ECLI:NL:RBNHO:2016:7593

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
9 september 2016
Publicatiedatum
12 september 2016
Zaaknummer
15/800082-16
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkrachting van een minderjarige door een meerderjarige, met verminderd toerekeningsvatbaarheid als factor

Op 9 september 2016 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van verkrachting van een 15-jarig meisje. De verdachte is op 19 februari 2016 in Den Helder door geweld en bedreiging gedwongen tot seksuele handelingen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, een 35-jarige man, het slachtoffer naar een kelderbox heeft meegenomen, waar hij haar heeft verkracht. De rechtbank heeft de verklaringen van het slachtoffer en getuigen als overtuigend beschouwd, ondanks de verdediging van de verdachte die ontkende dat er sprake was van dwang. De rechtbank heeft de verdachte verminderd toerekeningsvatbaar geacht, gezien zijn psychiatrische problemen, waaronder schizofrenie en verslaving aan alcohol en cannabis. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 20 maanden, waarvan 10 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaar. Daarnaast is er een schadevergoeding toegewezen aan het slachtoffer van € 5.247,18, ter compensatie van materiële en immateriële schade.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Afdeling Publiekrecht, Sectie Straf
Locatie Alkmaar
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/800082-16 (P)
Uitspraakdatum: 9 september 2016
Tegenspraak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 26 augustus 2016 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum 1] te [geboorteplaats] ( [geboorteland] ),
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres [adres 1] , thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Alphen aan den Rijn.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. E. Visser en van wat verdachte en zijn raadsman mr. H. Teunisse, advocaat te Den Helder, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
Primair
hij op of omstreeks 19 februari 2016 in de gemeente Den Helder door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid, [slachtoffer] heeft gedwongen tot het ondergaan van een of meer handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , te weten:
- het brengen van zijn, verdachtes, vinger(s) in de vagina van die [slachtoffer] en/of
- het brengen van zijn, verdachtes, penis in de vagina van die [slachtoffer]
en bestaande dat geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid uit:
- het (bij de schouder[s]) vastpakken van die [slachtoffer] en/of
- het meenemen en/of meetrekken van die [slachtoffer] naar een kelderbox en/of
- het duwen, althans begeleiden, van die [slachtoffer] in die kelderbox en/of
- het duwen van het hoofd van die [slachtoffer] tegen een muur en/of
- het duwen van het hoofd van die [slachtoffer] in de richting van zijn, verdachtes, penis en/of
- het omlaag trekken of brengen van de broek van die [slachtoffer] en/of
- het verhinderen van die [slachtoffer] in het verlaten van die kelderbox
en aldus voor die [slachtoffer] , mede door het lichamelijk en/of geestelijk overwicht (door postuur en/of leeftijd), een bedreigende situatie heeft doen ontstaan;
Subsidiair
hij op of omstreeks 19 februari 2016 in de gemeente Den Helder, met [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum 2] , die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, te weten:
- het tongzoenen van die [slachtoffer] en/of
- het betasten van de vagina van die [slachtoffer] en/of
- het brengen van zijn, verdachtes, vinger(s) in de vagina van die [slachtoffer] en/of
- het brengen van zijn, verdachtes, penis in de vagina van die [slachtoffer] .

