ECLI:NL:RBNHO:2016:8404
Rechtbank Noord-Holland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Belastingrechtelijke geschil over kosten van grondbewerking en toerekening van subsidies in landbouwbedrijf
In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 13 oktober 2016 uitspraak gedaan in een belastingrechtelijk geschil tussen eiser, een vennootschap onder firma die een landbouwbedrijf exploiteert, en de inspecteur van de Belastingdienst. Eiser had in 2010 een navorderingsaanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen ontvangen, die was gebaseerd op een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 14.746. Na bezwaar werd dit bedrag verlaagd, maar eiser ging in beroep tegen de uitspraken op bezwaar. De rechtbank heeft de zaak behandeld en geconcludeerd dat de kosten van grondbewerking, die eiser had gemaakt om de grond geschikt te maken voor landbouw, ten laste van het resultaat konden worden gebracht. De rechtbank oordeelde dat de grond zich reeds bij aankoop in de juiste staat bevond en dat de werkzaamheden geen verandering in de staat van de grond teweegbrachten. Dit betekende dat de kosten van € 20.000 voor het diepwoelen van de grond in 2010 volledig ten laste van het resultaat konden worden gebracht. Daarnaast werd er een geschil behandeld over de toerekening van kosten aan een vrijgestelde subsidie. De rechtbank oordeelde dat de kosten pro rata aan de subsidie moesten worden toegerekend, en dat eiser onvoldoende onderbouwing had gegeven voor zijn standpunt dat alleen directe kosten aan de subsidie moesten worden toegerekend. De rechtbank verklaarde de beroepen gegrond, vernietigde de uitspraken op bezwaar en verlaagde de navorderingsaanslagen overeenkomstig de uitspraak.