ECLI:NL:RBNHO:2016:758

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
3 februari 2016
Publicatiedatum
2 februari 2016
Zaaknummer
C/15/227364/FA RK 15-3322
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot wijziging van kinderalimentatie en zorgregeling in het kader van de Wet Hervorming Kindregelingen

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 3 februari 2016 uitspraak gedaan in een verzoek tot wijziging van de kinderalimentatie en de zorgregeling tussen de man en de vrouw, die in 2010 hun affectieve relatie hebben beëindigd. Uit deze relatie zijn drie minderjarigen geboren, die bij de vrouw wonen. De man verzocht om de kinderbijdrage te verlagen, onder verwijzing naar de Wet Hervorming Kindregelingen, die volgens hem leidde tot een wijziging van omstandigheden. De vrouw voerde verweer en vroeg om een verhoging van de kinderbijdrage, evenals een wijziging van de zorgregeling, omdat zij extra kosten had door de medische problemen van de kinderen.

De rechtbank heeft de verzoeken van de man afgewezen, omdat de wijziging van de wet niet als een relevante wijziging van omstandigheden werd beschouwd. De rechtbank oordeelde dat de man geen recht had op een verlaging van de kinderbijdrage, aangezien zijn inkomen was gestegen en de woonlasten waren gedaald. De vrouw's verzoek om verhoging van de kinderbijdrage werd ook afgewezen, omdat de rechtbank de noodzaak van een verhoging niet kon vaststellen. De rechtbank benadrukte het belang van de zorg voor de kinderen en de verantwoordelijkheden van beide ouders, maar concludeerde dat de huidige situatie geen wijziging van de alimentatie rechtvaardigde.

De uitspraak werd gedaan door rechter M.E. Allegro, en de beschikking is openbaar uitgesproken. Tegen deze beschikking kan hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Sectie Familie & Jeugd
locatie Alkmaar
zaak-/rekestnr.: C/15/227364 / FA RK 15-3322
beschikking van 3 februari 2016 betreffende bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding en verdeling van de zorg- en opvoedingstaken
in de zaak van:
[de man],
wonende te Alkmaar,
hierna te noemen: de man,
advocaat mr. M.J. van Lingen, kantoorhoudende te Alkmaar,
tegen
[de vrouw],
wonende te Alkmaar,
hierna te noemen: de vrouw,
advocaat mr. M.L. Molenaar, kantoorhoudende te Noord-Scharwoude.

1.Procedure

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift, met bijlagen, van de man, ingekomen op 3 juni 2015;
- het verweerschrift, tevens zelfstandig verzoek, met bijlagen, van de vrouw, ingekomen op 31 juli 2015;
- het verweerschrift tegen zelfstandig verzoek, ingekomen op 20 augustus 2015;
- de brief, met bijlagen, van de advocaat van de vrouw van 10 december 2015;
- de brief, met bijlagen, van de advocaat van de man van 23 december 2015.
1.2
De behandeling van de zaak heeft plaatsgevonden op de zitting van 4 januari 2016 in aanwezigheid van de man bijgestaan door mr. M.J. van Lingen en de vrouw bijgestaan door mr. M.L. Molenaar.
1.3
De minderjarige [kind 1] [achternaam] heeft voorafgaand aan de zitting zijn mening in raadkamer kenbaar gemaakt. De minderjarige [kind 2] [achternaam] is in de gelegenheid gesteld zijn mening kenbaar te maken, maar heeft daar geen gebruik van gemaakt.

2.Feiten en omstandigheden

2.1
Partijen hebben een affectieve relatie gehad. Die relatie is in 2010 geëindigd.
2.2
Uit deze relatie zijn geboren de minderjarigen [achternaam] :
- [kind 1] , geboren op [geboortedatum] in de gemeente Zaanstad (verder: [kind 1] ),
- [kind 2] , geboren op [geboortedatum] in de gemeente Zaanstad (verder: [kind 2] ),
- [kind 3] , geboren op [geboortedatum] in de gemeente Zaanstad (verder: [kind 3] ).
De man heeft [kind 1] , [kind 2] en [kind 3] erkend. De man en de vrouw zijn gezamenlijk belast met het gezag over [kind 1] , [kind 2] en [kind 3] . Zij hebben hun hoofdverblijfplaats bij de vrouw.
2.3
Na de beëindiging van de relatie hebben partijen op 2 februari 2011 een ouderschapsplan ondertekend. Daarin is, voor zover hier van belang, na te melden bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van [kind 1] , [kind 2] en [kind 3] (verder: kinderbijdrage) overeengekomen, evenals een verdeling van de zorg- en opvoedingstaken (verder: zorgregeling).
2.4
Bij beschikking van de rechtbank Alkmaar van 3 augustus 2011 is bepaald dat de man aan de vrouw een kinderbijdrage van € 267,-- per maand per kind moet voldoen met ingang van 1 mei 2011.
2.5
Ingevolge de wettelijke indexering bedraagt de kinderbijdrage met ingang van 1 januari 2015 € 279,77 per maand per kind.

