ECLI:NL:RBNHO:2016:8447

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
12 oktober 2016
Publicatiedatum
12 oktober 2016
Zaaknummer
C/15/238715 / FA RK 16-643
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging kinderbijdrage en kostenveroordeling in familiezaken

In deze zaak heeft de rechtbank Noord-Holland op 12 oktober 2016 uitspraak gedaan in een verzoek tot wijziging van de kinderbijdrage. De man, vertegenwoordigd door advocaat mr. I. Vledder, verzocht om de kinderbijdrage met ingang van 1 februari 2016 op nihil vast te stellen, onder verwijzing naar gewijzigde omstandigheden. De vrouw, vertegenwoordigd door advocaat mr. L.M. Wagemaker, heeft verweer gevoerd en verzocht om afwijzing van het verzoek, alsook om een kostenveroordeling. De rechtbank heeft vastgesteld dat het huwelijk van partijen op 3 mei 2007 is ontbonden en dat er uit dit huwelijk minderjarigen zijn geboren. De man heeft in het verleden verschillende kinderbijdragen betaald, maar stelt dat zijn financiële situatie is verslechterd door faillissementen van zijn ondernemingen. De vrouw betwist de stellingen van de man en stelt dat hij onvoldoende bewijs heeft geleverd voor zijn gewijzigde omstandigheden. De rechtbank heeft geoordeeld dat de man niet voldoende heeft onderbouwd dat er sprake is van relevante gewijzigde omstandigheden die een wijziging van de kinderbijdrage rechtvaardigen. Daarnaast heeft de rechtbank geoordeeld dat de man nodeloos heeft geprocedeerd, wat heeft geleid tot een kostenveroordeling in het voordeel van de vrouw. De rechtbank heeft het verzoek van de man afgewezen en hem veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Sectie Familie & Jeugd
locatie Alkmaar
RvD
alimentatie/tegenspraak
zaak-/rekestnr.: C/15/238715 / FA RK 16-643
beschikking van de enkelvoudige kamer voor familiezaken van 12 oktober 2016
in de zaak van:
[de man],
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen: de man,
advocaat mr. I. Vledder, kantoorhoudende te Amsterdam,
tegen
[de vrouw],
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen: de vrouw,
advocaat mr. L.M. Wagemaker, kantoorhoudende te Hoorn.

1.Procedure

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift van 2 februari 2016, met producties, van de man, ontvangen op 3 februari 2016;
- het verweerschrift van 3 maart 2016, met producties, van de vrouw, ontvangen op 4 maart 2016;
- het bericht van 16 augustus 2016, met producties, van de man, ontvangen op 22 augustus 2016;
- het bericht van 17 augustus 2016, met producties, van de man, ontvangen op 18 augustus 2016.
1.2
De behandeling van de zaak heeft plaatsgevonden op de zitting van 1 september 2016 in aanwezigheid van partijen, de man, bijgestaan door mr. I. Vledder en de vrouw, bijgestaan door mr. L.M. Wagemaker.

2.Feiten en omstandigheden

2.1
Het huwelijk van partijen is op [datum] ontbonden door inschrijving van de echtscheidingsbeschikking van 3 mei 2007 van de rechtbank te Alkmaar in de registers van de burgerlijke stand.
2.2
Uit dit huwelijk zijn geboren de minderjarigen [minderjarigen] :
- [minderjarige] , geboren op [geboortedatum] in [geboorteplaats] ,
- [minderjarige] , geboren op [geboortedatum] in [geboorteplaats] .
2.3
De minderjarigen verblijven bij de vrouw. Bij beschikking van 14 januari 2015 van deze rechtbank is de vrouw belast met de uitoefening van het eenhoofdig gezag over de minderjarigen.
2.4
Partijen zijn in het echtscheidingsconvenant van 16 maart 2007 overeengekomen dat de man een bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarigen (hierna: kinderbijdrage) aan de vrouw zal voldoen van € 300,00 per kind per maand.
2.5
Bij beschikking van 17 december 2008 van de rechtbank te Alkmaar is bepaald dat de man met ingang van 1 mei 2008 een kinderbijdrage van € 135,00 per kind per maand dient te voldoen.
2.6
Bij beschikking van 20 december 2011 van het gerechtshof te Amsterdam is de kinderbijdrage met ingang van 28 juli 2011 op € 17,00 per kind per maand gesteld, voor de duur van de uithuisplaatsing.
2.7
Bij beschikking van 13 juni 2012 van de rechtbank te Alkmaar is de kinderbijdrage met ingang van 23 maart 2012 op € 245,00 per kind per maand gesteld.
2.8
Bij beschikking van 27 november 2013 van deze rechtbank is de kinderbijdrage voor de periode van 29 maart 2013 tot 29 oktober 2016 vastgesteld op € 139,00 per kind per maand.
2.9
De man heeft sinds [datum] een geregistreerd partnerschap met mevrouw [naam] en zij wonen samen met haar twee kinderen ( [naam] , geboren op [geboortedatum]
,en [naam] , geboren op [geboortedatum] ).

