Ten tijde van de uithuisplaatsing van de minderjarigen was er sprake van emotionele en fysieke verwaarlozing. Ten gevolge van de thuissituatie hebben de minderjarigen niet voldoende ruimte gehad om alle ontwikkelingsfasen adequaat te doorlopen. Hun zelfvertrouwen en gevoel van eigenwaarde is daardoor ook onvoldoende tot ontwikkeling gekomen. Bij [minderjarige] , [minderjarige] , [minderjarige] en [minderjarige] is er sprake van een benedengemiddeld intelligentieniveau. [minderjarige] , [minderjarige] en [minderjarige] kunnen grenzeloos zijn in hun gedrag en in de thuissituatie waren er geregeld (fysieke) escalaties. Een gebrek aan hygiëne zorgde er mede voor dat de oudste drie op school werden gepest. Bij alle minderjarigen is sprake van loyaliteitsproblematiek.
[minderjarige]wordt verder omschreven als een impulsieve jongen die moeite heeft met het kennen en herkennen van grenzen en met agressieregulatie. Bij [minderjarige] is sprake van parentificatie en hij heeft de rol van grote broer weer opgepakt sinds hij weer met zijn broertje en zusjes samen woont. Hij voelt zich verantwoordelijk voor hen. Dat is een zware taak voor hem en zorgt ook voor een loyaliteitsconflict richting moeder en stiefvader.
Voor
[minderjarige]geldt dat zij veelvuldig is gaan liegen als coping strategie. Er waren thuis weinig regels en de moeder hield geen toezicht op haar. Zij ging daardoor haar eigen gang, ze loog veel en kwam daar ook mee weg. Daar wordt nu aan gewerkt door zowel de pleegouders als andere hulpinstanties. Lijn5 biedt voor [minderjarige] naschoolse dagbehandeling aan. [minderjarige] wil loyaal zijn naar zowel de moeder als de pleegouders, maar voelt daarbij vanuit de moeder geen duidelijke toestemming.
[minderjarige]wordt omschreven als een rustige, teruggetrokken jongen. Hij praat niet makkelijk over wat er in hem omgaat en zoekt weinig aansluiting bij zijn klasgenoten. [minderjarige] volgt onderwijs op de praktijkschool in [plaats] en heeft ondersteuning nodig bij zijn huiswerk en bij het meenemen van de juiste spullen naar school. Er is moeilijk contact met hem te krijgen als hij televisie kijkt of spelletjes doet op zijn telefoon of computer en wanneer hij deze bezigheden (ineens) moet beëindigen, kan hij heel boos en opstandig reageren. Het helpt hem om van te voren tijdsafspraken te maken en tijdig te worden voorbereid op wat komen gaat. Hij hecht er waarde aan dat afspraken worden
nagekomen.
De oudste kinderennamen de rol op zich om de jongste kinderen aan te spreken op hun gedrag. Met name [minderjarige] en [minderjarige] maken zich ook in het heden nog veel zorgen om de jongere zusjes.
[minderjarige]wordt omschreven als een enthousiast, zeer aanwezig meisje, dat veel aandacht nodig heeft. Ze vertoont zelfbepalend gedrag. Ze heeft de neiging om zich te overschreeuwen en is impulsief in haar gedrag. Zij volgt speciaal onderwijs in [plaats] en wordt door een schoolbus gehaald en gebracht. Zij heeft moeite met uitgestelde aandacht. Zij is erg beweeglijk en kan anderen afleiden wanneer haar eigen werk klaar is. Om haar sociale vaardigheden en weerbaarheid te kunnen vergroten doet zij op school mee aan een Rots en Watertraining.
[minderjarige]volgt regulier basisonderwijs. Ze gaat groep drie nog een jaar overdoen. Ze speelt het liefste rollenspellen met klasgenootjes. Ze heeft er moeite mee als zij haar zin niet krijgt of wanneer er iets van haar verwacht wordt waar zij niet zoveel zin in heeft.
De houding en het gedrag van de moeder versterkt de loyaliteitsgevoelens van de minderjarigen richting haar, waardoor ze worden geremd in hun mogelijkheden om te aarden bij [naam] dan wel bij de pleegouders, hetgeen van negatieve invloed kan zijn op hun verdere ontwikkeling.