Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
1.Tenlastelegging
2.Voorvragen
3.Bewijs
Het door de raadsman mogelijk geachte scenario over de invloed van een gesprek van aangeefster met haar vriendinnen [getuige 2] en [getuige 1] vindt geen steun in het dossier en wordt weersproken door de verklaringen van de getuigen [getuige 1] en [getuige 4] .
4.Kwalificatie en strafbaarheid van het feit
5.Strafbaarheid van verdachte
6.De strafoplegging
Verdachte leed ten tijde van het begaan van de feiten aan ziekelijke stoornissen, die hun doorwerking hebben gevonden in het ten laste gelegde feit. De rechtbank beschouwt verdachte op grond hiervan als verminderd toerekeningsvatbaar.
7.Vordering benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel
8.Toepasselijke wettelijke voorschriften
9.Beslissing
20 (twintig) maanden.
10 (tien) maanden nietten uitvoer zal worden gelegd en stelt daarbij een proeftijd vast van
3 (drie jaren).
- zich, aansluitend aan de klinische behandeling, (ambulant) onder behandeling zal blijven stellen van GGZ Noord-Holland Noord, of een soortgelijke zorginstelling, op de tijden en plaatsen als door of namens die zorginstelling aan te geven, teneinde zich te laten behandelen voor zijn verslavingsproblematiek en psychiatrische problematiek – daaronder begrepen de mogelijkheid van kortdurende klinische opname voor de duur van maximaal zeven weken ten behoeve van crisis, detoxificatie, stabilisatie, observatie en/of diagnostiek – waarbij veroordeelde zich zal houden aan de aanwijzingen die veroordeelde in het kader van die behandeling door of namens de (geneesheer-)directeur van die instelling zullen worden gegeven;
- aansluitend aan de klinische behandeling zal verblijven in een instelling voor begeleid wonen of maatschappelijke opvang, zulks ter beoordeling van de reclassering, waarbij veroordeelde zich zal houden aan het (dag-) programma dat deze instelling in overleg met de reclassering heeft opgesteld;
- dat veroordeelde gedurende de proeftijd op geen enkele wijze - direct of indirect - contact zal opnemen, zoeken of hebben met [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum 2] .
[slachtoffer]geleden schade tot een bedrag van
€ 5.247,18 (vijfduizend tweehonderdzevenenveertig euro en achttien cent)bestaande uit € 247,18 (tweehonderdzevenenveertig) ter vergoeding van geleden materiële schade en € 5.000,- ter vergoeding van geleden immateriële schade, en veroordeelt verdachte tot betaling van dit bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 19 februari 2016 tot aan de dag der algehele voldoening, aan [slachtoffer] voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
€ 5.247,18 (vijfduizend tweehonderdzevenenveertig euro en achttien cent), vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 19 februari 2016 tot aan de dag der algehele voldoening, bij gebreke van betaling of verhaal te vervangen door
61 (eenenzestig) dagenhechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft.