In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 1 september 2016 uitspraak gedaan in een verzoek van de Jeugdbescherming Regio Amsterdam (GI) om de verblijfplaats van de minderjarigen [minderjarige 1] en [minderjarige 2] te wijzigen. De GI stelde dat het huidige pleeggezin niet de juiste basis biedt voor de noodzakelijke hulpverlening aan de kinderen, die kampen met ernstige trauma- en hechtingsproblematiek. De kinderrechter heeft de zaak met gesloten deuren behandeld en de betrokken partijen gehoord, waaronder de moeder, de vader van de minderjarigen, de pleegouders en vertegenwoordigers van de Bascule en de GI.
De kinderrechter heeft vastgesteld dat de kinderen al geruime tijd bij de pleegouders wonen en dat er een sterke emotionele band is ontstaan. Ondanks de zorgen van de GI over de thuissituatie, heeft de kinderrechter geoordeeld dat een verplaatsing van de kinderen niet in hun belang is. De kans op negatieve gevolgen van een overplaatsing, zoals het verbreken van hechtingsrelaties, is groot. De kinderrechter heeft ook overwogen dat de pleegouders bereid zijn om samen te werken met de hulpverlening en dat er vooruitgang wordt geboekt in de zorg voor de kinderen.
Uiteindelijk heeft de kinderrechter het verzoek van de GI om de verblijfplaats van de kinderen te wijzigen afgewezen, met de overweging dat de huidige situatie bij de pleegouders hen de nodige stabiliteit biedt en dat er geen dringende redenen zijn voor een verandering.