ECLI:NL:RBNHO:2016:8974

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
25 oktober 2016
Publicatiedatum
31 oktober 2016
Zaaknummer
C/15/248501 / FT RK 16/1657
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot gedwongen schuldregeling in faillissementszaak

In deze zaak heeft de rechtbank Noord-Holland op 25 oktober 2016 uitspraak gedaan in een verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling, ingediend door de verzoeker op 6 juni 2016. De verzoeker heeft de rechtbank verzocht om de curator en een aantal schuldeisers te bevelen in te stemmen met een door hem aangeboden schuldregeling op basis van artikel 287a van de Faillissementswet (Fw). Tijdens de zitting op 18 oktober 2016 is de verzoeker gehoord, waarbij de betrokken schuldeisers hun verweer hebben gevoerd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verzoeker een totale schuld heeft van € 365.076,18 aan concurrente en preferente schuldeisers, en dat de curator en enkele schuldeisers niet akkoord zijn gegaan met het aangeboden voorstel.

De rechtbank heeft geoordeeld dat het verzoek tot gedwongen schuldregeling niet kan worden toegewezen, omdat het voorstel niet is getoetst door een onafhankelijke deskundige en de advocaat van de verzoeker niet als onafhankelijk kan worden beschouwd. Bovendien is het voorstel onvoldoende gedocumenteerd en hebben de schuldeisers die niet akkoord zijn gegaan met het voorstel een aanzienlijk aandeel in de totale schuldenlast. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de schuldeisers in redelijkheid tot weigering van instemming met de schuldregeling hebben kunnen komen, en heeft het verzoek van de verzoeker afgewezen. De beslissing over de toelating tot de schuldsaneringsregeling zal in een afzonderlijke uitspraak worden gedaan.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK NOORD-HOLLAND afwijzing dwangakkoord

Afdeling Privaatrecht
Sectie Handel & Insolventie
zaaknummer: C/15/248501 / FT RK 16/1657
Vonnis van de enkelvoudige kamer voor burgerlijke zaken d.d. 25 oktober 2016
in de zaak van
[verzoeker],
wonende te [adres],
verzoeker,
gemachtigde mr. [Advocaat],
tegen
MR. A.J.J. SWEENSin zijn hoedanigheid van
curator in de faillissementen van [Firma]en de beslioten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[Bedrijf] B.V.,
kantoorhoudende te Den Helder,
verweerster,
HAYTEMA BEHEER EN EXPLOITATIE B.V.,
gevestigd te Middenmeer,
advocaat mr. J. de Beurs te Den Helder
verweerster,
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
HBM MARKT B.V.,
gevestigd te Heiloo
advocaat mr. J.N.A. Denninger te Haarlem
verweerster,
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
SINT MAARTEN BEHEER B.V.,
gevestigd te Schagen
advocaat mr. J.N.A. Denninger te Haarlem,
verweerster,
[Verweerder5]
wonende te [adres],
advocaat mr. J.N.A. Denninger te Haarlem
verweerder,
mr. [Verweerder6],
kantoorhoudende te Amsterdam,
verweerder.
Partijen zullen hierna [verzoeker], De Curator, Haytema, HBM, SMB, [Verweerder5] en [Verweerder6] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
[verzoeker] heeft op 6 juni 2016 een verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling ingediend. Bij op 8 september 2016 ter griffie binnengekomen verzoekschrift heeft [verzoeker] de rechtbank verzocht De Curator, Haytema, HBM, SMB, [Verweerder5] en [Verweerder6] te bevelen in te stemmen met een door hem aangeboden schuldregeling als bedoeld in artikel 287a Faillissementswet (Fw).
1.2.
Ter terechtzitting van 18 oktober 2016 is [verzoeker] over beide verzoeken gehoord. Bij de behandeling van het verzoek als bedoeld in artikel 287a Fw zijn namens HBM, SMB en [Verweerder5] verschenen [A.], bijgestaan door mr. Denninger.

