ECLI:NL:RBNHO:2016:6845

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
5 juli 2016
Publicatiedatum
17 augustus 2016
Zaaknummer
C/15/245175 / HA RK 16-108
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wrakingsverzoek tegen de rechtbank Noord-Holland wegens kennelijke niet-ontvankelijkheid

Op 5 juli 2016 heeft de wrakingskamer van de Rechtbank Noord-Holland een verzoek tot wraking van de rechtbank Noord-Holland buiten behandeling gesteld. Dit verzoek was ingediend door twee verzoekers en een besloten vennootschap, vertegenwoordigd door hun advocaat mr. J.M.R. Vlaar. Het verzoek was gericht tegen de rechtbank Noord-Holland in het kader van een faillissementsprocedure. De verzoekers voerden aan dat er sprake was van een lange geschiedenis van onpartijdigheid en belangenverstrengeling binnen de rechtbank, en dat de rechters betrokken waren bij een criminele organisatie. De wrakingskamer oordeelde echter dat de wet niet voorziet in de mogelijkheid tot wraking van rechters die geen bemoeienis hebben met de behandeling van de zaak. Aangezien de verzoekers geen specifieke wrakingsgronden hadden aangevoerd tegen de behandelend rechter, werd het verzoek tot wraking als kennelijk niet-ontvankelijk verklaard. Bovendien werd bepaald dat een volgend verzoek tot wraking van de verzoekers niet in behandeling zou worden genomen, tenzij er nieuwe feiten of omstandigheden zouden worden aangedragen. De faillissementsprocedure zou onmiddellijk worden voortgezet. Deze beslissing werd openbaar uitgesproken door de wrakingskamer, bestaande uit mr. W.J. van Andel als voorzitter, en mr. W. Aardenburg en mr. E.B. de Vries - van den Heuvel als leden, in aanwezigheid van griffier mr. M.C.C. Kaal.

Uitspraak

beslissing

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Wrakingskamer
zaaknummer / rekestnummer: C/15/245175 / HA RK 16-108
Beslissing van 5 juli 2016
Op het verzoek tot wraking ingediend door:

1.[verzoeker 1] ,

2.
[verzoeker 2] ,
beiden wonende te [woonplaats 1] ,

3. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid [A] B.V.

gevestigd en kantoorhoudend te [woonplaats 1] ,
verzoekers,
advocaat mr. J.M.R. Vlaar te Budel.
Het verzoek is gericht tegen:
de rechtbank Noord-Holland.

1.Procesverloop

1.1.
Verzoekers hebben, bij monde van hun gemachtigde [gemachtigde] , op 21 juni 2016 ter zitting de wraking van de rechtbank Noord-Holland verzocht in de bij deze rechtbank, afdeling privaatrecht, sectie Handel & Insolventie, locatie Haarlem aanhangige verzoekschriftprocedure strekkende tot faillietverklaring van verzoekers met als rekestnummer C/16/243070 / FT RK 16/923, hierna te noemen: de hoofdzaak.
1.2.
De wrakingskamer heeft op grond van de hierna opgenomen overwegingen besloten geen datum te bepalen voor een mondelinge behandeling van het verzoek.

