Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
1.Het procesverloop
5 november 2015 en faxbericht van 9 november 2015 nog stukken toegezonden.
2.De feiten
19 vestigingen in Nederland, waaronder een vestiging in [vestigingsplaats] .
“(…) Voordat wij op uw overige verzoeken ingaan willen wij graag eerst constateren of u zich inderdaad tot en met de laatste werkdag ten volle heeft ingezet voor [gedaagde] (…) Ik stel voor dat wij elkaar vlak voor uw laatste werkdag c.q. als wij zicht hebben op de manier van afwikkeling, ergens in het land treffen om o.a. over uw overige verzoeken een gesprek te voeren. (…)”
“ [voornaam 1] [eiser] werkt niet meer bij [gedaagde] . Er waren gegronde redenen o.a. ernstige economische benadeling van [gedaagde] om zijn dienstverband met onmiddellijk ontslag op staande voet te beëindigen hetgeen rond 12:30 uur heden middag een feit was.
“(…) U bent aan het einde van dat gesprek(toevoeging kantonrechter: op 27 februari 2015)
op staande voet ontslagen. De redenen daarvoor zijn aan u mondeling medegedeeld en toegelicht en worden hierbij nogmaals - kort - bevestigd.
- het zonder overleg en toestemming met de directie van cliënte uitbetalen van provisies aan personen, al dan niet voor het aanleveren van opdrachten;
- het op onverklaarbare wijze buiten de administratie houden van leveringen van goederen waarvan – bij gebreke van enige toelichting door u – niet meer traceerbaar is waar de goederen, zijn gebleven door geen officiële op naam gestelde- lever(…)bon of factuur te maken;
- het in weerwil van de door cliënte jegens bepaalde klanten afgekondigde leverblokkade in het computersysteem waardoor zelfs geen orders ingevoerd konden worden, toch doorleveren terwijl de facturatie werd opgeschort/uitgesteld/afgesteld. (…)”
9 november 2015 is per 11 maart 2015 de eenmanszaak [bedrijfsnaam] op naam van [eiser] ingeschreven. Als activiteiten staan in dit register vermeld
“het sluiten van onderhoudscontrac-ten ten behoeve van dakbeheer; verrichten van levensduurverlengend onderhoud aan vlakke daken; geven van advies over en montage en applicatie van dakveiligheidsprodukten en kunststof dakbedekkingen.”[eiser] is in zijn onderneming als dakdekker werkzaam.
3.De vorderingen
27 februari 2015 op staande voet ontslagen. [eiser] heeft tijdig de nietigheid van het gegeven ontslag op staande voet ingeroepen.
[gedaagde] heeft voorts in strijd met goed werkgeverschap gehandeld door in de e-mail van
27 februari 2015 aan haar personeel onrechtmatige informatie over [eiser] te geven. Het is zeer waarschijnlijk dat de inhoud van deze e-mail buiten [gedaagde] terecht is gekomen bij onder meer bedrijven en personen met wie [eiser] - privé en zakelijk - te maken heeft gehad of zal hebben. Daarom kan [gedaagde] geen rechten ontlenen aan het concurrentiebeding en/of het relatiebeding in de arbeidsovereenkomst met [eiser] .
4.Het verweer en de tegenvordering
De goederen waarvoor een 0-factuur is aangemaakt, zijn immers uit de handelsvoorraad van [eiser] verdwenen en deze heeft [eiser] zich toegeëigend hetzij aan klanten geleverd zonder dat daar een betaling tegenover stond. Het is daarnaast ten strengste verboden bij [gedaagde] bedragen/steekpenningen of cadeaus te geven om opdrachten te krijgen. Ook de overige met [eiser] op 27 februari 2015 besproken incidenten leveren ieder op zich een dringende reden op voor het gegeven ontslag op staande voet. [eiser] heeft tegen het hem gezonden gespreksverslag geen (inhoudelijke bezwaren) geuit.
III. [eiser] veroordeelt aan [gedaagde] te betalen € 19.671,94, te vermeerderen met de wettelijke rente over voormeld bedrag vanaf de dag van dagvaarding tot aan de dag van algehele voldoening, en:
[ex medewerker gedaagde] dakdekkerwerkzaamheden uit te voeren aan een winkelcentrum in [plaats XX] , waarbij ook een relatie van [gedaagde] is betrokken, te weten [relatie van gedaagde] . [eiser] heeft daardoor een opeisbare boete van € 22.689,-- per overtreding, totaal € 45.378,-- verbeurd.
5.Het verweer tegen de tegenvordering
6.De beoordeling
waarbij 9 december 2015 staat vermeld. [gedaagde] heeft daartegenover betoogd dat het bij de facturen met datum 24 februari 2015 gaat om vier facturen uit februari 2012 en dat de factuur waarbij 9 december 2015 is vermeld een factuur uit december 2011 betreft.
[naam YY] van [bedrijfsnaam YY] ( [naam YY] ) van onder meer
21 augustus 2015. Naar aanleiding van een e-mail van [manager gedaagde] dat nog een factuur van
4 maart 2014 openstaat, heeft [naam YY] geschreven
: “Dit is zwart betaald voor de zoveelste keer! [voornaam 2] [collega eiser] en [voornaam 1] .”en als [manager gedaagde] meldt dat volgens [collega eiser] de factuur niet is betaald:
“Ik vind dit voorval erg vervelend (…) maar ik heb 100% de rekening zwart/contant betaald, wij hebben meerdere materialen zo betaald.”De kantonrechter houdt het ervoor dat [naam YY] als hij het heeft over
“ [voornaam 1] ”[eiser] bedoelt, aangezien [systeembeheerder van gedaagde] [eiser] in zijn verklaring ook [voornaam 1] noemt. De inhoud van deze e-mails heeft [eiser] overigens niet bestreden.