In deze zaak heeft de rechtbank Noord-Holland op 25 oktober 2016 uitspraak gedaan in een verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling, ingediend door de verzoeker op 6 juni 2016. De verzoeker heeft de rechtbank verzocht om de curator en een aantal schuldeisers te bevelen in te stemmen met een door hem aangeboden schuldregeling op basis van artikel 287a van de Faillissementswet (Fw). Tijdens de zitting op 18 oktober 2016 is de verzoeker gehoord, waarbij de betrokken schuldeisers hun verweer hebben gevoerd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verzoeker een totale schuld heeft van € 365.076,18 aan concurrente en preferente schuldeisers, en dat de curator en enkele schuldeisers niet akkoord zijn gegaan met het aangeboden voorstel.
De rechtbank heeft geoordeeld dat het verzoek tot gedwongen schuldregeling niet kan worden toegewezen, omdat het voorstel niet is getoetst door een onafhankelijke deskundige en de advocaat van de verzoeker niet als onafhankelijk kan worden beschouwd. Bovendien is het voorstel onvoldoende gedocumenteerd en hebben de schuldeisers die niet akkoord zijn gegaan met het voorstel een aanzienlijk aandeel in de totale schuldenlast. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de schuldeisers in redelijkheid tot weigering van instemming met de schuldregeling hebben kunnen komen, en heeft het verzoek van de verzoeker afgewezen. De beslissing over de toelating tot de schuldsaneringsregeling zal in een afzonderlijke uitspraak worden gedaan.