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Bewijs

3.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde feit.
3.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft ten aanzien van het primair ten laste gelegde vrijspraak bepleit, nu niet kan worden bewezen dat sprake is geweest van dwang waardoor aangeefster [slachtoffer] de seksuele handelingen heeft moeten ondergaan. [slachtoffer] had zich op meerdere momenten aan de situatie kunnen onttrekken, om hulp kunnen roepen of op een andere manier invloed op de situatie uit kunnen oefenen, maar zij is vrijwillig met verdachte meegegaan. De raadsman heeft in dit verband bepleit dat de aangifte en de verklaring van [slachtoffer] dat verdachte haar gedwongen heeft tot het ondergaan van de seksuele handelingen het gevolg kan zijn van het gesprek van [slachtoffer] met haar vriendin [getuige 1] en haar nichtje [getuige 2] , welke beiden in het verleden slachtoffer zijn geworden van seksueel geweld, gecombineerd met het gegeven dat de vader van [slachtoffer] boos was.
De raadsman heeft zich met betrekking tot de bewezenverklaring van het subsidiair ten laste gelegde feit gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Verdachte heeft ter terechtzitting ontkend zijn penis in de vagina van [slachtoffer] te hebben gebracht. Hij zou haar enkel hebben gevingerd.
3.3.
Oordeel van de rechtbank
Redengevende feiten en omstandigheden [1]
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde feit op grond van het volgende.
Op 19 februari 2016 omstreeks 22:35 uur verschijnt aangeefster [slachtoffer] aan het politiebureau te Den Helder en verklaart te zijn verkracht door ene [naam 1] , wonende aan de [adres 3] . Onderzoek in de politiesystemen wijst uit dat het verdachte [verdachte] betreft. [2] [slachtoffer] verklaart dat zij diezelfde omstreeks 19.00 uur met haar nichtje [getuige 2] over straat liep, toen verdachte haar vanuit zijn auto aansprak en haar vroeg om een vuurtje. Verdachte en [naam 2] (de rechtbank begrijpt [getuige 3] [3] ) stappen uit de auto. Op voorstel van [getuige 3] gaan zij het trappenhuis behorend bij de woning van verdachte aan de [adres 2] binnen, waar zij beneden aan de trap gaan staan. [4] Nadat verdachte – een 35-jarige man van ongeveer 1.90 meter lang – een sigaret heeft gerookt, slaat hij een arm om de schouder van [slachtoffer] – een 15-jarig meisje van ongeveer 1.58 meter lang – heen. [5] Verdachte zegt tegen [slachtoffer] dat zij even gaan praten en hij neemt haar mee naar een kelderbox. [slachtoffer] is bang voor verdachte, omdat hij breder, groter en ouder is dan zij.
Wanneer zij in de kelderbox zijn, doet verdachte de deur dicht. Nadat hij even met [slachtoffer] heeft gepraat, zoent hij haar. [slachtoffer] probeert haar hoofd weg te draaien, maar verdachte draait haar hoofd terug. Dan duwt hij haar hoofd richting zijn penis. Verdachtes broek was los. [slachtoffer] zegt meermalen “Stop” en “Niet doen”. Verdachte zegt hier niets op. [6] [getuige 2] , die zich buiten de kelderbox bevond, hoort [slachtoffer] roepen: “Niet doen, stop”. [7]
Verdachte trekt [slachtoffer] vervolgens omhoog en hij trekt haar broek naar beneden. Hij draait [slachtoffer] om en duwt haar naar voren, zodat zij gebukt staat. Dan brengt verdachte zijn penis in de vagina van [slachtoffer] . [slachtoffer] weet dat dit zijn penis is, omdat verdachte zijn handen op haar heupen had en het ‘vet groot’ voelde. [8] [slachtoffer] zegt nog steeds: “stoppen!”, maar verdachte gaat heen en weer. [9] Op enig moment stopt verdachte en zegt hij tegen [slachtoffer] : “Houd het tussen ons”. Nadat [slachtoffer] heeft gezegd dat zij dit zal doen, opent verdachte de kelderbox. [10]
Verdachte heeft tegenover de politie verklaard dat hij in de kelderbox met [slachtoffer] heeft gezoend en dat hij haar heeft gevraagd om hem te pijpen. Toen [slachtoffer] dit niet deed, heeft hij haar omgedraaid. Hij heeft haar met zijn twee handen bij haar zij vastgepakt en hij heeft zijn penis in haar vagina gebracht en er weer uit omdat deze slap was. [11]
3.4.
Overwegingen ten aanzien van het bewijs
Seksueel binnendringen met penis
De hierboven opgenomen verklaring van [slachtoffer] waarin zij beschrijft dat verdachtes beide handen op haar heupen rustten en dat zij iets ‘vet groots’ in haar voelde, tezamen met de hierboven weergegeven concrete verklaring van verdachte bij de politie, rechtvaardigen naar het oordeel van de rechtbank de conclusie dat wettig en overtuigend bewezen te achten is dat verdachte zijn penis in de vagina van [slachtoffer] heeft gebracht.
Vrijwillig karakter seksueel contact
De rechtbank volgt de raadsman niet in zijn betoog dat sprake is van vrijwillig seksueel contact tussen verdachte en [slachtoffer] . Reeds gelet op de hiervoor weergegeven feiten en omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat de seksuele handelingen niet met instemming van [slachtoffer] hebben plaatsgevonden, maar dat zij deze enkel heeft ondergaan, daartoe gedwongen door voornoemde gedragingen van verdachte. De rechtbank neemt daarbij in aanmerking dat [slachtoffer] meermalen “stop” en “niet doen” heeft geroepen, welke verklaring van aangeefster wordt ondersteund door de verklaring van [getuige 2] .
Het door de raadsman mogelijk geachte scenario over de invloed van een gesprek van aangeefster met haar vriendinnen [getuige 2] en [getuige 1] vindt geen steun in het dossier en wordt weersproken door de verklaringen van de getuigen [getuige 1] en [getuige 4] .
3.5.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
Primair
hij op 19 februari 2016 in de gemeente Den Helder door feitelijkheden [slachtoffer] heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen die bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , te weten het brengen van zijn, verdachtes, penis in de vagina van die [slachtoffer] ,
en bestaande die feitelijkheden uit:
- het bij de schouder vastpakken van die [slachtoffer] en
- het meenemen van die [slachtoffer] naar een kelderbox en
- het duwen van het hoofd van die [slachtoffer] in de richting van zijn, verdachtes, penis en
- het omlaag trekken of brengen van de broek van die [slachtoffer]
en aldus voor die [slachtoffer] , mede door het lichamelijk en geestelijk overwicht (door postuur en leeftijd), een bedreigende situatie heeft doen ontstaan.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
Hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. Verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

