid en Justitie het invullen van dit criterium overgelaten aan het bevoegd gezag, waarmee in dit geval aan verweerder beoordelingsruimte toekomt. Dit betekent dat de toetsing door de rechter ten aanzien van deze eis terughoudend is.
4.2
De rechtbank acht de door verweerder in het beleid neergelegde eis bij de bevordering tot senior GGP van drie jaar relevante werkervaring als generalist GGP in beginsel niet onredelijk. De rechtbank is van oordeel dat verweerder de redenen om 3 jaar werkervaring als generalist te eisen, te weten de specifieke situatie bij de Eenheid Amsterdam, de veiligheid van collega’s en de publieke omgeving en de gelijkheid met eerder beleid, op een voldoende inzichtelijke wijze heeft uiteengezet en dat verweerder daarmee is gebleven binnen de grenzen van een redelijke beleidsbepaling. Dat verweerder pas laat uitvoering heeft gegeven aan de circulaire HAP II, waardoor de medewerkers met terugwerkende kracht werden bevorderd en daardoor de veiligheid van collega’s en/of de publieke omgeving überhaupt niet in het geding is geweest, maakt dat niet anders. Het gaat hierbij immers om de invulling van het begrip relevante werkervaring, waarbij verweerder heeft gesteld dat met de door hem gehanteerde eis van 3 jaar werkervaring wordt voldaan aan een van de doelstellingen van het loopbaanbeleid van HAP II, namelijk het mogelijk maken van het doorstromen van kandidaten die over de vereiste bekwaamheid en geschiktheid beschikken om de beoogde functie te vervullen. Dat daarvan sprake is bij 3 jaar werkervaring als generalist acht de rechtbank niet onredelijk. Afwijking van dit beleid is op grond van artikel 4:84 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) mogelijk, maar het is dan aan betrokkene om daartoe bijzondere omstandigheden aan te voeren. In hetgeen eiser heeft aangevoerd ziet de rechtbank geen bijzondere omstandigheden op grond waarvan verweerder met toepassing van artikel 4:84 Awb van dit beleid had moeten afwijken.
4.3
Tot slot overweegt de rechtbank dat niet is gebleken dat sprake is van ongelijke behandeling of willekeur. Verweerder heeft voldoende uitgezet dat op grond van bijzondere omstandigheden ten behoeve van de collega’s van eiser in geringe mate is afgeweken van de eis van 3 jaar werkervaring als generalist GGP. Door eiser is deze uiteenzetting niet betwist. Van dergelijke bijzondere omstandigheden in het geval van eiser is niet gebleken.
5. Gelet op het bovenstaande is de rechtbank van oordeel dat verweerder de bevorderingsdatum op goede gronden heeft vastgesteld op 30 september 2012
.
6. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.A. Steinhauser, rechter, in aanwezigheid van
mr. H.R.A. Horring, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 28 juli 2016.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.