ECLI:NL:RBNHO:2016:8537

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
24 oktober 2016
Publicatiedatum
14 oktober 2016
Zaaknummer
14-004349
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontvankelijkheid van verzoeker in verzoek tot schadevergoeding na beëindiging strafzaak zonder strafoplegging

Op 26 november 2014 diende mr. V.C. van der Velde, advocaat, een verzoekschrift in bij de rechtbank Noord-Holland, locatie Alkmaar, namens verzoeker, die schadevergoeding vroeg van de Staat. Dit verzoek was gerelateerd aan een strafzaak die op 19 september 2014 was geseponeerd. Het verzoekschrift werd op 10 oktober 2016 in raadkamer behandeld, waarbij mr. R.G.M. Rijhoff en officier van justitie mr. P. van Lennep aanwezig waren. Verzoeker vroeg om een schadevergoeding van € 105,- voor schade door onterecht ondergane verzekering en € 280,- voor kosten van juridische bijstand. De rechtbank oordeelde dat verzoeker ontvankelijk was in zijn verzoek, ondanks dat het verzoekschrift aanvankelijk niet ondertekend was. De rechtbank baseerde haar oordeel op eerdere uitspraken van de Hoge Raad en het gerechtshof, die stelden dat een niet ondertekend verzoek kan worden hersteld als de verzoeker aanwezig is in de raadkamer en verklaart het verzoek te wensen. De rechtbank kende uiteindelijk een schadevergoeding van € 385,- toe aan verzoeker, bestaande uit € 105,- voor een verblijf op het politiebureau en € 280,- voor de kosten van de raadsman. De beslissing werd openbaar uitgesproken op 24 oktober 2016.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Afdeling Publiekrecht, Sectie Straf
Locatie Alkmaar
Enkelvoudige raadkamer
Registratienummers: 14-004349 en 14-004353
Parketnummer: 15/660280-13
Uitspraakdatum: 24 oktober 2016
Beschikking(art. 89 en 591a Sv.)

1.Ontstaan en loop van de procedure

Op 26 november 2014 is op de griffie van de rechtbank Noord-Holland, locatie Alkmaar, ingekomen een door mr. V.C van der Velde, advocaat, ingediend verzoekschrift, van
[verzoeker], verzoeker,
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonplaats] ,
domicilie kiezende te (1315 CC) Almere, Flevostraat 6,
ten kantore van mr. V.C. van der Velde, voornoemd.
Het verzoekschrift strekt tot toekenning van een vergoeding ten laste van de Staat ten bedrage van:
  • € 105,- ter zake van de schade die verzoeker stelt te hebben geleden ten gevolge van ten onrechte ondergane verzekering;
  • € 280,- , wegens de kosten van bijstand met betrekking tot het opstellen en indienen van het onderhavige verzoekschrift, dan wel € 550,- in geval van een mondelinge behandeling.
Op 10 oktober 2016 is dit verzoekschrift in het openbaar in raadkamer behandeld.
Voor verzoeker is verschenen mr. R.G.M. Rijhoff, kantoorgenoot van mr. V.C. van der Velde, voornoemd. Tevens was aanwezig de officier van justitie mr. P. van Lennep.

