Uitspraak
RECHTBANK ALKMAAR
1.PROCESVERLOOP
2.BEOORDELING VAN HET VERZOEK
De raadkamer heeft vervolgens nog op 8 juni 2016 de verzoeken afgewezen.
Rechtbank Noord-Holland
Op 20 juni 2016 heeft de Rechtbank Noord-Holland, locatie Alkmaar, uitspraak gedaan in een wrakingsverzoek dat was ingediend door de verzoeker, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde mr. R.V. de Best. Het wrakingsverzoek was gericht tegen de samenstelling van de raadkamer die op 8 juni 2016 had beslist op verzoeken tot opheffing en schorsing van de voorlopige hechtenis van de verzoeker. De rechtbank heeft vastgesteld dat het wrakingsverzoek is ingediend na de beslissing van de raadkamer, waardoor het verzoek niet ontvankelijk is.
De rechtbank heeft in haar overwegingen benadrukt dat een wrakingsverzoek zich niet kan richten tegen een rechter nadat er al een beslissing is genomen. De verzoeker had op 1 juni 2016 een verzoek tot opheffing van de voorlopige hechtenis ingediend, waarop de raadkamer op 8 juni 2016 had beslist. Het wrakingsverzoek, dat op 17 juni 2016 was ingediend, was dus te laat en kon niet verder in behandeling worden genomen.
De rechtbank heeft het verzoek tot wraking kennelijk niet-ontvankelijk verklaard en het verzoek buiten behandeling gesteld. Tevens is bevolen dat het proces in de hoofdzaak wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek. De beslissing is genomen door mr. L.J. Saarloos, plaatsvervangend voorzitter, in aanwezigheid van N. Oudhuis-Houtenbos, griffier, tijdens een openbare zitting.