3.Verzoek

3.1
De man heeft, na wijziging ter zitting, verzocht, uitvoerbaar bij voorraad:
a. de beschikking van de rechtbank Alkmaar van 3 augustus 2011 te wijzigen in die zin, dat de kinderbijdrage wordt verminderd tot € 219,-- per maand voor [kind 1] en tot € 148,-- per maand per kind voor [kind 2] en [kind 3] met ingang van 1 mei 2015, althans een door de rechtbank te bepalen bedrag en ingangsdatum;
b. de vrouw te veroordelen alle bedragen die zij vanaf 1 mei 2015 tot de datum van de te geven beschikking teveel heeft ontvangen aan kinderbijdrage, binnen twee weken na de te geven beschikking aan de man terug te betalen.
3.2
Hij stelt hiertoe dat de hierboven genoemde beschikking door wijziging van omstandigheden heeft opgehouden te voldoen aan wettelijke maatstaven. De wijziging van omstandigheden is opgetreden per 1 januari 2015 in verband met de Wet Hervorming Kindregelingen. Daardoor is de kinderbijdrage niet langer fiscaal aftrekbaar en de behoefte is verminderd wegens door de vrouw ontvangen (verhoogd) kindgebonden budget (kgb). Partijen hebben overleg gehad, maar zij hebben geen overeenstemming bereikt.
Bij brief van 23 april 2015 is de vrouw in kennis gesteld van de onderhavige zaak. Het is dus redelijk uit te gaan van 1 mei 2015. Ook het terugbetalingsverzoek acht de man redelijk.

4.Verweer en zelfstandig verzoek

4.1
De vrouw heeft verweer gevoerd en verzocht de verzoeken van de man af te wijzen, althans de kinderbijdrage te wijzigen op een door de rechtbank te bepalen wijze.
4.2
De vrouw heeft van haar kant verzocht:
- de beschikking van de rechtbank Alkmaar van 3 augustus 2011 te wijzigen in die zin dat de man aan haar met ingang van de datum van indiening van het verweerschrift tevens zelfstandige verzoek een kinderbijdrage dient te betalen van € 337,-- per maand per kind;
- de zorgregeling met ingang van de datum van de te geven beschikking te wijzigen in die zin dat:
a. de man gedurende de tijd dat [kind 1] in het schooljaar 2015/2016 wegens knieproblemen naar school gebracht moet worden, één maal per week [kind 1] naar school brengt;
b. [kind 2] en [kind 3] bij de man zullen zijn één maal per twee weken een weekend van vrijdag 16.00 uur tot maandag 17.00 uur, alsmede de helft van de vakanties en feestdagen in onderling overleg.
4.3
Ter onderbouwing van haar standpunt heeft de vrouw het volgende aangevoerd.
De vrouw heeft de door de man gestelde behoefte bestreden. [kind 1] , [kind 2] en [kind 3] hebben alle drie medische problemen. Daardoor heeft de vrouw veel extra kosten. Zij heeft bijvoorbeeld een ziektekostenverzekering met maximale aanvullende dekking moeten afsluiten. Als gevolg van genoemde medische problemen kan de vrouw slechts parttime werken. Zij mist daardoor inkomsten, die ze anders wel zou hebben. Het is derhalve redelijk dat de behoefte wordt verhoogd met ongeveer € 325,-- per maand per kind.
De vrouw wenst daarnaast dat de man een groter deel van de gezamenlijke verantwoordelijkheid voor [kind 1] , [kind 2] en [kind 3] voor zijn rekening neemt. Het valt de vrouw heel erg zwaar haar baan te combineren met de zorg voor [kind 1] , [kind 2] en [kind 3] , die allen een beperking hebben.

5.Verweer van de man op zelfstandig verzoek

5.1
De door de vrouw gestelde hogere behoefte met € 300,-- per maand per kind komt de man irreëel voor. Een deel van die kosten wordt gedekt uit pgb’s of andere overheidssteun, waaronder verblijfsweekenden in het logeerhuis. Ten aanzien van de zorgregeling merkt de man op dat hij nu al 8,5 vakantiedagen tekort komt en dat ook zijn partner niet voor de opvang kan zorgdragen.

