ECLI:NL:RBNHO:2016:6707

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
9 maart 2016
Publicatiedatum
10 augustus 2016
Zaaknummer
C/15/226797 / HA ZA 15-358
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging van een overeenkomst van opdracht en de gevolgen van opzegging door opdrachtgever met betrekking tot conservatoir beslag

In deze zaak, die voor de Rechtbank Noord-Holland is behandeld, betreft het een geschil tussen Passevolant BV en Stichting Noord Hollandse Geluid Sporten (NHGS) Phoenix en Exploitatiemaatschappij Motorfederatie Sphinx B.V. over de beëindiging van een overeenkomst van opdracht. Passevolant vorderde betaling van € 63.883,46 van Phoenix c.s. wegens werkzaamheden die zij had verricht in het kader van de realisatie van een motorsportlocatie. De rechtbank heeft vastgesteld dat de overeenkomst op 16 december 2014 door Passevolant is beëindigd, en dat de beëindiging niet als een toerekenbare tekortkoming van Phoenix c.s. kan worden aangemerkt. De rechtbank oordeelde dat de opdrachtgever te allen tijde een overeenkomst van opdracht kan beëindigen zonder schadevergoeding te verschuldigen, en dat Passevolant onvoldoende bewijs had geleverd voor haar vordering. De rechtbank heeft de vorderingen van Passevolant in conventie afgewezen en geoordeeld dat het door Passevolant gelegde conservatoire beslag onrechtmatig was. In reconventie heeft de rechtbank de vordering van Phoenix c.s. tot opheffing van het beslag toegewezen en Passevolant veroordeeld tot afgifte van alle in haar bezit zijnde stukken aan Phoenix c.s. De proceskosten zijn voor rekening van Passevolant.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Afdeling privaatrecht
Sectie Handel & Insolventie
Zittingsplaats Alkmaar
JG/SV
zaaknummer / rolnummer: C/15/226797 / HA ZA 15-358
Vonnis van 9 maart 2016
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
PASSEVOLANT BV,
gevestigd te Veenendaal,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
advocaat thans mr. M. Huijben te Utrecht,
tegen
1. de stichting
STICHTING NOORD HOLLANDSE GELUID SPORTEN (NHGS) PHOENIX,
statutair gevestigd te Hollands Kroon,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
EXPLOITATIEMAATSCHAPPIJ MOTORFEDERATIE SPHINX B.V.,
statutair gevestigd te Hollands Kroon,
gedaagden in conventie,
eiseressen in reconventie,
advocaat mr. K. Meijer te Alkmaar.
Eiseres in conventie, tevens verweerster in reconventie zal hierna Passevolant worden genoemd. Gedaagden in conventie, tevens eiseressen in reconventie zullen hierna Phoenix respectievelijk Sphinx en, gezamenlijk, Phoenix c.s. worden genoemd

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 30 april 2015 met 9 producties;
  • de conclusie van antwoord in conventie en van eis in reconventie met 7 producties;
  • het tussenvonnis van 12 augustus 2015;
  • de conclusie van antwoord in reconventie met 5 producties;
  • het proces-verbaal van comparitie van 21 januari 2016;
  • de brief van Phoenix c.s. d.d. 12 februari 2016;
  • de brief van Passevolant d.d. 15 februari 2016;
  • de brief van deze rechtbank van 25 februari 2016.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
De Noord Hollandse Motorsport Federatie (NHMF) maakt zich sterk voor de (cross)motorsport in Noord-Holland. Toen medio 2011 bleek dat de tot dan toe gebruikte motorsportlocaties niet langer gebruikt mochten worden, heeft NHMF zich gewend tot de Koninklijke Nederlandse Motorrijders Vereniging (KNMV). Op voordracht van de KNMV is de heer [xx] werkzaamheden gaan verrichten om Phoenix c.s., althans haar rechtsvoorgangers, bij te staan. Dit in eerste instantie op basis van een door de KNMV aan [xx] te betalen onkostenvergoeding.
2.2.
