In deze zaak heeft de zorginstelling Omring een huurovereenkomst met de woningstichting Habion, waarbij Omring een pand huurt voor de huisvesting van zorgbehoevenden. Omring heeft verzocht om ontbinding of wijziging van de huurovereenkomst op basis van artikel 6:258 BW, omdat zij geconfronteerd wordt met onvoorziene omstandigheden die de exploitatie van het zorgcentrum in het gehuurde pand financieel onhaalbaar maken. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de veranderingen in de organisatie en financiering van de ouderenzorg voor risico van Omring komen, aangezien de huurovereenkomst expliciet bepaalt dat deze niet tussentijds kan worden opgezegd en de huurprijs niet kan worden verlaagd. De kantonrechter heeft de vordering van Omring afgewezen, omdat de omstandigheden niet van dien aard zijn dat de instandhouding van de overeenkomst naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is. De rechter heeft geoordeeld dat de risicoverdeling in de huurovereenkomst impliciet is verdisconteerd en dat de veranderingen in de zorgsector niet leiden tot een wijziging van de contractuele verplichtingen. De vordering van Omring is afgewezen en zij is veroordeeld tot betaling van de proceskosten.