3.Verzoek en verweer

3.1
De man heeft verzocht om bij beschikking, uitvoerbaar bij voorraad, met wijziging van de beschikking van 27 november 2013 van deze rechtbank, de kinderbijdrage met ingang van 1 februari 2016 nader vast te stellen op nihil.
3.2
De vrouw heeft gevraagd dit verzoek van de man af te wijzen, dan wel hem niet-ontvankelijk te verklaren, met veroordeling van de man in de proceskosten.

4.Beoordeling

4.1
Als grond voor zijn verzoek voert de man aan dat de vastgestelde kinderbijdrage als gevolg van gewijzigde omstandigheden niet langer aan de wettelijke maatstaven voldoet. De gewijzigde omstandigheden bestaan er volgens de man uit dat op [datum] twee van zijn ondernemingen, [onderneming] en [onderneming] , failliet zijn verklaard. Dit heeft tot gevolg dat er in zijn ondernemingen [onderneming] en [onderneming] geen inkomen meer wordt gegenereerd. In deze ondernemingen zit ook geen vermogen. Begin februari 2016 zijnde activiteiten in [onderneming] en [onderneming] overgenomen door [onderneming] ., waar de man nu in loondienst werkt. Vanaf medio februari 2016 verdient de man € 2.480,00 bruto per maand, te weten € 29.760,00 op jaarbasis, terwijl de eerder vastgestelde kinderbijdrage van € 245,00 per kind per maand is gebaseerd op een bruto jaarinkomen als DGA van € 70.392,00 per jaar, aldus de man.
4.2
In de eerste plaats heeft de vrouw gesteld dat de beschikking waarvan de man wijziging verzoekt, niet de beschikking is waarin is bepaald dat de man € 245,00 per kind per maand dient te voldoen, zodat hij reeds om die reden niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in zijn verzoek. Daarnaast is de vrouw van mening dat de door de man aangevoerde wijzigingsgrond onvoldoende is om de kinderbijdrage te wijzigen. De vrouw zet grote vraagtekens bij de betrouwbaarheid van de stellingen van de man, aangezien hij in 2011 nog een aantoonbaar fors vermogen had en de man bekend is met ondernemen door te schuiven met vermogen. De door de man overgelegde gegevens zijn incompleet. Zolang de man niet bewijsstukken komt, kan er volgens de vrouw geen inkomensverlaging worden aangenomen. Bovendien is opvallend dat de partner van de man, [naam] , sinds kort een nieuwe onderneming op haar naam heeft staan. De vrouw vermoedt dat de man een deel van zijn vermogen daar in heeft geïnvesteerd. Tot slot verzoekt de vrouw de man te veroordelen in de proceskosten. De rechtbank en het hof hebben zich inmiddels vijf maal gebogen over de kinderbijdrage. De vrouw is moegestreden en raakt financieel in de problemen.
4.3
De rechtbank stelt het volgende voorop. Krachtens artikel 1:401, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek kan een rechterlijke uitspraak of een overeenkomst betreffende levensonderhoud bij latere rechterlijke uitspraak worden gewijzigd of ingetrokken wanneer zij nadien door wijziging van omstandigheden ophoudt aan de wettelijke maatstaven te voldoen. Vereist voor wijziging van een vastgestelde of overeengekomen onderhoudsverplichting, dat zich een wijziging van omstandigheden heeft voorgedaan die meebrengt dat de uitspraak niet meer aan de wettelijke maatstaven voldoet. Alleen die wijzigingen waardoor het aanvankelijk vastgestelde of overeengekomen bedrag niet langer voldoet aan de wettelijke maatstaven zijn in dit opzicht relevant.
Voorts dient krachtens de bepalingen van burgerlijke rechtsvordering het verzoekschrift een duidelijke omschrijving te bevatten van het verzoek en de gronden waarop dat verzoek berust.
4.4
De rechtbank begrijpt dat de man wijziging wenst van de beschikking van 13 juni 2012 van de rechtbank te Alkmaar, waarin de kinderbijdrage - met wijziging van de beschikking van 20 december 2011 - met ingang van 23 maart 2012 nader is vastgesteld op € 245,00 per kind per maand. In deze procedure heeft de man geen verweer gevoerd. Dit betekent dat er een terughoudende toetsing van het wijzigingsverzoek heeft plaatsgevonden. Of sprake is van relevant gewijzigde omstandigheden ten opzichte van de situatie destijds is derhalve moeilijk te beoordelen. Het had op de weg van de man, als verzoeker, gelegen om dit te onderbouwen. Dat de geldende bijdrage is gebaseerd op een bruto jaarinkomen van € 70.392,00 zoals de man stelt, is niet gebleken. Daarnaast lag het op de weg van de man om zijn huidige inkomenspositie inzichtelijk te maken. Van de BV’s die niet failliet zijn verklaard, [onderneming] en [onderneming] , ontbreekt ieder stuk.