2.De feiten

De rechtbank gaat uit van de volgende vaststaande feiten.
2.1.
[verzoeker] heeft blijkens de verklaring ex artikel 285 lid 1 onder e Fw een totale schuld van € 365.076,18 concurrent + € 9,674,00 preferent aan negen schuldeisers.
2.2.
De vordering van De Curator op [verzoeker] bedraagt € 269.614,00.
2.3.
De vordering van Haytema op [verzoeker] bedraagt € 43.126,83.
2.4.
De vordering van HBM op [verzoeker] bedraagt € 2.710,75.
2.5.
De vordering van SMB en [Verweerder5] op [verzoeker] bedraagt € 6.917,25.
2.6.
De vordering van [Verweerder6] op [verzoeker] bedraagt € 647,35.
2.7.
Mr. [Advocaat] heeft namens [verzoeker] bij brief van 7 september 2016 een schuldregeling aangeboden, inhoudende dat aan preferente en concurrente schuldeisers een uitkering wordt gedaan van naar verwachting respectievelijk 0,96% en 0,48% tegen finale kwijting van het restant van hun vorderingen. [verzoeker] zal gedurende 36 maanden naar verwachting € 50,00 per maand gaan sparen.
2.8.
De aangeboden schuldregeling is door de andere schuldeisers aanvaard.
2.9.
De Curator, Haytema, HBM, SMB en [Verweerder5] hebben schriftelijk verweer gevoerd. Mr. [Advocaat] heeft ter zitting verklaard dat [Verweerder6] heeft laten weten niet in te stemmen met de aangeboden schuldregeling.
3. De beoordeling van het verzoek tot het vaststellen van een gedwongen schuldregeling
3.1.
De Curator, HBM, SMB en [Verweerder5] hebben zich in de eerste plaats op het standpunt gesteld dat [verzoeker] niet-ontvankelijk is in zijn verzoek, aangezien het verzoek niet in het verzoekschrift bedoeld in artikel 284, eerste lid Fw (verder: het wsnp-verzoek) is gedaan, maar pas nadat het wsnp-verzoek al was ingediend. Dit verweer wordt verworpen. Weliswaar bepaalt artikel 287a Fw dat de schuldenaar in het wsnp-verzoek de rechtbank kan verzoeken één of meer weigerachtige schuldeisers te bevelen in te stemmen met een vóór indiening van het verzoekschrift aangeboden schuldregeling, maar daaruit volgt niet dat de schuldenaar het wsnp-verzoek niet meer met een verzoek als het onderhavige kan aanvullen als dat wsnp-verzoek al is ingediend, maar daarop nog niet in eerste aanleg is beslist. Blijkens de wetsgeschiedenis bij artikel 287a Fw is het verzoek tot gedwongen schuldregeling het primaire verzoek en het wsnp-verzoek het subsidiaire verzoek en moeten beide verzoeken ter zitting behandeld kunnen worden ((MvA, Kamerstukken I 2006/07, 29942, C, p. 6). Nu [verzoeker] het verzoek tot het vaststellen van een gedwongen schuldregeling ruim voor de behandeling van het wsnp-verzoek heeft gedaan en beide verzoeken (dus) op dezelfde zitting behandeld konden worden, leidt het enkele feit dat het onderhavige verzoek niet in het wsnp-verzoek is opgenomen niet tot niet-ontvankelijkheid. De door de Curator, HBM, SMB en [Verweerder5] verdedigde opvatting zou betekenen dat verzoekers in een geval als dit hun initiële wsnp-verzoek zouden moeten intrekken onder het gelijktijdig indienen van een nieuw wsnp-verzoek waarin het verzoek om een gedwongen schuldregeling is opgenomen. Die zinledige gang van zaken kan de wetgever niet hebben beoogd.
3.2.
Het verzoek zal slechts kunnen worden toegewezen als De Curator, Haytema, HBM, SMB, [Verweerder5] en [Verweerder6] in redelijkheid niet tot weigering van instemming met de schuldregeling hebben kunnen komen, in aanmerking genomen de onevenredigheid tussen het belang dat zij hebben bij uitoefening van de bevoegdheid tot weigering en de belangen van [verzoeker] of van de overige schuldeisers die door die weigering worden geschaad.
3.3.
Uitgangspunt bij de toetsing in het kader van artikel 287a Fw is dat de schuldeiser die aanspraak maakt op volledige voldoening van de schuld door de schuldenaar niet snel het verwijt gemaakt kan worden dat hij misbruik maakt van zijn bevoegdheid.