In haar structuurvisie had de provincie Noord-Holland Den Helder aangewezen als de gemeente waarbinnen een permanente motorsportlocatie zou moeten komen. NHMF en [xx] hebben hun werkzaamheden vervolgens gericht op de verwezenlijking van een motorsportvoorziening in Den Helder. Op 16 april 2012 is tussen NHMF, Passevolant (de vennootschap waarvan [xx] directeur en enig aandeelhouder is) en N.V. Afvalzorg Holding een intentieovereenkomst gesloten waarin de betrokken partijen de intentie hebben neergelegd om “
met elkaar samen te werken over de inhoud van een haalbaarheidsonderzoek met als doel de realisatie van een multifunctioneel durfsportcentrum gelegen in de Provincie Noord-Holland en bij voorkeur in de gemeente Den Helder,…” Volgens de Intentieovereenkomst draagt Passevolant zorg voor het project- en procesmanagement. Daaronder wordt in ieder geval verstaan de conceptontwikkeling, de uitvoering van haalbaarheidsanalyses en een eventueel businessplan, alsmede begeleiding en coördinatie van het project. Over de kosten zijn partijen overeengekomen dat de eigen kosten die partijen maken ten behoeve van de concrete uitwerking van het haalbaarheidsonderzoek door ieder van de partijen zelf wordt gedragen.
2.3.
Uiteindelijk bleek in juli 2013 dat de gemeente Den Helder niet wilde meewerken aan de realisatie van een motorsportfaciliteit in haar gemeente. Daarop hebben de betrokken partijen zich gewend tot de gemeente Hollands Kroon. Eind 2013 heeft de gemeente Hollands Kroon toegezegd dat er een motorsportfaciliteit gerealiseerd zal worden in de Wieringermeer. Om meer gewicht in de schaal te kunnen leggen, is op voorspraak van Passevolant besloten dat drie van de vier motorsportverenigingen in de regio zouden fuseren. Tot de te fuseren verenigingen behoorde de Niedorper Motorclub. Uit die fusie zijn Phoenix c.s. voortgekomen. Aan Passevolant is opdracht gegeven dat fusietraject te begeleiden tegen een uurloon van € 95,- exclusief BTW.
In het verlengde daarvan/daarnaast is door Sphinx dan wel Sphinx en Phoenix gezamenlijk aan Passevolant opdracht gegeven om tegen dat uurtarief werkzaamheden te verrichten, hoofdzakelijk ten behoeve van het alsnog realiseren van een motorsportlocatie (in de gemeente Hollands Kroon). Teneinde de opdracht vast te leggen heeft Passevolant begin 2014 een conceptovereenkomst opgesteld. In die conceptovereenkomst stond toen nog de Niedorper Motorclub als wederpartij van Passevolant vermeld. Die conceptovereenkomst is niet ondertekend. Sphinx heeft op 11 december 2014 een eigen conceptovereenkomst aan Passevolant gestuurd.
2.4.
Op 16 december 2014 hebben partijen met elkaar gesproken. Naar aanleiding van dit gesprek heeft Passevolant aan, onder andere, de bestuursleden van Spinhx en Phoenix een e-mailbericht d.d. 17 december 2014 gestuurd. Die bevat, voor zover hier van belang, de volgende passages:

Tijdens de korte ontmoeting van gisteravond is duidelijk geworden dat de grondslag voor onze samenwerking is weggevallen.
In het navolgende overzicht worden de openstaande posten weergegeven, te weten:
- Factuur 14.170 4-11-2014 € 1.609,30
- Factuur 14.171 4-11-2014 € 2.964,80
- Factuur 14.172 2-12-2014 € 603,49
- Factuur 14.173 2-12-2014 € 3.362,29
- Factuur 14.174 17-12-2014 € 57,48
- Factuur 14.175 17-12-2014€ 1.149,50
TOTAAL € 9.746,86
Wij verwachten uw betalingen op korte termijn doch uiterlijk voor 23 december a.s..
Na ontvangst van het totale bovenstaande uitstaande bedrag zouden wij graag tot afstemming komen over de overdracht van het lopende dossiers.