2.Beoordeling

De strafzaak tegen verzoeker is geëindigd door een brief van de officier van justitie van 19 september 2014 aan verzoeker waarin deze meedeelt dat de strafzaak is geseponeerd.
Binnen de daarvoor geldende termijn van drie maanden is op 26 november 2014 door de raadsman van verzoeker een niet door verzoeker ondertekend verzoekschrift tot schadevergoeding ingediend. Uit de begeleidende brief bij het verzoekschrift bleek dat een door verzoeker ondertekend exemplaar zou volgen.
Vervolgens is van de zijde van (de raadsman van) verzoeker lange tijd niets vernomen.
Op 5 augustus 2015 is door de rechtbank om een ondertekend exemplaar van het verzoekschrift verzocht, onder de mededeling dat indien dit zou volgen een mondelinge behandeling niet nodig zou zijn. De officier van justitie had inmiddels op 5 maart 2015 laten weten zich niet te verzetten tegen toekenning van het verzoek.
Vanwege het opnieuw uitblijven van een reactie van de raadsman is de behandeling van het verzoekschrift vervolgens op een raadkamerzitting gepland om verzoeker in de gelegenheid te stellen het gebrek alsnog te helen door zijn aanwezigheid in raadkamer.
Op zondag 9 oktober 2016, een dag voor de raadkamerzitting, is een door verzoeker getekend verzoekschrift naar de strafgriffie van de rechtbank gemaild.
In raadkamer van 10 oktober 2016 heeft de kantoorgenoot van de raadsman van verzoeker een door verzoeker ondertekend exemplaar overgelegd.
Het verzoek tot schadevergoeding dient door verzoeker te zijn ondertekend om vast te stellen dat verzoeker persoonlijk aanspraak maakt op het verzochte bedrag. In het arrest van de Hoge Raad van 5 november 1991 is bepaald dat het verzuim het verzoek zelf te ondertekenen voor gedekt moet worden gehouden indien verzoeker bij het onderzoek in raadkamer aanwezig is en aldaar verklaart de verzochte vergoeding te wensen. [1]
Voorts heeft de Hoge Raad geoordeeld dat dit ook geldt indien de behandeling in raadkamer plaatsvindt na het verstrijken van de termijn voor indiening van het verzoekschrift. Een andere, meer beperkte, opvatting zou tot het niet te rechtvaardigen gevolg leiden dat de ontvankelijkheid van het verzoek afhangt van het tijdstip waarop een raadkameronderzoek wordt geappointeerd, een tijdstip waarop verzoeker niet of slechts in beperkte mate invloed kan uitoefenen. [2]
Het gerechtshof Arnhem heeft geoordeeld dat bij een tijdige indiening van een niet ondertekend verzoekschrift het verzuim ook kan worden hersteld door op een later tijdstip alsnog een door verzoeker ondertekend verzoekschrift in te dienen, maar uiterlijk tot aan de behandeling van het verzoekschrift in raadkamer. Verzoeker maakt dan kenbaar dat hij instemt met het al eerder door de raadsman ingediende verzoek. [3] Dit oordeel wordt gedeeld door deze rechtbank.
Nu het – uiteindelijk ook door verzoeker ondertekende – verzoekschrift is ingediend vóór de behandeling van het verzoekschrift in raadkamer is de rechtbank van oordeel dat verzoeker ontvankelijk is in zijn verzoek.
Verzoeker is op 15 februari 2013 in verzekering gesteld en op 16 februari 2013 in vrijheid gesteld. Op de voet van het bepaalde in de artikelen 89, 90 en 591a van het Wetboek van Strafvordering kan de gewezen verdachte – indien de strafzaak is geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel en zonder dat toepassing is gegeven aan artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht – aanspraak maken op vergoeding van de door deze tengevolge van ondergane verzekering geleden schade, respectievelijk de gemaakte kosten van een advocaat, zo daartoe althans gronden van billijkheid aanwezig zijn, alle omstandigheden in aanmerking genomen.
De officier van justitie heeft in raadkamer laten weten geen bezwaar te hebben tegen toekenning van het verzoek.
De rechtbank acht in dit geval, alle omstandigheden in aanmerking genomen, gronden van billijkheid aanwezig voor toekenning van een vergoeding.
De rechtbank is van oordeel dat voor de kosten van de raadsman voor het indienen en mondeling toelichten van het verzoekschrift een vergoeding op zijn plaats is zoals die gewoonlijk wordt toegewezen voor behandeling zonder mondelinge toelichting. Het hiervoor omschreven verzuim is immers aan (de raadsman van) verzoeker te wijten en bij gelegenheid van de mondelinge behandeling zijn geen nieuwe standpunten uitgewisseld.
Het verzoek zal dan ook worden ingewilligd op de wijze als hieronder is aangegeven.

3.Beslissing

De rechtbank:
Kent aan verzoeker ten laste van de Staat een vergoeding toe van
€ 385,-
(zegge: driehonderd vijfentachtig euro), welk bedrag als volgt is samengesteld:
€ 105,- wegens een verblijf van één dag op een politiebureau;
€ 280,- wegens de kosten van een raadsman voor de indiening en behandeling van het verzoekschrift.
Wijst af het meer of anders verzochte.
Beveelt de uitbetaling door de griffier van deze rechtbank van de bij deze beschikking aan verzoeker toegekende vergoeding op de derdengeldrekening van verzoekers advocaat, bankrekeningnummer NL51 INGB 0006086531 ten name van Stichting Beheer Derdengelden A-Advocaten te Almere, onder vermelding van “schadevergoeding [verzoeker]
/om.”
Samenstelling raadkamer en uitspraakdatum
Deze beschikking is gegeven door mr. L.J. Saarloos, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. M. van Randeraat, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op 24 oktober 2016.
Informatie bij deze beschikking
Voor zover er in deze uitspraak een bedrag is toegewezen kan de opdracht tot uitbetaling van dit bedrag pas worden gegeven nadat de beslissing onherroepelijk is geworden. Bijgaande beschikking is op dit moment nog niet onherroepelijk; de officier van justitie heeft 14 dagen de tijd om hoger beroep in te stellen en voor de verzoekende partij is binnen een maand (30 dagen) na betekening van deze uitspraak hoger beroep mogelijk. Genoemde termijnen kunnen worden bekort wanneer ter griffie afstand wordt gedaan van het recht op het instellen van hoger beroep.
U kunt op de volgende wijze ter griffie afstand doen van het recht op het instellen van hoger beroep:
  • (als verzoeker) in persoon bij de informatiebalie van onze rechtbank;
  • (als advocaat) in persoon bij de informatiebalie van onze rechtbank, indien u verklaart daartoe door verzoeker te zijn gevolmachtigd;
  • (in het geval dat noch verzoeker noch de advocaat in de gelegenheid is om in persoon bij de informatiebalie afstand te doen) door aan een medewerker van de strafgriffie daartoe een schriftelijke bijzondere volmacht te verlenen.