6.Beoordeling

Zorgregeling
6.1
In verband met het gegeven dat de vrouw naast haar baan de zorg heeft voor [kind 1] , [kind 2] en [kind 3] , die alle drie met forse problematiek kampen, heeft de vrouw verzocht de in voormeld ouderschapsplan overeengekomen zorgregeling uit te breiden in die zin dat [kind 2] en [kind 3] in plaats van een weekend per twee weken van vrijdag tot zondagavond, een weekend per twee weken van vrijdag 16.00 uur tot maandag 17.00 uur, bij de man zijn.
Ter zitting is voldoende aannemelijk geworden dat de man genoeg vakantiedagen heeft, maar dat hij niet [kind 1] , [kind 2] en [kind 3] tot maandagochtend kan opvangen, omdat hij op maandag om 5:45 uur de bus moet nemen naar zijn werk en zijn werkgever er niet mee zal instemmen dat hij op de maandagen extra verlof opneemt. Hij zit momenteel bovendien in een heel lastige positie op zijn werk en het is niet zeker dat hij deze baan kan houden.
6.2
Hoewel het voor de rechtbank duidelijk is dat de huidige situatie de vrouw zwaar valt, zal de rechtbank het verzoek van de vrouw afwijzen. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de man ter zitting voldoende aannemelijk gemaakt dat de door de vrouw verzochte uitbreiding van de zorgregeling op grond van zijn huidige baan en situatie op het werk op dit moment niet te realiseren is. Met inachtneming van het vorenstaande zal de rechtbank ook het verzoek van de vrouw dat de man gedurende de tijd dat [kind 1] in het schooljaar 2015/2016 wegens knieproblemen naar school gebracht moet worden, één maal per week [kind 1] naar school brengt, afwijzen. De rechtbank gaat er daarbij vanuit dat, mocht de man in de toekomst ander werk met andere werktijden vinden, hij met de vrouw in overleg zal treden hoe hij aan de zorg kan bijdragen.
De rechter heeft ter zitting ook nog besproken dat [kind 1] in het gesprek met de kinderrechter heeft aangegeven dat hij weer contact wil met zijn vader. Hij zou graag, bijvoorbeeld één keer in de week, iets met zijn vader alleen willen doen. De man heeft ter zitting aangegeven bereid te zijn om contact met [kind 1] te hebben buiten aanwezigheid van zijn partner. De rechtbank spreekt de oprechte hoop uit dat de man dit ook daadwerkelijk op zal pakken, omdat hij er daarmee blijk van geeft in het belang van [kind 1] te handelen.
kinderbijdrage
6.3
Ter zitting heeft de man desgevraagd bevestigd dat voor hem de enige wijziging van omstandigheden is gelegen in het gegeven dat de kinderbijdrage niet langer fiscaal aftrekbaar is. De rechter heeft de man vervolgens gevraagd wat de achtergrond is van zijn verzoek. De man heeft daarop aangegeven dat hij de procedure is gestart uit onvrede over gesprekken over een wijziging van de zorgregeling op de vrijdagmiddag.
De rechtbank stelt verder vast dat het huidige inkomen van de man diens inkomen ten tijde van de samenwoning van partijen overstijgt. Voorts heeft te gelden dat de voor rekening van de man komende woonlasten zijn gedaald in verband met het feit dat zijn partner, die eigen inkomen heeft, geacht kan worden een aandeel te nemen in de woonlasten. Daartegenover staat dat de vrouw thans voor het overgrote deel de zorg van [kind 1] , [kind 2] en [kind 3] draagt, het kinderen betreft die extra zorg nodig hebben en zij daardoor haar werkzaamheden niet kan uitbreiden. Dit nog los van de extra kosten die dat met zich brengt.
In het licht hiervan komt de rechtbank tot het oordeel dat aan de zijde van de man geen sprake is van een relevante wijziging van omstandigheden, die een wijziging van de kinderbijdrage rechtvaardigen.
Het gewijzigde verzoek van de man, zoals hierboven genoemd onder 3.1a, zal worden afgewezen. Het verzoek tot terugbetaling als verwoord in onder 3.1b volgt hetzelfde lot.
6.4
Ter zitting heeft de vrouw primair gesteld dat het verzoek van de man moet worden afgewezen, ongeacht de uitkomst van een alimentatieberekening, omdat een wijziging van de kinderbijdrage onaanvaardbaar is. In dat geval is de vrouw bereid haar verzoek tot verhoging van de kinderbijdrage in te trekken. Nu uit het vorenstaande blijkt dat het verzoek van de man zal worden afgewezen, begrijpt de rechtbank dat de vrouw haar verzoek tot verhoging van de kinderbijdrage, zoals hierboven onder 4.2 is weergegeven, heeft ingetrokken. Daarmee behoeft dit onderdeel geen verdere bespreking.

7.Beslissing

De rechtbank:
7.1
wijst de (gewijzigde) verzoeken van de man af;
7.2
wijst de verzoeken van de vrouw af.
Deze beschikking is gegeven door mr. M.E. Allegro, rechter, in tegenwoordigheid van A.M. Bergen, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 3 februari 2016.
Tegen deze beschikking kan – voor zover er definitief is beslist – door tussenkomst van een advocaat hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam. De verzoekende partij en de verschenen belanghebbenden dienen het hoger beroep binnen de termijn van drie maanden na de dag van de uitspraak in te stellen. Andere belanghebbenden dienen het beroep in te stellen binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking of nadat deze hun op andere wijze bekend is geworden.