2.5.
Bij e-mailbericht van 18 december 2014 hebben de heren […] en [zz] , voorzitter respectievelijk secretaris van Phoenix, geantwoord, voor zover hier van belang:
“Jouw e-mail hebben wij in goede orde ontvangen. Naar aanleiding daarvan delen wij jou namens het bestuur van Exploitatiemaatschappij Sphinx BV, Stichting NHGS Phoenix en de Vereniging Niederdorper Motorclub mede dat de basis voor een verdere vruchtbare samenwerking ook bij ons is weggevallen en dat partijen er thans verstandig aan doen om in goede harmonie uit elkaar te gaan.
Wat ons betreft is hiermede dan ook een einde gekomen aan onze samenwerking (voor zover er een
doorlopende overeenkomst van opdracht zou bestaan, is deze hiermede ook beeindigd). Resteert de
afwikkeling en overdracht van alle dossiers en lopende zaken.
Jij hebt aangegeven dat er nog een zestal facturen moeten worden betaald, in totaal voor een bedrag van € 9.746,86. Hoewel wij onze twijfels hebben bij de verschuldigdheid van genoemd totaalbedrag, zullen wij de facturen voldoen zij het wel onder de navolgende volstrekt logische voorwaarden en condities (die allen overigens geëind zijn op een zo vlekkeloze overdracht van alle dossiers en lopende zaken en het niet verder in gevaar brengen van de ontwikkeling en realisatie van het durfsportcentrum):
1. Op korte termijn (nog voor de jaarwisseling) wordt er een bespreking belegd, waarbij van onze zijde in ieder […] en [zz] aanwezig zullen zijn;
2. Tijdens de bespreking draag jij alle onder jouw beheer zijnde (zowel de lopende als de afgeronde) dossiers met betrekking tot de ontwikkeling van het durfsportcentrum in de breedste zin van het woord over aan […] en [zz] . Gelijk jij ook daarop betrekking hebbende stukken, bescheiden, gegevens en dergelijke alsdan overdraagt. Teneinde misverstanden te voorkomen, wordt hiermee ook bedoeld alle informatie, stukken, correspondentie, aantekeningen, contactgegevens (waaronder telefoonnummers en e-mailadressen), inloggegevens en alle overige bescheiden met betrekking tot:
- de tijdelijke crosslocatie in Den Helder;
- de bestuurlijke dwangsommen onder bestuurslast in Den Helder;
- de bekeuringen in Den Helder;
- de contacten en status van het overleg met de Provincie Noord-Holland;
- de contacten en status van het overleg met de gemeente Hollands Kroon;
- de NC10 als mogelijke permanente locatie (dus ook correspondentie met omwonenden, bewonersgesprekken, aantekeningen, mailadressen etc.);
- het domein Phoenix (Google drive en/of een andere Cloud).
…”
2.6.
Bij brief d.d. 29 december 2014 aan Phoenix heeft Passevolant, onder meer, meegedeeld aanspraak te maken op:
€ 15.518,25 wegens werkzaamheden aan het digitaal archief dat Passevolant voor Motorsport NHN heeft opgezet en bijgehouden;
€ 18.478,21 wegens door Passevolant begrote en door Phoenix c.s. goedgekeurde werkzaamheden ten aanzien van de lopende opdracht “business case”;
€ 29.887,- wegens door Passevolant begrote en door Phoenix c.s. goedgekeurde werkzaamheden die door Passevolant verricht zouden gaan worden als projectmanagement.
2.7.
Passevolant heeft conservatoire derdenbeslagen ten laste van Phoenix c.s. laten leggen.

3.Het geschil

in conventie en in reconventie

3.1.
Passevolant vordert samengevat - veroordeling van Phoenix c.s. tot betaling van € 63.883,46, vermeerderd met rente en kosten.
3.2.
Zij voert daartoe aan dat zij van Phoenix c.s. opdracht heeft gekregen voor het verrichten van werkzaamheden. Die werkzaamheden hielden, kort gezegd, in dat de heer [xx] namens Passevolant project- en procesmanagementswerk voor Phoenix c.s. en haar rechtsvoorgangers voerde. Dit in verband met de realisering van een permanente motorsportlocatie in de Kop van Noord-Holland. Deze opdracht is op 16 december 2014 door Phoenix c.s. zonder deugdelijke reden beëindigd, hetgeen Phoenix c.s. bij e-mailbericht van 18 december 2014 heeft bevestigd. In de dagvaarding heeft Passevolant aangevoerd dat zij krachtens de artikelen 7:405 juncto 7:408 juncto 7:411 Burgerlijk Wetboek (BW) aanspraak kan maken op naar redelijkheid vast te stellen loon, waarin begrepen de reeds door Passevolant ingeplande en bij begroting door Phoenix c.s. goedgekeurde geplande uren.
Bij conclusie van antwoord in reconventie, waarvan de rechtbank welwillend aanneemt dat die ook betrekking heeft op de zaak in conventie, heeft Passevolant de grondslag van de vordering gewijzigd en haar vordering gegrond op door haar geleden schade wegens toerekenbare tekortkoming door Phoenix c.s.
3.3.
Phoenix c.s. heeft verweer gevoerd. Primair heeft Phoenix c.s. aangevoerd dat Passevolant niet voldaan heeft aan haar stelplicht zoals neergelegd in artikel 111 lid 3 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) en zij zou artikel 85 lid 1 Rv hebben geschonden door de stukken waarop zij zich beroept niet bij de dagvaarding te voegen. Subsidiair voert Phoenix c.s. aan dat Passevolant zodanig summier en onjuiste feiten in de dagvaarding naar voren heeft gebracht dat Passevolant haar stellingen nader dient te onderbouwen en dat Phoenix c.s. daar, op kosten van Passevolant, nader op moet kunnen reageren.
Meer subsidiair heeft Phoenix c.s. aangevoerd dat het niet Phoenix c.s. is geweest die de opdracht heeft beëindigd maar Passevolant. Dit blijkt ook uit het e-mailbericht van Passevolant. De door Passevolant in het kader van de opdracht verrichte werkzaamheden heeft Phoenix c.s. keurig betaald. Phoenix c.s. heeft nooit goedkeuring gegeven aan enige begroting voor door Passevolant te werken uren.
3.4.
Toen Passevolant de opdracht beëindigde, heeft Passevolant aanspraak gemaakt op een bedrag van € 9.746,86 wegens onbetaalde facturen. Phoenix c.s. heeft dat bedrag onder protest voldaan onder de voorwaarde dat Passevolant alle nog in haar bezit zijnde stukken/dossiers aan Phoenix c.s. zou overdragen en dat partijen vervolgens jegens elkaar finaal waren gekweten. Aan die voorwaarde heeft Passevolant zich echter niet gehouden, zodat het bedrag van € 9.746,86 onverschuldigd is betaald. Passevolant heeft bovendien nagelaten de bescheiden van Phoenix c.s. af te geven. Omdat Passevolant geen vordering op Phoenix c.s. heeft, is het door Passevolant gelegde beslag nietig/onrechtmatig. Hetgeen Phoenix c.s. aanvoert, leidt in reconventie tot de volgende vordering.
3.5.