4.Kwalificatie en strafbaarheid van het feit

Het bewezenverklaarde levert op:
verkrachting
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is derhalve strafbaar.

5.Strafbaarheid van verdachte

Toerekeningsvatbaarheid van verdachte
Omtrent de persoon van verdachte zijn een psychiatrisch en een psychologisch rapport opgemaakt.
Het psychiatrisch rapport gedateerd 29 april 2016, opgemaakt door A.J.E. Visscher, onder supervisie van G.B. van de Kraats, houdt – zakelijk weergegeven – onder meer in dat bij betrokkene schizofrenie van het gedesorganiseerde type, cannabisafhankelijkheid en alcoholmisbruik en (vermoedelijke) zwakbegaafdheid is vastgesteld. Rapporteurs menen dat er enig verband bestaat tussen de gestelde diagnosen en het tenlastegelegde. Ten eerste: bij betrokkene is sprake van zelfoverschatting, maniforme wanen en verhoogde impulsiviteit voortvloeiend uit een licht eufoor psychotisch toestandsbeeld. Vanuit voornoemde wanen beziet betrokkene zichzelf als een aantrekkelijke man waartoe (veel) vrouwen zich aangetrokken voelen op seksueel vlak, waarbij er weinig ruimte is voor inleving in een mogelijk ander perspectief. Hierdoor neigt betrokkene eerder over te gaan tot
grensoverschrijdend gedrag, zoals blijkt uit het tenlastegelegde. Ook is betrokkene ten gevolge van dit toestandsbeeld zelf vermoedelijk (enigszins) seksueel ontremd. Ten tweede is betrokkene (vermoedelijk) zwakbegaafd: zijn geringe intelligentie beperkt hem in het overzien van de consequenties van zijn handelen en draagt eveneens bij aan een verhoogde impulsiviteit en een beperkt vermogen tot inhibitie. Tenslotte was betrokkene onder invloed van cannabis en alcohol tijdens het tenlastegelegde, wat de impulscontrole verder kan verminderen, ontremming in de hand werken en daarmee bijdragen aan het grensoverschrijdend gedrag zoals gebleken is uit het tenlastegelegde. Rapporteurs menen dat de gedragskeuzes en gedragingen ten tijde van het tenlastegelegde in enige mate verklaard kunnen worden vanuit bovengenoemde psychiatrische problematiek en adviseren om betrokkene op grond hiervan te beschouwen als verminderd toerekeningsvatbaar.
Het psychologisch rapport gedateerd 24 juni 2016, opgemaakt door M.G.H. van Willigenburg, houdt – zakelijk weergegeven – onder meer in dat bij betrokkene sprake is van de ziekelijke stoornissen van de geestvermogens schizofrenie van het gedesorganiseerde type dan wel een schizo-affectieve stoornis, en afhankelijkheid van alcohol en cannabis. Hiervan was ook ten tijde van het tenlastegelegde sprake. De rapporteur is van mening dat deze ziekelijke stoornissen betrokkenes keuzevrijheid ten tijde van het tenlastegelegde hebben ingeperkt. De rapporteur acht het aannemelijk dat betrokkene ten gevolge van zijn problematiek minder goed in staat is geweest het gedrag en behoeften van de aangeefster juist af te lezen/interpreteren en dat hij door de combinatie van zijn ontremde stemming, de desorganisatie van het denken en gedrag en de invloed van het middelengebruik in verminderde mate in staat was weerstand aan zijn impulsen te bieden. Ook acht de rapporteur het aannemelijk dat hij in verminderde mate in staat was in te schatten wat de gevolgen van de (tenlastegelegde) gedragingen voor de aangeefster zouden kunnen zijn, wat zijn gedrag ook niet heeft kunnen bijsturen. Geadviseerd wordt om betrokkene als verminderd toerekeningsvatbaar te beschouwen.
De rechtbank neemt de conclusies van deze rapporten over en maakt die tot de hare. Hieruit volgt dat de bewezenverklaarde feiten verdachte in verminderde mate kunnen worden toegerekend.
Voor het overige is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is derhalve strafbaar.