2.De beoordeling

2.1.
Op grond van artikel 36 van het Wetboek van Burgerlijke rechtsvordering (Rv) kan de rechter die een zaak behandelt, worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Daarbij geldt als uitgangspunt dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn. Daarnaast kan de vrees voor partijdigheid objectief gerechtvaardigd zijn indien sprake is van feiten of omstandigheden die grond geven om te vrezen dat een rechter niet onpartijdig is, waarbij ook de (te vermijden) schijn van partijdigheid van belang is.
2.2.
Een verzoek tot wraking dient ingevolge artikel 37 lid 2 Rv gemotiveerd te zijn. De verzoekende partij dient opgave te doen van de feiten en omstandigheden die het vermoeden wettigen dat de rechter bij de behandeling van de zaak niet onpartijdig of niet onafhankelijk zal zijn.
2.3.
Verzoekers hebben tijdens de faillissementszitting een wrakingsverzoek gedaan, bestaande uit 14 wrakingsgronden. In de kern komen die erop neer dat de verzoekers een lange historie achter de rug hebben bij de rechtbank Alkmaar en dat ongeveer 10 rechter-commissarissen en diverse rechters betrokken waren bij allerlei vreemde uitspraken.
Verzoekers betichten bovendien de insolventie-afdeling van de rechtbank Noord-Holland, de curatoren en de rechter-commissarissen van lidmaatschap van een criminele organisatie als bedoeld in artikel 140 Sr. Ten slotte stellen verzoekers dat sprake is van aannemelijke belangenverstrengelingsfraude tussen de rechterlijke macht en het Openbaar Ministerie in Noord-Holland. Gelet op dit alles achten verzoekers het absoluut onverantwoord als de rechtbank Noord-Holland over de faillissementsaanvragen uitspraak gaat doen.
2.4.
Het onderhavige verzoek tot wraking is gericht tot alle rechters van de rechtbank Noord-Holland. Omdat de wet niet voorziet in de mogelijkheid tot wraking van een rechter die geen bemoeienis heeft met de behandeling van zaak, dienen verzoekers reeds om die reden kennelijk niet-ontvankelijk te worden verklaard in hun verzoek tot wraking van alle rechters van de rechtbank Noord-Holland. Verwezen wordt naar het arrest van de Hoge Raad van 18 december 1998 (NJ 1999, 271).
2.5.
Voor zover het wrakingsverzoek van verzoekers zich eveneens richt tegen de rechter die het faillissementsverzoek zal behandelen, overweegt de wrakingskamer het volgende. Verzoekers hebben in al hun 14 wrakingsgronden helemaal niets over (on)partijdigheid of onafhankelijkheid van de rechter die het faillissementsverzoek behandelt vermeld. Verzoekers hebben hun verzoek zodoende niet gemotiveerd en zijn reeds daarom eveneens kennelijk niet-ontvankelijk in hun verzoek tot wraking van de behandelend rechter.
2.6.
Het verzoek tot wraking zal overeenkomstig het bepaalde in paragraaf 9.1. in samenhang met paragraaf 4.1. van het wrakingsprotocol van deze rechtbank – op internet te vinden op de website van deze rechtbank onder: www.rechtspraak.nl/ Rechtbanken / Rechtbank Noord-Holland / Regels en procedures – wegens kennelijke niet-ontvankelijkheid buiten behandeling worden gesteld.
2.7.
Omdat gebleken is van misbruik van het rechtsmiddel wraking, ziet de wrakingskamer aanleiding om toepassing te geven aan artikel 39, vierde lid, Rv, en te bepalen dat behoudens nieuwe feiten of omstandigheden een volgend verzoek van verzoekers om wraking niet in behandeling zal worden genomen. De wrakingskamer bepaalt dat de faillissementsprocedure in dat geval onmiddellijk zal worden voortgezet.

3.Beslissing

De wrakingkamer
3.1.
stelt het verzoek tot wraking buiten behandeling,
3.2.
bepaalt dat een volgend wrakingsverzoek van verzoekers in de hoofdzaak niet in behandeling wordt genomen,
3.3.
beveelt de griffier onverwijld aan verzoekers, de behandelend rechter en de wederpartijen in de hoofdzaak een voor eensluidende gewaarmerkt afschrift van deze beslissing toe te zenden,
3.4.
beveelt dat het proces in de hoofdzaak wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond ten tijde van het indienen van het verzoek en beveelt dat die zaak daartoe in handen wordt gesteld van het team Handel & Insolventie, locatie Haarlem.
Deze beslissing is gegeven door mr. W.J. van Andel, voorzitter, mr. W. Aardenburg en mr. E.B. de Vries - van den Heuvel, leden van de wrakingskamer, in tegenwoordigheid van mr. M.C.C. Kaal, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 5 juli 2016.
griffier voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.