2.2.De samenlevingsovereenkomst bevat, voor zover hier van belang, de volgende bepalingen:
GEMEENSCHAP EN VERGOEDINSRECHTEN
Artikel 1.
1. Hoewel tussen hen geen wettelijke gemeenschap van goederen bestaat, kunnen goederen krachtens erfstelling, legaat, schenking of een rechtshandeling gezamenlijk worden verkregen en tot een tussen hen bestaande gemeenschap gaan behoren.
2. Verkrijgt één van hen een goed tegen een contraprestatie, welke geheel of gedeeltelijk door de ander is betaald, dan heeft die ander een recht op vergoeding voor het nominale bedrag, dat ten laste van zijn vermogen is gekomen. Het bedrag van de vergoeding is eerst opeisbaar indien en zodra deze overeenkomst eindigt en is niet rente dragend.
VASTSTELLINGSOVEREENKOMST
Artikel 2.
1. Tenzij uitdrukkelijk anders schriftelijk is overeengekomen, zijn gemeenschappelijk eigendom van partijen:
A. de tot de inboedel behorende zaken als bedoeld in artikel 3:5 van het Burgerlijk Wetboek met uitzondering
van:
a. voorwerpen van persoonlijke aard;
b. voorwerpen, welke op grond van verknochtheid of anderszins in redelijkheid niet bedoeld kunnen zijn aan hen samen te zullen gaan toebehoren;
c. voorwerpen welke staan vermeld op een door hen bijgehouden lijst waarop voor elk door beiden voor akkoord dient te worden getekend;
d. de kleding de sieraden en de accessoires welke bij één van hen in gebruik zijn of tot uitsluitend gebruik door één van hen bestemd zijn.
B. al hetgeen gezamenlijk in eigendom is verkregen of zal worden verkregen waaronder met name ook gezamenlijk in eigendom verkregen registergoederen;
C. de gelden, bestemd voor de gemeenschappelijke huishouding als hierna bedoeld;
D. de saldi van giro- of bankrekeningen, voorzover deze op naam beiden zijn gesteld;
E. ongeacht hun formele tenaamstelling de auto( s), motorfiets(en), (brom)fiets(en), caravan(s) boot of boten en dergelijke vervoermiddelen en/of vaartuigen.
2. Tot de gemeenschap behoren niet die goederen, welke geen registergoederen zijn en behoren tot het bedrijfs- of beroepsvermogen van één van hen.
3. Partijen stellen zich bij deze uitdrukkelijk op het standpunt dat uit hun rechtsverhouding tot elkaar voortvloeit dat ieder van hen slechts met toestemming van de ander bevoegd is Over zijn/haar aandeel in de gemeenschap of haar onderdelen te beschikken, tenzij uit deze akte anders blijkt
…
GEMEENSCHAPPELIJKE HUISHOUDING
Artikel 4
1. Over en weer wordt volmacht verleend tot het verrichten van rechtshandelingen ten behoeve van de gewone gang van de gemeenschappelijke huishouding
2. De kosten van de huishouding in een kalenderjaar komen naar evenredigheid ten laste van de inkomens van partijen in dat jaar.
Onder inkomens worden hier verstaan het ‘onzuiver inkomen’ in de zin van de Wet op de Inkomstenbelasting 1964.
3. Zodra een jaar is verlopen sedert het kalenderjaar waarover één van de partijen deze bijdrage in de kosten van de huishouding was verschuldigd doch niet of niet geheel heeft voldaan, vervalt het recht van de ander om de bijdrage alsnog te vorderen
4. Hetgeen op grond van het vorenstaande moet worden bijgedragen wordt gestort op een gemeenschappelijke bank- of girorekening of gestort in een gemeenschappelijke kas. Deze rekening wordt op naam van beiden gezet en ieder is daarin voor de helft gerechtigd. Ieder van hen is zelfstandig bevoegd te beschikken over het tegoed op de gemeenschappelijke rekening en de gelden in de gemeenschappelijke kas.
5. Tot de kosten van de gewone gang van de huishouding worden voor zover hierna niet anders is bepaald ondermeer gerekend: de eventuele huurpenningen de uit het gebruik van de gemeenschappelijke woning voortvloeiende lasten en kosten, de premies voor schade- en/of ziektekostenverzekeringen, de kosten van geneeskundige behandeling en verpleging, de kosten van gezamenlijke vakanties, de auto- en andere kosten van vervoer, de kosten ter voorziening in het dagelijks levensonderhoud alsmede de kosten van klein onderhoud van de gezamenlijk bewoonde woning en de meubilering en stoffering daarvan.
6. Is er een geldlening aangegaan ter financiering van zaken aangeschaft voor de gewone gang van de gemeenschappelijke huishouding, dan behoort ook de rente van deze lening tot de kosten van de gewone gang van de gemeenschappelijke huishouding.
AANSCHAF MEUBILERING, AUTO EN DERGELIJK
Artikel 5.
1. De kosten van aanschaf van meubilering, stoffering, huishoudelijke apparaten, geluids- en beeldapparatuur of een auto en dergelijke roerende zaken behoren niet tot de kosten van de gewone gang van de gemeenschappelijke huishouding en worden tezamen ieder voor de helft gedragen en betaald.
Mocht betaling via de hiervoor vermelde huishoudrekening worden voldaan dan zal eventueel verrekening tussen partijen dienen plaats te vinden.
2. Partijen zien er op toe, dat de nota van dergelijke aankopen op naam van hen beiden wordt gesteld.
3. De in dit artikel bedoelde zaken zullen partijen ieder voor de onverdeelde helft toebehoren. Voor zover nodig leveren partijen over en weer aan elkaar de onverdeelde helft in bovenbedoelde toekomstige zaken en aanvaarden zij die levering reeds nu voor alsdan.
4. Het vorens taande is niet van toepassing voor zover de desbetreffende zaken worden vermeld op een lijst als in artikel 2 bedoeld.
…
AANBRENGSTEN EN GEMEENSCHAP
Artikel 16.
Partijen hebben met elkaar geruild en aan elkaar overgedragen de onverdeelde helft in ieders tot de inboedel behorende zaken en vervoermiddelen voor zover hiervoor niet uitgezonderd en privé eigendom gebleven.
De geruilde zaken zijn niet evenveel waard doch partijen stellen geen prijs op enige specificatie daarvan.
Als gevolg van deze ongelijke inbreng, mede in verband met het feit dat de comparante sub 2 meer uit eigen middelen heeft voldaan bij de aankoop van het pand aan de [Adres 1] , verklaarde de comparante sub 2 een bedrag groot vierenvijftigduizend gulden (f. 54.000) te vorderen te hebben van de wederpartij die dit bedrag derhalve aan de ander schuldig erkent. Op deze vordering is het gestelde in artikel 1 lid 2 van deze akte van toepassing.
…”