6.De strafoplegging

6.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van dertig maanden waarvan twaalf maanden voorwaardelijk met een proeftijd van vijf jaren en daaraan verbonden de bijzondere voorwaarden zoals geformuleerd in het reclasseringsadvies d.d. 15 juli 2016, opgemaakt door [getuige 5] , als reclasseringswerker werkzaam bij GGZ Reclassering Palier, alsmede een contactverbod met [slachtoffer] .
6.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft de rechtbank verzocht de duur van de proeftijd conform het advies van de deskundigen en de reclassering te beperken tot twee à drie jaar.
6.3.
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sanctie die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede door de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan verkrachting van [slachtoffer] , een meisje van destijds 15 jaar. Hij heeft [slachtoffer] meegenomen naar een kelderbox en daar seks met haar gehad. Met zijn handelen heeft verdachte misbruik gemaakt van het lichamelijke en geestelijke overwicht dat hij op [slachtoffer] had, hetgeen de rechtbank hem aanrekent.
Door op dergelijke wijze te handelen, heeft verdachte op grove wijze inbreuk gemaakt op de lichamelijke en geestelijke integriteit van [slachtoffer] . Voorts hebben de gedragingen van verdachte naast pijn ook gevoelens van angst en onveiligheid bij [slachtoffer] veroorzaakt, zoals onder meer blijkt uit de slachtofferverklaring die ter terechtzitting namens haar is voorgelezen.
Verdachte heeft bij dit alles kennelijk nimmer stilgestaan en heeft zijn eigen behoeften en verlangens boven de belangen van [slachtoffer] geplaatst.
Met betrekking tot de persoon van verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op:
- het op naam van verdachte staand Uittreksel Justitiële Documentatie, gedateerd 26 mei 2016, waaruit blijkt dat de verdachte in 2014 wegens mishandeling onherroepelijk is veroordeeld tot een taakstraf van 30 uren. Verder blijkt hieruit dat verdachte in het verleden onder meer wegens een geweldsdelict onherroepelijk tot een vrijheidsbenemende straf is veroordeeld.
- de Pro Justitia-rapportages, waarvan de korte inhoud hiervoor reeds in de rubriek ‘strafbaarheid van verdachte’ is weergegeven.
Verdachte leed ten tijde van het begaan van de feiten aan ziekelijke stoornissen, die hun doorwerking hebben gevonden in het ten laste gelegde feit. De rechtbank beschouwt verdachte op grond hiervan als verminderd toerekeningsvatbaar.
- het over verdachte uitgebrachte reclasseringsrapport, gedateerd 15 juli 2016 en opgemaakt door [getuige 5] , als reclasseringswerker werkzaam bij GGZ Reclassering Palier. De reclassering acht gezien de ernst van het delict een klinisch zorgtraject binnen een juridisch kader noodzakelijk om de kans op recidive te verkleinen. Betrokkene is niet eerder veroordeeld wegens een dergelijk ernstig delict, er is geen sprake van veelvuldig justitiecontact in de afgelopen jaren en hij heeft zijn medewerking binnen een juridisch kader nog niet kunnen bewijzen. Daarom acht de reclassering een dergelijk traject binnen een voorwaardelijke veroordeling met bijzondere voorwaarden meer passend dan een terbeschikkingstelling met voorwaarden. De reclassering adviseert om aan betrokkene op te leggen een (deels) voorwaardelijke straf met een proeftijd van drie jaren en daaraan gekoppeld als bijzondere voorwaarden een meldplicht bij GGZ Reclassering Palier, een opname in een zorginstelling voor de duur van maximaal twee jaar, een ambulante behandelverplichting met de mogelijkheid van een kortdurende klinische opname ten behoeve van crisis, detoxificatie, stabilisatie, observatie en/of diagnostiek en een opname in een instelling voor begeleid wonen of maatschappelijke opvang.
De ernst van het feit rechtvaardigt naar het oordeel van de rechtbank de oplegging van een vrijheidsbenemende straf van langere duur. Gelet op het vorenstaande is de rechtbank echter van oordeel dat bij de op te leggen straf het accent dient te liggen op een voortvarende klinische behandeling, om herhaling van strafbare gedragingen van verdachte in de toekomst te voorkomen. In verband daarmee zal aan verdachte een zodanige straf worden opgelegd dat hij op korte termijn met de behandeling kan starten. De rechtbank betrekt daarbij dat verdachte niet eerder wegens zedendelicten is veroordeeld, verminderd toerekeningsvatbaar is en geen geweld heeft gebruikt.
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank bepalen dat een gedeelte van de op te leggen vrijheidsbenemende straf vooralsnog niet ten uitvoer wordt gelegd en zal zij daaraan een proeftijd verbinden, opdat verdachte ervan wordt weerhouden zich voor het einde van die proeftijd schuldig te maken aan een strafbaar feit. De rechtbank zal aan het voorwaardelijk deel van de op te leggen straf de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden verbinden.
Daarnaast acht de rechtbank een contactverbod met [slachtoffer] passend en geboden. Een dergelijk verbod zal als bijzondere voorwaarde aan het voorwaardelijk deel van de op te leggen straf worden verbonden.
Anders dan door de officier van justitie is gevorderd, ziet de rechtbank geen aanleiding om aan verdachte een langere proeftijd op te leggen dan de proeftijd van drie jaren zoals door de reclassering is geadviseerd.