Phoenix c.s. vordert:
I. Passevolant te veroordelen om aan Phoenix c.s., althans aan Sphinx te betalen een bedrag van € 9.746,86, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente vanaf 19 december 2014;
II. Passevolant te veroordelen om binnen 8 dagen na betekening van dit vonnis alle in haar bezit zijnde c.q. onder haar bevindende stukken zoals vermeld op de door Passevolant als productie 6 bij inleidende dagvaarding overgelegde bijlage bij het schrijven van 29 december 2014 te overhandigen c.q. over te dragen c.q. af te geven aan Phoenix c.s., althans aan Sphinx, zulks op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 500,-- voor iedere dag na betekening van dit vonnis dat Passevolant daarin nalatig is;
III. voor recht te verklaren dat alle door Passevolant ten laste van Phoenix c.s. gelegde beslagen nietig zijn, althans onrechtmatig zijn gelegd en in het verlengde daarvan Passevolant te veroordelen tot ongedaanmaking c.q. opheffing van alle door haar ten laste van Phoenix c.s. gelegde beslagen, zulks op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 500,-- voor iedere dag na betekening van dit vonnis dat Passevolant daarin nalatig is;
IV. Passevolant te veroordelen in de kosten van dit geding, waaronder de kosten van de door Passevolant ten laste van Phoenix c.s. gelegde conservatoire beslagen, te vermeerderen met de nakosten, een en ander te voldoen binnen veertien dagen na dagtekening van het vonnis, en voor het geval voldoening van de (na)kosten niet binnen de gestelde termijn plaatsvindt, te vermeerderen met de wettelijke rente over de (na)kosten te rekenen vanaf bedoelde termijn voor voldoening.
3.6.
Passevolant heeft zich tegen het gevorderde in reconventie verweert.
3.7.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

in conventie en in reconventie

4.1.
Gelet op de samenhang tussen de zaak in conventie en die in reconventie, zal de rechtbank ze gezamenlijk behandelen.
4.2.
De rechtbank zal eerst ingaan op het primaire en subsidiaire verweer van Phoenix c.s. in conventie. Met Phoenix c.s. is de rechtbank van oordeel dat de dagvaarding niet voldoet aan de eisen die artikel 111 Rv daaraan stelt omdat de dagvaarding slechts zeer beknopt de eis en haar gronden weergeeft. Dat verzuim is echter hersteld in de conclusie van antwoord in reconventie die, zoals ook voor Phoenix c.s. duidelijk was, tevens betrekking heeft op de zaak in conventie. Dat Phoenix c.s. door de wijze van procederen van Passevolant in haar procesbelang is geschaad, is niet gebleken. Dit mede gelet op het uitvoerige inhoudelijke verweer van Phoenix c.s. zoals gevoerd in haar conclusie van antwoord in conventie en ter comparitie. De rechtbank ziet daarom ook geen reden om Phoenix c.s. in de gelegenheid te stellen zich nader schriftelijk uit te laten over de stellingen van Passevolant en de door haar gewijzigde gronden.
4.3.
Dan de inhoudelijke kant van de zaak. De hoogte van de vordering van Passevolant is, zo begrijpt de rechtbank, opgebouwd overeenkomstig de opgave die zij op 29 december 2014 aan Phoenix heeft gedaan (zie r.o. 2.6). Nadat Passevolant de (juridische) grondslag van haar vordering heeft gewijzigd, stelt zij thans recht op schadevergoeding te hebben omdat Phoenix c.s. toerekenbaar tekort zou zijn geschoten in de nakoming van haar verbintenissen uit overeenkomst (art. 6:74 BW). Die tekortkoming zou zijn dat Phoenix c.s. de overeenkomst met Passevolant heeft beëindigd zonder daarbij een schadevergoeding te betalen.
4.4.
De vorderingen zijn ongegrond. In de eerste plaats omdat niet is gebleken dat Phoenix c.s. de overeenkomst (eenzijdig) heeft opgezegd/beëindigd. Uit de e-mailwisseling op 17 en 18 december 2014 blijkt dat de beëindiging in ieder geval mede op initiatief van Passevolant tot stand kwam. Onvoldoende betwist heeft Passevolant voorts dat zij tijdens de bijeenkomst van 16 december 2014, waar werd gesproken over de voorwaarden van de overeenkomst van opdracht, het gesprek zelf heeft beëindigd waarna zij de e-mail van 17 december 2014 aan Phoenix c.s. heeft gestuurd.
4.5.
