In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 28 september 2016 uitspraak gedaan in een geschil over de kostenvergoeding in verband met een naheffingsaanslag parkeerbelasting. Eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde J.A. Klaver, had op 28 juli 2015 haar auto geparkeerd en een naheffingsaanslag van € 59,60 ontvangen. Bij de uitspraak op bezwaar op 2 juli 2015 heeft verweerder, de heffingsambtenaar van de gemeente Hoorn, de naheffingsaanslag vernietigd, maar het verzoek om vergoeding van de proceskosten afgewezen. Eiseres stelde dat de parkeerbelasting was voldaan en dat de naheffingsaanslag onterecht was opgelegd, wat aanleiding zou moeten geven tot kostenvergoeding.
De rechtbank heeft overwogen dat de parkeercontroleur in redelijkheid het parkeerkaartje met het fictieve kenteken 1234CE niet als bewijs van betaling kon aanvaarden. De rechtbank oordeelde dat de enkele aanwezigheid van het parkeerkaartje in de auto niet voldoende was om aan te nemen dat de verschuldigde parkeerbelasting was betaald. De rechtbank concludeerde dat verweerder geen verwijt kon worden gemaakt voor het opleggen van de naheffingsaanslag, aangezien eiseres bewust een fictief kenteken had ingevoerd. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees de aanvraag voor proceskostenvergoeding af.
De uitspraak benadrukt de noodzaak voor belanghebbenden om de juiste gegevens te verstrekken bij het voldoen aan parkeerbelasting en de voorwaarden waaronder kostenvergoeding kan worden toegekend. De rechtbank heeft de zaak in het openbaar behandeld en de beslissing is op 28 september 2016 bekendgemaakt.