7.Vordering benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel

De benadeelde partij [slachtoffer] heeft een vordering tot schadevergoeding van € 5.270,18 ingediend tegen verdachte wegens materiële en immateriële schade die zij als gevolg van het ten laste gelegde feit zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag. De gestelde materiële schade bestaat uit de kosten gemaakt ten behoeve van inenting en slaapmedicatie (€ 92,23), slaapmedicatie aangeschaft bij de Kruidvat (€ 24,94), een broek bij de H&M (€ 20,10), jas (€ 25,-) en trui (€ 18,-), welke kledingstukken als bewijsstuk in beslag zijn genomen, en de reiskosten naar het slachtoffergesprek met de officier van justitie (€ 28,96) alsmede naar het Centrum Seksueel Geweld (€ 60,95). De gestelde immateriële schade bestaat uit een bedrag aan smartengeld (€ 5.000,-).
De officier van justitie heeft gevorderd dat de rechtbank de vordering tot een bedrag van
€ 5.247,18 zal toewijzen en de vordering voor het overige af te wijzen, nu uit de bon van de Kruidvat blijkt dat kosten ten behoeve van de aanschaf van slaapmedicatie € 11,99 bedragen en uit de bon van de H&M volgt dat er twee truien van € 10,05 zijn aangeschaft en slechts één voor toewijzing in aanmerking komt.
De rechtbank is met de officier van justitie van oordeel dat de materiële schade tot een bedrag van € 247,18 rechtstreeks voortvloeit uit het primair bewezen verklaarde feit. Tevens komt de rechtbank vergoeding van de gestelde immateriële schade billijk voor gelet op de onderbouwing van de vordering en het verhandelde ter terechtzitting. In zoverre zal de vordering dan ook worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 19 februari 2016 tot aan de dag der algehele voldoening. De rechtbank zal de vordering voor het overige afwijzen.
Daarnaast dient verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.
schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank ziet als gevolg van verdachtes bewezen verklaarde handelen [kort gezegd: verkrachting] aanleiding ter zake van de vordering van de benadeelde partij de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht op te leggen.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De artikelen 14a, 14b, 14c, 36f en 242 van het Wetboek van Strafrecht zijn van toepassing,
zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