Daar komt bij dat, zelfs als de overeenkomst eenzijdig door Phoenix c.s. zou zijn beëindigd, dit in de regel geen toerekenbare tekortkoming in de nakoming van de verplichtingen van Phoenix c.s. oplevert. Artikel 7:408 lid 1 BW bepaalt immers dat de opdrachtgever te allen tijde een overeenkomst van opdracht kan beëindigen. Dit nog daargelaten dat voor schadevergoeding wegens toerekenbare tekortkoming vereist is dat de schuldenaar (Phoenix c.s.) in verzuim is met de nakoming van haar verplichtingen, dan wel nakoming blijvend onmogelijk is. Niet gesteld heeft Passevolant dat hiervan sprake is. Evenmin is er sprake van dat Phoenix c.s. de overeenkomst slechts had mogen opzeggen indien zij Passevolant zou schadeloosstellen wegens het gemis aan omzet dat Passevolant door die onverwachte beëindiging van de overeenkomst leidt. Zoals hiervoor reeds overwogen, mag een opdrachtgever te allen tijde een overeenkomst van opdracht beëindigen. De wet geeft tevens een regeling voor het loon dat verschuldigd is indien een opdracht eindigt voordat de opdracht is volbracht of de tijd waarvoor zij is verleend, is verstreken en de verschuldigdheid van loon afhankelijk is van de volbrenging of het verstrijken van die termijn (artikel 7:411 BW). Die situatie doet zich hier echter niet voor. Er zijn namelijk, anders dan Passevolant aanvoert, tussen partijen geen rechtens afdwingbare afspraken zijn gemaakt over het aantal uur dat Passevolant voor Phoenix c.s. zou werken. Zij werkte op regiebasis. Zoals Passevolant ter comparitie heeft verklaard, was er van haar kant geen resultaatverbintenis en was de begroting van uren waarop zij haar vordering grondt bedoeld ter onderbouwing van de subsidieaanvraag bij de provincie Noord-Holland en om een indicatie aan de betrokken partijen te geven van de tijd en kosten die gepaard konden gaan met de diverse onderdelen van het proces- en projectmanagementwerk door Passevolant. Indien relevant minder uur dan begroot door Passevolant zou zijn gewerkt, zou zij minder uur in rekening hebben gebracht, zo verklaarde Passevolant ter comparitie. Indien zij meer uren zou hebben besteed, zou zij meer uren in rekening hebben gebracht.
In het licht van voorgaande bezien heeft Passevolant ten slotte onvoldoende onderbouwd waarom de eisen van redelijkheid en billijkheid meebrengen dat de opzegging/beëindiging van de overeenkomst gepaard moest gaan met een aanbod tot betaling van een (schade)vergoeding.
4.6.
Voor zover de vordering van Passevolant betreft uren die Passevolant heeft besteed aan een digitaal archief, wordt de vordering ook afgewezen. Nog daargelaten dat Passevolant niet inzichtelijk heeft gemaakt hoe deze post zich verhoudt tot de aangevoerde rechtsgrond van schadevergoeding, heeft Passevolant na de betwisting van de verschuldigdheid door Phoenix c.s. niet inzichtelijk gemaakt dat Passevolant deze kosten heeft gemaakt en waarom die zouden moeten worden vergoed.
4.7.
De vordering in conventie wordt daarom afgewezen.
4.8.
Harerzijds vordert Phoenix c.s. in reconventie van Passevolant wegens onverschuldigde betaling een bedrag van € 9.746,86. Die vordering wordt afgewezen. Weliswaar heeft Phoenix c.s. aan de betaling van dit bedrag de voorwaarde verbonden dat dit tegen finale kwijting zou zijn en onder afgifte van de digitale bestanden die Passevolant onder zich had, maar dat Passevolant die voorwaarden niet heeft geaccepteerd dan wel ze niet is nagekomen, maakt niet dat de betaling onverschuldigd was. Aan dat bedrag lagen immers facturen van Passevolant ten grondslag. De verschuldigdheid van die facturen heeft Phoenix c.s. onvoldoende betwist.
4.9.
