Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
1.[De B.V.]
[De man]wonende te Haarlem
1.Het procesverloop
2.De feiten
3.De vordering
30 augustus 2016 tot aan de dag van algehele betaling, ten laste van de B.V.;
-subsidiair betaling van € 30.000,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf
30 augustus 2016 tot aan de dag van algehele betaling, ten laste van [De man] .
Zij legt aan de vordering ten grondslag – kort weergegeven – dat [De B.V.] de huurpenningen waarop [De vrouw] recht heeft omdat zij eigenaar is van de helft van het bedrijfspand, nooit aan haar heeft betaald. Indien de B.V. de huurpenningen volledig aan [De man] heeft betaald, dient [De man] het deel van [De vrouw] aan haar te betalen.
4.Het verweer
Het spoedeisend belang ontbreekt. Voorts is de vordering niet aannemelijk en is er sprake van een inbreuk op de echtscheidingsprocedure en de getroffen voorlopige voorzieningen. Ten slotte voert [gedaagde] aan dat de B.V. de huurverplichting heeft voldaan door de
huur op de rekening-courant van de B.V. te storten, waaruit door [De man] voor het levensonderhoud van hem en [De vrouw] opnamen werden gedaan.
5.De beoordeling
6.De beslissing
weigert de gevorderde voorziening;