9.Beslissing

De rechtbank:
 Verklaart bewezen dat verdachte het primair ten laste gelegde feit heeft begaan zoals hiervoor onder 3.5. weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat het bewezen verklaarde feit het hierboven onder 4. vermelde strafbare feit oplevert.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
 Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
20 (twintig) maanden.
Beveelt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot
10 (tien) maanden nietten uitvoer zal worden gelegd en stelt daarbij een proeftijd vast van
3 (drie jaren).
Stelt als algemene voorwaarden dat veroordeelde:
-zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
-ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
-medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
Stelt als bijzondere voorwaarden dat veroordeelde:
- zich gedurende maximaal de proeftijd zal melden bij GGZ Reclassering Palier, zolang en zo frequent de reclassering dit noodzakelijk acht;
- zich gedurende maximaal twee jaren zal laten opnemen in de FPA van GGZ Noord-Holland-Noord, althans een soortgelijke intramurale instelling, waarbij veroordeelde zich zal houden aan de aanwijzingen die veroordeelde in het kader van die behandeling door of namens de (geneesheer-)directeur van die instelling zullen worden gegeven;
- zich, aansluitend aan de klinische behandeling, (ambulant) onder behandeling zal blijven stellen van GGZ Noord-Holland Noord, of een soortgelijke zorginstelling, op de tijden en plaatsen als door of namens die zorginstelling aan te geven, teneinde zich te laten behandelen voor zijn verslavingsproblematiek en psychiatrische problematiek – daaronder begrepen de mogelijkheid van kortdurende klinische opname voor de duur van maximaal zeven weken ten behoeve van crisis, detoxificatie, stabilisatie, observatie en/of diagnostiek – waarbij veroordeelde zich zal houden aan de aanwijzingen die veroordeelde in het kader van die behandeling door of namens de (geneesheer-)directeur van die instelling zullen worden gegeven;
- aansluitend aan de klinische behandeling zal verblijven in een instelling voor begeleid wonen of maatschappelijke opvang, zulks ter beoordeling van de reclassering, waarbij veroordeelde zich zal houden aan het (dag-) programma dat deze instelling in overleg met de reclassering heeft opgesteld;
- dat veroordeelde gedurende de proeftijd op geen enkele wijze - direct of indirect - contact zal opnemen, zoeken of hebben met [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum 2] .
Geeft opdracht aan de reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk deel van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
 Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij
[slachtoffer]geleden schade tot een bedrag van
€ 5.247,18 (vijfduizend tweehonderdzevenenveertig euro en achttien cent)bestaande uit € 247,18 (tweehonderdzevenenveertig) ter vergoeding van geleden materiële schade en € 5.000,- ter vergoeding van geleden immateriële schade, en veroordeelt verdachte tot betaling van dit bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 19 februari 2016 tot aan de dag der algehele voldoening, aan [slachtoffer] voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
Veroordeelt verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Wijst af het meer of anders gevorderde.
 Legt verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van slachtoffer [slachtoffer] de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van
€ 5.247,18 (vijfduizend tweehonderdzevenenveertig euro en achttien cent), vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 19 februari 2016 tot aan de dag der algehele voldoening, bij gebreke van betaling of verhaal te vervangen door
61 (eenenzestig) dagenhechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door:
mr. P.H.B. Littooy, voorzitter,
mr. A.S. van Leeuwen en mr. G.A.M. van Dijk, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. S.D.M. Piet,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 9 september 2016.
Mr. Van Dijk is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.De door de rechtbank in de voetnoten als proces-verbaal aangeduide bewijsmiddelen zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door personen die daartoe bevoegd zijn en voldoen ook overigens aan de daaraan bij wet gestelde eisen.
2.Proces-verbaal van bevindingen verbalisant R. Stol d.d. 20 februari 2016, p. 8.
3.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 3] d.d. 22 februari 2016, p. 96.
4.Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer] d.d. 21 februari 2016, p. 65 en 66.
5.Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer] d.d. 21 februari 2016, p. 65, 66 en 68 onderaan; Proces-verbaal van bevindingen verbalisant K. Henstra d.d. 20 februari 2016, p. 13.
6.Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer] d.d. 21 februari 2016, p. 66 en 67, 68 onderaan.
7.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] d.d. 21 februari 2016, p. 87 en 88.
8.Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer] d.d. 21 februari 2016, p. 67.
9.Proces-verbaal van aangeefster [slachtoffer] d.d. 22 februari 2016, p. 76.
10.Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer] d.d. 21 februari 2016, p. 68.
11.Proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 21 februari 2016, p. 37 tot en met 39.