In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 9 november 2016 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen een eiseres, een gewichtsconsulente, en meerdere gedaagden, waaronder andere gewichtsconsulenten en een uitgeverij. De eiseres vorderde een verklaring voor recht dat de gedaagden onrechtmatig hadden gehandeld door inbreuk te maken op haar auteursrecht en door slaafse nabootsing. De eiseres stelde dat de gedaagden delen van haar boeken zonder toestemming hadden overgenomen en dat dit verwarringsgevaar bij het publiek had veroorzaakt. De rechtbank heeft de procedure in detail behandeld, waarbij de eiseres haar vorderingen heeft gewijzigd en de gedaagden verweer hebben gevoerd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de eiseres in het verleden meerdere beschuldigingen van plagiaat heeft geuit tegen de gedaagden, maar dat deze beschuldigingen niet voldoende onderbouwd waren. De rechtbank oordeelde dat de totaalindruk van de boeken van de eiseres en de gedaagden verschillend was en dat de eiseres niet had aangetoond dat er sprake was van inbreuk op haar auteursrecht. Ook het beroep op slaafse nabootsing werd afgewezen, omdat de rechtbank oordeelde dat indien het beroep op auteursrechtelijke bescherming faalt, er ook geen bescherming kan worden verkregen op basis van slaafse nabootsing. De rechtbank heeft de vorderingen van de eiseres afgewezen en haar veroordeeld in de proceskosten van de gedaagden.