Ten aanzien van de failliete BV’s heeft de man desgevraagd ter zitting verklaard dat [onderneming] en [onderneming] wegens twee grote oninbare vorderingen op zijn eigen verzoek per [datum] failliet zijn verklaard.
Begin februari 2016 zijn de activiteiten van deze ondernemingen overgenomen door [onderneming] , dat op [datum] is opgericht. De partner van de man, [naam] , is (enig) bestuurder van [onderneming] . Deze functie heeft zij naast haar eigen, ook recent opgerichte onderneming [onderneming] . Het betreft een onderneming in sieraden. De man is per [datum] bij [onderneming] in loondienst getreden. De man heeft verklaard dat zijn partner hem namens de aandeelhouders een salarisvoorstel heeft gedaan, dat hij heeft geaccepteerd. De man heeft verder ter zitting aangegeven dat zijn partner wel weet wie de aandeelhouders zijn van [onderneming] , maar hijzelf niet. Dat komt de rechtbank niet aannemelijk voor.
Voor de rechtbank is wel duidelijk dat sprake is van een doorstart en dat de man feitelijk nog dezelfde werkzaamheden op dezelfde plek verricht. Er lijkt sprake te zijn van een constructie en de man had hier inzicht in behoren te geven, ook ten aanzien van de positie van zijn partner in het geheel.
De man heeft voorts nagelaten zijn aangifte en aanslag inkomstenbelasting 2015 in het geding te brengen, terwijl hij in het verzoekschrift van 3 februari 2016 zelf heeft aangekondigd dat hij deze nog gaat overleggen. Dat deze stukken nog niet gereed zijn gemaakt door de accountant, zoals de man ter zitting heeft aangegeven, komt in deze fase van het jaar voor rekening en risico van de man, zeker gezien zijn toezegging.
Bij deze stand van zaken is ook de rechtbank van oordeel dat de man onvoldoende heeft onderbouwd dat er sprake is van een wijziging van omstandigheden, dit dus nog los van het feit dat recente en verifieerbare stukken ontbreken. Dit leidt ertoe dat de rechtbank het verzoek van de man zal afwijzen.
Proceskosten
4.5
De vrouw heeft verzocht om een kostenveroordeling. Gebruikelijk in zaken tussen ex-partners is dat partijen ieder de eigen kosten dragen. Toch kan er ook in de situatie tussen ex-partners sprake zijn van een situatie waarin een kostenveroordeling aan de orde is wanneer sprake is van nodeloos procederen. De rechtbank ziet hiertoe aanleiding en wel om de hiernavolgende redenen.
De man heeft in het inleidend verzoekschrift verzocht om de kinderbijdrage op nihil te stellen en aangekondigd de jaarstukken in de loop van de procedure over te leggen. Enige (financiële) onderbouwing van zijn stellingen, en daarmee inzicht in zijn financiële situatie, ontbreekt in het verzoekschrift. Ook nadat de vrouw gemotiveerd verweer heeft gevoerd tegen het verzochte en uitdrukkelijk om inzicht in de bedrijfssituatie van de man heeft verzocht, is de man niet met (recente) stukken gekomen. Op zitting heeft de man bovendien geen duidelijkheid kunnen of willen geven over de doorstart van zijn onderneming.
De wijze waarop de man de procedure is gestart en heeft voortgezet, maakt dat de rechtbank van oordeel is dat een kostenveroordeling op zijn plaats is.

5.Beslissing

De rechtbank:
5.1
wijst het verzoek van de man af;
5.2
veroordeelt de man in de kosten van de procedure, tot op heden aan de zijde van de vrouw begroot op € 79,00 aan griffierecht en op € 287,00 aan salaris advocaat.
Deze beschikking is gegeven door mr. M.E. Allegro, rechter, in tegenwoordigheid van mr. R.M. van Diepen, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 12 oktober 2016.
Tegen deze beschikking kan – voor zover er definitief is beslist – door tussenkomst van een advocaat hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam. De verzoekende partij en de verschenen belanghebbenden dienen het hoger beroep binnen de termijn van drie maanden na de dag van de uitspraak in te stellen. Andere belanghebbenden dienen het beroep in te stellen binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking of nadat deze hun op andere wijze bekend is geworden.