Bij de beoordeling van de weigering van de schuldeisers om mee te werken aan het door [verzoeker] aangeboden akkoord zal de rechtbank betrekken de in de memorie van toelichting (Kamerstukken II, 2004/05, 29 942, nr. 3, p. 18) op artikel 287a Fw vermelde, aan jurisprudentie ontleende, omstandigheden die een rol kunnen spelen bij deze belangenafweging. Voor zover relevant in dit concrete geval zijn dat de volgende omstandigheden:
- is het schikkingsvoorstel door een onafhankelijke en deskundige partij getoetst (bijvoorbeeld een gemeentelijke kredietbank);
- is het schikkingsvoorstel goed en betrouwbaar gedocumenteerd;
- hoe groot is het aandeel van de weigerende schuldeiser in de totale schuldenlast;
- staat de weigerende schuldeiser alleen naast de overige met de schuldregeling instemmende schuldeisers.
3.4.
Vast staat dat het voorstel niet is getoetst door een onafhankelijke en deskundige partij, bijvoorbeeld een gemeentelijk kredietbank. Het voorstel is gedaan door een advocaat die in de eerste plaats de belangen van zijn cliënt behartigt en in die positie niet als onafhankelijke partij kan worden beschouwd. Dat geldt in dit geval te meer nu mr. [Advocaat] zijn cliënt gedurende langere tijd heeft bijgestaan in de betwisting van de vorderingen van een aantal van de weigerende schuldeisers en deze betwisting ter zitting slechts ten behoeve van de gedwongen schuldregeling heeft laten varen. Bovendien blijkt uit de ter zitting overgelegde cessie-overeenkomstverklaring dat mr. [Advocaat] belang heeft bij de door [verzoeker] gestelde vorderingen op een aantal van de weigerende schuldeisers. Dat [verzoeker] deze vorderingen inmiddels heeft overgedragen doet aan het belang dat mr. [Advocaat] heeft bij deze vorderingen niet af. Los van de onafhankelijke toetsing van het akkoord kan van een aantal van de weigerende schuldeisers niet zonder meer worden verlangd in te stemmen met een akkoord dat is voorbereid door een advocaat die verzoeker al zo lang in en buiten rechte bijstaat in zijn strijd tegen hen. Daarbij is niet van belang of die strijd gerechtvaardigd is of niet.
Daarnaast is het voorstel volgens de rechtbank onvoldoende goed en betrouwbaar gedocumenteerd, alleen al omdat naar de schuldeisers verschillende schuldenlijsten zijn gestuurd, maar ook omdat de gehanteerde vtlb-berekening dateert uit 2015 en de vtlb-berekening zelf ontbreekt. Schuldeisers die wordt gevraagd in te stemmen met een schuldregeling moeten er op kunnen vertrouwen dat het voorgelegde voorstel correct en actueel is.
De rechtbank stelt vast dat vijf van de negen schuldeisers niet met het voorstel van [verzoeker] akkoord zijn gegaan. Deze schuldeisers hebben een belangrijk aandeel in de totale schuldenlast (ruim 85%). Op basis van de thans overgelegde gegevens zou aanvaarding van het akkoord tot gevolg hebben dat zij slechts een betaling van 0,48% van hun vordering tegemoet kunnen zien.
3.5.
Op grond van het voorgaande hebben De Curator, Haytema, HBM, SMB, [Verweerder5] en [Verweerder6] in redelijkheid tot weigering van instemming met de schuldregeling kunnen komen. Daarbij wordt in aanmerking genomen dat het belang van de schuldeisers die wel met de schuldregeling hebben ingestemd, mede gelet op de hoogte van het prognoseaanbod niet opweegt tegen het belang van De Curator, Haytema, HBM, SMB, [Verweerder5] en [Verweerder6] om niet in te stemmen met de voorgestelde schuldregeling. Het verzoek om De Curator, Haytema, HBM, SMB, [Verweerder5] en [Verweerder6] te bevelen in te stemmen met de schuldregeling zal daarom worden afgewezen.
3.6.
Op het verzoek tot toelating tot de schuldsaneringsregeling zal bij afzonderlijke uitspraak worden beslist.

4.De beslissing

De rechtbank:
- wijst het verzoek af.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.S.J. Thijs en in het openbaar uitgesproken op 25 oktober 2016.