De vordering tot afgifte van de digitale bestanden is wel toewijsbaar. Passevolant heeft in opdracht van en namens Phoenix c.s. en haar rechtsvoorgangers diverse stukken opgesteld en, gelet op het aantal bestanden waar het over gaat, uitvoerig gecorrespondeerd. De beëindiging van de opdracht brengt mee dat Passevolant die aan Phoenix c.s. dient af te geven, zoals zij ook in zijn brief van 29 december 2014 voorstelt. Onvoldoende heeft Passevolant aangevoerd om aan te nemen dat Phoenix c.s. geen belang bij afgifte van die bestanden heeft. Het enkele feit dat Phoenix c.s. moet kunnen verifiëren of zij alle bestanden heeft, is al een voldoende belang. Aan de veroordeling tot afgifte zal de rechtbank een dwangsom koppelen die zal worden gematigd en gemaximeerd.
4.10.
De vordering van Phoenix c.s. dat Passevolant het gelegde conservatoir beslag dient op te heffen, zal de rechtbank beschouwen als een vordering dat de rechtbank dit zelf doet. Die vordering is toewijsbaar. In de eerste plaats omdat het beslag is gelegd, zo blijkt uit het verzoekschrift tot leggen conservatoir beslag sub 8, wegens de door Passevolant gepretendeerde vordering op naar redelijkheid vast te stellen loon (artt. 7:405 juncto 7:408 juncto 7:411 BW). Weliswaar heeft Passevolant vervolgens een eis ingesteld op basis van dezelfde grondslag, zodat de beslaglegging niet nietig is, maar die grondslag heeft Passevolant inmiddels verlaten. Bovendien is, gelet op het voorgaande, ook overigens summierlijk gebleken van de ondeugdelijkheid van het door Passevolant ingeroepen recht. Daar komt bij dat Passevolant onvoldoende heeft aangevoerd tegen het belang dat Phoenix c.s. bij opheffing heeft gesteld. Nu Passevolant daar niet tegenover heeft gesteld welk belang zij bij handhaving van het beslag heeft, zal dit worden opgeheven.
4.11.
Passevolant zal als de overwegend in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. Niet duidelijk is wat Phoenix c.s. beoogt te vorderen in verband met het door Passevolant gelegde beslag. De kosten aan de zijde van Phoenix c.s. in conventie worden begroot op:
- griffierecht 1.909,00
- salaris advocaat
1.788,00(2 punten × tarief € 894,00)
Totaal € 3.697,00
De kosten aan de zijde van Phoenix c.s. in reconventie worden, gelet op de samenhang met de zaak in conventie begroot op € 447,00 (0,5 punt maal × tarief € 894,00) wegens salaris advocaat.

5.De beslissing

De rechtbank
in conventie
5.1.
wijst de vorderingen af,
5.2.
veroordeelt Passevolant in de proceskosten, aan de zijde van Phoenix c.s. tot op heden begroot op € 3.697,00,
5.3.
verklaart dit vonnis in conventie wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad,
in reconventie
5.4.
heft op de namens Passevolant ten laste van Phoenix c.s. gelegde conservatoire derdenbeslagen,
5.5.
veroordeelt Passevolant om binnen acht dagen na betekening van dit vonnis alle in haar bezit zijnde c.q. onder haar bevindende stukken zoals vermeld op de door Passevolant als productie 6 bij inleidende dagvaarding overgelegde bijlage bij het schrijven van 29 december 2014 te overhandigen c.q. over te dragen c.q. af te geven aan Phoenix c.s., althans aan Sphinx, zulks op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 500,- voor iedere dag dat Passevolant daarin nalatig is, zulks met een maximum van € 50.000,-,
5.6.
veroordeelt Passevolant in de proceskosten, aan de zijde van Phoenix c.s. tot op heden begroot op € 447,00, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over dit bedrag met ingang van de veertiende dag na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
5.7.
veroordeelt Passevolant in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 131,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat Passevolant niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 68,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak, en te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over de nakosten met ingang van veertien dagen na de betekening van dit vonnis tot aan de voldoening,
5.8.
verklaart dit vonnis in reconventie tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.9.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.H. Gisolf en in het openbaar uitgesproken op 9 maart 2016.